De begraafplaats was vermoedelijk reeds bij aanvang omhaagd. In 1860 werd gemeld dat de haag op veel plaatsen uitval vertoonde, in 1876 werden nieuwe aanplantingen uitgevoerd. In 1883 werd beslist de begraafplaats te vergroten. Deze uitbreiding gebeurde in twee delen: een deel aan de Bruggestraat (noordzijde) en een deel aan het huidige voetbalplein (oostzijde). Daarbij kreeg de begraafplaats de bestaande rastervormige indeling met een centrale west-oost georiënteerde hoofdas waarop de calvarie werd geplaatst.
De aanwezigheid van bomenrijen van beuk rondom de begraafplaats valt af te leiden uit de verkoop van het hout in 1898. Postkaarten uit het begin van de 20ste eeuw laten jonge, opgesleunde bomen zien. Vermoedelijk zijn de twee bomen op de voorgrond de twee bruine beuken die vandaag nog aanwezig zijn. Een foto uit de tweede helft van de 20ste eeuw geeft de huidige toestand weer. Aan de toegang staan beide beuken en ook de afsluitingshaag is duidelijk zichtbaar. Opvallend zijn ook enkele uitgegroeide zuilvormige bomen, vermoedelijk Italiaanse populieren.
Vandaag situeren de oudste bomen zich in de bomengroep rondom de calvarieberg en de bomenrijen aan de straatzijde van de Bruggestraat en de Sint-Jozefstraat. Daarbij dominere twee soorten: bruine beuk (Fagus sylvatica ‘Atropunicea’) en winterlinde (Tilia cordata). Verspreid over de begraafplaats zijn eveneens verschillende prieelberken aangeplant. De prieelberk werd vanaf de eerste helft van de 19de eeuw aangeplant op begraafplaatsen. De aanplanting van deze soort werd niet genoteerd, de ouderdom van deze bomen is dan ook niet gekend.
De begraafplaats is voornamelijk omhaagd met een geschoren ligusterhaag. Aan de noordzijde, op de grens tussen de begraafplaats en het terrein van de jeugdbeweging, groeit een bredere meidoornhaag. Op de perceelsgrens aan de zuidzijde bestaat de haag uit een storende afsluiting van klimop op een draadafsluiting.