is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteeldomein Ter Borcht
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Kasteeldomein Ter Borcht
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Kasteeldomein Ter Borcht: landhuis
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Kasteeldomein Ter Borcht: walgracht, boogruggen, hekken en torens
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteel Ter Borcht
Deze vaststelling was geldig van tot
Kasteel Ter Borcht met domein dat zich uitstrekt tussen de Ter Borchtlaan ten oosten en de Ingelmunstersteenweg ten westen tot aan de Kapellestraat ten zuiden, omgeven door de loop van de Devebeek en de Oude Devebeek. Thans herbestemd tot Vrij Instituut voor Lichamelijke Opvoeding (V.I.L.O.) met Sport- en Recreatiecentrum (nummer 29).
Het kasteeldomein Ter Borcht is de site van de oude heerlijke verblijfplaats "Ter Borcht" of "Ter Burgt". Dit was eertijds de hoofdheerlijkheid van Meulebeke en, net als het nabijgelegen Ingelmunster, een oud bezit van het prinselijk leenhof van Dendermonde dat door huwelijk in het bezit van het huis van Bethune komt. In 1215 wordt als "dominus de Molenbeka" Willem van Bethune vermeld, zoon van Willem en Mathilde van Dendermonde en gehuwd met Elisabeth de Pont-Rohand, die onder meer een kasteel te Roesbrugge bezit en kloosters sticht in Beveren-IJzer (1232) en Ieper (1240). Samen met zijn zoon Gillis, die hem circa 1244 opvolgt als heer van Meulebeke, sticht hij tevens circa 1242 zowel de "kapelle-ter-Meersch" op het grondgebied van Tielt als de "kapel van Hulswalle", oorsprong van de Tieltse deelgemeente Schuiferskapelle. In 1245 vermelden de schriftelijke bronnen reeds een nieuwe heer, Egidius de Bethunia. In 1289 verkoopt Thomas de Lille, zoon van Mathilde van Bethune en Robert II van Wavrin, het kasteel en de heerlijkheid van Meulebeke aan Thomas van Mortagne, heer van Rumes. Tot het bezit van de heren behoren onder meer een 40-tal achterlenen verspreid in de kasselrij Kortrijk, heerlijke renten en belangrijke domaniale rechten als onder meer het alleenrecht van jacht, de "doodcoop" en een eigen rechtbank met schepenbank of vierschare.
In oorsprong is het hof, in 1283 vermeld als "manoir", wellicht een bescheiden versterkte herenwoning op een omwalde motte met neerhof. In het prinselijke leenboek van Dendermonde wordt het domein omschreven als "wallen, moten, landt, bosch ende weeden, metter huyse van plaisantie daer op staende, vier bunderen en half luttel min ofte meer". In de loop van de middeleeuwen wordt het moerasgebied rond de (Oude) Devebeek geleidelijk drooggelegd door het omleiden van waterlopen en het graven van bijkomende afwateringsgrachten, waardoor onder meer de Borchtmeersen ontstaan. De oudste schriftelijke vermelding van "ten Borgt" dateert van circa 1330. In de loop van de 14de eeuw is de heerlijkheid Ter Borcht in handen van de familie Boonyn. Na de dood van Jan Boonyn in 1436 gaat deze over naar het geslacht vander Douve, dat de naam "van Meulebeke" aanneemt, waardoor de sterke band tussen het kasteeldomein en het dorp nog meer benadrukt wordt.
In 1433 eerste vermelding van de "muelene ter borch" die bij het kasteel hoort en gelegen is ten noorden ervan, op de hoek van de huidige Veldstraat en Spoorweglaan. Op het einde van de 15de eeuw komt de heerlijkheid in het bezit van het geslacht de Beer door huwelijk van Cornelia Veyse, dochter van Isabella Van der Douve en haar eerste echtgenoot Jan Veyse, met Jan de Beer. Deze is eerste secretaris van de Bourgondische hertog Karel de Stoute, zegelbewaarder, griffier van de Raad van Vlaanderen en tevens heer van onder meer Merkem, Grammene en Lendelede. Zijn zoon Filips kan in 1515 de heerlijkheid definitief kopen van Joos Veyse, oom van Cornelia Veyse. De familie de Beer blijft bezitter van de heerlijkheid Meulebeke tot het einde van de 18de eeuw en zal een belangrijke stempel op de Meulebeekse geschiedenis drukken, zie onder meer het familiewapen dat in het gemeentewapen is opgenomen. In de middeleeuwen doet het hof Ter Borcht vooral dienst als buitenverblijf. De staat van goed van Charles de Beer († 1578) maakt melding van het "huys van playsantie upde mote vande heerlichede van Muelebeke ommebracht ende besloten met een walbrugghe". De kelders van het kasteel bevatten onder meer een "bottelrie", een keuken, een kleine bakkerij en kuipen om vlees te bewaren. Op het gelijkvloers bevinden zich onder meer een "salette" behangen met "tapitserie", een "garderobe" en "contoir". Op de verdieping zijn er verscheidene slaapkamers met ledikanten voorzien van "behancxsel [...] ghesteken ende gewrocht metter naelde [...]", een "cnechtencamer" en zolders. In 1580 komt Jan de Beer, woonachtig te Brugge waar hij schepen en korte tijd burgemeester is, zich in Meulebeke vestigen.
Op het einde van de 16de eeuw richt hij in Marialoop de kapel van Onze-Lieve-Vrouw ter Ruste op, volgens de legende omdat hij gered wordt bij een aanval door een wild dier tijdens de jacht. Op de kopergravure getiteld "Praetorium domini de Muelebeke familiae de Beer" opgenomen in "Flandria Illustrata" van Antoon Sanderus (1641-1644), staat op de voorgrond het omwalde kasteel Ter Borcht afgebeeld als een rechthoekig volume van twee bouwlagen onder zadeldak, met blinde noordgevel en west- en oostgevel uitgewerkt onder trapgevel. De westgevel telt drie traveeën met vensters op elke bouwlaag en in de dakverdieping. Aan oostzijde sluit een lager bijgebouw aan. Tevens zijn de omliggende tuinen, gronden en beboomde rechte dreven weergegeven. Ook op de overzichtskaart van de kasselrij Kortrijk opgemaakt door landmeter Lodewijk De Bersaques in 1641, wordt het kasteel Ter Borcht schematisch weergegeven. Vermoedelijk halverwege de 17de eeuw verdubbelt het kasteel in omvang, waarbij een gelijkaardige noordelijke vleugel wordt opgetrokken. Wellicht dateert ook de toegangspoort met de twee achtkantige wachttorentjes uit deze periode. In het landboek van 1654-1656 wordt het hof beschreven als "een eecken ende esschen planterije wesende den ommeloop van het casteel ende nederhof met de mote ende wallen daer het casteel op staet paelende oost de deeve suyt west ende noort syn selfs meersch ende boogaert noch noort het naervolghende moeyhof daeraf de planterije [...] ende het neerhof [...] met de wallen [...]". Op de bijhorende kaart wordt aan de zuidzijde van de door bomen omzoomde "Dreve van 't casteel naer de plaetse" het kasteeldomein weergegeven met brug over de Devebeek, beboomde toegangsdreef, toegangspoort met twee flankerende wachttorentjes, omwald kasteel met dubbele puntgevel - dit zijn de schematisch weergegeven trapgevels -, omwald neerhof met losstaande gebouwen en duiventoren centraal op het erf, omwalling omheen motte en neerhof, de nabijgelegen "Borchtweede" ten oosten, de "moyhof" ten noordoosten en de aangrenzende boomplanterijen. Een kleine, haakse wegel of de - thans verdwenen - "Brielstraat" recht tegenover de ingang naar het kasteel geeft verbinding met de huidige Veldstraat, waar zich eertijds de bij het kasteel horende Borchtmolen bevindt. Het kasteeldomein vormt de kern van de "Borchtgilde", één van de oude wijken waarin het grondgebied van Meulebeke in de middeleeuwen is ingedeeld.
Op 13 augustus 1655 verheft Filips IV de heerlijkheid Meulebeke of Ter Borcht tot baronie als dankbetoon aan Nicolas de Beer, hoofdbaljuw van de stad Gent, die jarenlang in het Spaanse leger gediend heeft. Tijdens de 17de-eeuwse militaire terreur wordt het kasteel jarenlang bezet, waarna de schade wordt hersteld. Onder baron Robert-François de Beer breiden de familiebezittingen zich uit met onder meer de heerlijkheden "Vriese", "Uytneminghe", "Houderich", "Opperammanschap", "Schaluwen", "Halewijnsche", "Ten Ackere", "Ayschove" in Kachtem, "Walle" in Pittem, "Emsrode" en "Ter Helst" in Moorsele. Hij is tevens heer van Moorsele en Gracht en eigenaar van de Borchtmolen, enkele grote hofsteden en vele landerijen. Tijdens de Negenjarige Oorlog (1688-1697) wordt het kasteel in 1692 door geallieerde troepen ingenomen, doch twee jaar later opnieuw veroverd door de Fransen op hun tocht naar Wakken. In 1715 laat baron Nicolas de Beer een nieuwe kasteelkapel bouwen in de Kapellestraat, eertijds gekend als onder meer "Kapel van Schreiboom", "'t Kapelletje van de Dreeve" of "Kapel Ten Troost", in 1756-1758 herbouwd tot kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand en in 1772 uitgebreid. In 1722 verwerft hij ook nog de heerlijkheid "Bosterhout" met de bijhorende molen, het "Goed Ter Lucht" (zie Elbestraat 44) en in 1735 de baronie van Moorsele. Nog voor het overlijden van Gaspar de Beer in 1728 wordt zijn zoon Robert François baron van Meulebeke. Deze wordt op zijn beurt opgevolgd door zijn oudste zoon Filips Alexander.
In 1738 wordt het domein beschreven als het kasteel met neerhof, tuinen, boomgaard, dreven, grote weide achter het kasteel, een bos genaamd "Veninbosch", een kleine weide nabij de Steenstraat, een konijnenbos en nog een bos aan de noordelijke kant van de grote dreef. Het renteboek ten Doorne van 1757 toont het kasteel met dubbele puntgevel geflankeerd door een kleinere gevel met bekronend daktorentje en toegang in de noordgevel. In de jaren 1760 hoort bij het kasteeldomein een warande of jachtpark met klein wild (zie Warandestraat). Ondanks drie huwelijken sterft Filips Alexander de Beer kinderloos en in 1768 gaat de baronie over naar zijn broer kanunnik Jean Joseph Ghislain Ernest de Beer, die in 1780 de kasteelkapel laat verfraaien. Omwille van de moeilijke financiële situatie schenkt hij in hetzelfde jaar zijn heerlijkheid en gronden te Meulebeke aan de zoon van Nicolas de Lens en zijn zus Livina de Beer. De laatste feodale heer van Meulebeke is Robert Maria Alexander de Lens, heer van onder meer Ooigem en Bavikhove, wiens zoon Philippe de Lens na zijn dood omwille van de opheffing van de heerlijke rechten en renten vele bezittingen verkoopt. De kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden door graaf Joseph-Jean de Ferraris (1770-1778) geeft het domein van het dubbel omwalde kasteel weer met moestuingronden en boomgaarden, in essentie ten noorden en ten oosten van het opperhof. Rond het domein wordt nog een omvattende smalle grachtstructuur aangegeven. In zuidelijke richting is over de valleigronden van de Devebeek een lange dreef gesitueerd die uitmondt in een formeel knooppunt van korte dreven. De meest zuidelijke dreef is gericht naar de kapel van "Notre Dame de Bon Secours". Ten noorden van de site is de "Borght Molen" afgebeeld, evenwel verwisseld van naam met de Bosterhoutmolen (zie Bosterhoutstraat), met aansluitend, het opvallende assenparkje van de warande met kruisende dreven (zie Warandestraat). Bij de inval van de Franse troepen in 1794 worden militairen in het kasteel ingekwartierd. Circa 1813 maakt kunstschilder Serafijn Vermote (Moorsele, 1788 - Kortrijk, 1837) een tekening van het "Chateau du Baron de Lens de Meulebeke [...]" met zicht op de oostgevel, voorzien van diverse uitbouwen onder trapgevels, en op de zuidgevel met de aangebouwde kapel.
In 1819 komt het kasteel in handen van Leonard Anthone Loncke, een koopman uit Meulebeke. Zijn dochter Barbara trouwt met Leo Thienpont, dokter te Tielt met domicilie te Oudenaarde, die in 1856 op het kasteel komt wonen. Op het primitief kadasterplan (circa 1830) wordt het domein van het "Kasteel van Meulebeke" weergegeven met toegangsdreef, walgrachtbrug, omwald opperhof met twee L-vormige volumes aan de oostzijde, het kasteel op vierkant grondplan met kapel en sacristie aan de zuidzijde, omwald neerhof aan de westzijde met L-vormig volume ten zuiden, twee geschakelde volumes ten westen en een duiventoren centraal op het erf, boomgaard ten noorden en omliggende hooilanden en bossen. Ten noordoosten bevinden zich vermoedelijk ook de moestuingronden van de vroegere "moyhof". Op de kaart van P. Vander Maelen (circa 1850) is het verbindingswegje naar de Borchtmolen doorbroken door de in 1854 aangelegde spoorlijn Tielt - Ingelmunster. Het kadaster registreert in 1860 een grondige verbouwing van het kasteel, waarbij het zijn huidige neoclassicistische uitzicht met aangepaste interieuraankleding krijgt. De twee L-vormige gebouwen bij de toegang worden afgebroken, de westelijke trapgevels worden naar eigentijds model verbouwd, de trapgevels aan de oostzijde worden gerestaureerd en uitgebreid met twee aanbouwen naast de doorrit en de kasteelkapel wordt aangepast. In 1881 gebeurt een grenswijziging van de noordelijke percelen van het domein bij de rechttrekking van zowel de Ingelmunstersteenweg als de huidige Baronielaan. Deze wijziging gaat gepaard met een uitbreiding van het grachtensysteem aan de westzijde van het neerhof en een wijziging aan de noordzijde. Wellicht wordt kort na deze grenswijziging ook de kasteelomgeving heringericht, waarbij het (moes)tuinaspect evolueert naar een verruimde parkaanleg in Engelse landschapsstijl, met een parkbosgedeelte ten noorden en ten noordoosten van het opperhof en een parkbosgedeelte ten noorden van het neerhof. In het parkbosgedeelte ten noorden van het opperhof is een zichtas opengewerkt die uitgeeft op de Borchtmolen. In het zuidelijke valleigebied van de Devebeek overheerst een lange, strakke dreefstructuur die uitgeeft op een resterend loofbos.
In 1907 registreert het kadaster de omvorming van het boerenhuis en de bijgebouwen op het neerhof tot "landgebouw"; omstreeks deze periode verdwijnt ook de duiventoren. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verblijft de Duitse commandant in het kasteel. In 1919 is de nieuwe en tevens laatste kasteelbewoner kunstschilder Edgard Van Baveghem (Dendermonde, 1880 - Meulebeke, 1952), tevens burgemeester van Meulebeke van 1921 tot 1927 en gehuwd met Maria Thienpont, de kleindochter van Leo Thienpont, na wiens dood in 1941 hij het vruchtgebruik van het kasteel verwerft. Als amateuraannemer ontwerpt Van Baveghem enkele ongewone prefabwoningen, waarbij hij experimenteert met het gebruik van gewapend beton, muren laat optrekken uit holle betonplaten en gevels voorziet van opvallende ornamentiek. De prefabelementen laat hij op een werf bij het kasteel uitvoeren. De meeste van deze realisaties worden opgetrokken op landerijen in zijn bezit of van zijn familie. In 1935 decoreert hij tevens het interieur van de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand met figuratieve muurschilderingen. De Borchtmolen, die in 1937 door een storm zwaar beschadigd raakt en té grote herstellingswerken vergt, wordt eind jaren 1930 afgebroken.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog bezetten de Duitsers opnieuw het kasteel Ter Borcht en tevens de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand. Na de dood van Edgar Van Baveghem in 1952 blijft zijn tweede echtgenote Zoë Vanhove tot 1957 op het kasteel wonen. In 1965 wordt het ruim 17 ha grote kasteeldomein met aanpalende weiden en landerijen door het gemeentebestuur aangekocht. De Borchtmeersen aan de oostzijde van het domein worden verkaveld tot een villawijk, de zogenaamde "Borchtwijk". Voornamelijk op initiatief van Leon Abeele, schepen en later burgemeester van Meulebeke, wordt een groot sportcentrum op het kasteeldomein uitgebouwd. Het kasteel wordt ter beschikking gesteld van het Vrij Instituut voor Lichamelijke Opvoeding (V.I.L.O.), dat zijn oorsprong vindt in de in 1946 gestichte Nationale School voor Lichamelijke Opvoeding, met vestigingen achtereenvolgens in Helkijn, Ieper en Gits.
Reeds in 1966 wordt een schoolgebouw opgetrokken op de plaats van het voormalige neerhof, waar twee gebouwen worden gesloopt. Bij de herbestemming van het kasteel tot internaat worden naar verluidt onder leiding van architect Ferdinand Vergote (Meulebeke), diverse functionele ingrepen uitgevoerd, onder meer aanbrengen van een betonnen trap na verwijdering van de bestaande trap en van een verbinding tussen traphal en kapel, indeling van de zolderverdieping in kamertjes en omvorming van de poortdoorrit en de stallen tot respectievelijk sporthal en conciërgewoning. Tevens wordt in 1968 aan de zuidzijde een nieuwe eetzaal gebouwd. In 1969 wordt het nieuw gebouwde jongensinternaat betrokken en het resterende gebouw van het neerhof wordt gehalveerd.
In 1972 krijgt het internaat een bijgebouw aan de oostzijde, worden de laatste restanten van de neerhofgebouwen afgebroken en het westelijke grachtsysteem met verbinding naar de Devebeek gedempt. In de jaren 1970 wordt op de weiden ten zuiden van het kasteel het Sport- en Recreatiecentrum Ter Borcht uitgebouwd. In een eerste fase (1970-1973) gebeuren de grondwerken, met name aanleg van een ringkanaal met visvijver, sportvelden en speelplein en aanplanting van bijkomende groenzones naast het bestaande kasteel- en kapellebos. Hierbij worden de zuidelijke delen van de oorspronkelijke dubbele walgrachtstructuur vergraven. Tevens voorziet men een toegangsweg vanaf de Ingelmunstersteenweg met bouw van enkele nutsgebouwen, met name een elektriciteitscabine en een bergplaats (gesloopt in 1981), vergroot men de bestaande gascabine in de noordoostelijke hoek en richt men een kleine sanitaire installatie in. In een tweede fase (1974-1979) wordt het gebouwencomplex met sporthal, overdekt zwembad en instructiebad, overdekte tribune, judozaal, saunabad, cafetaria, kleedkamers, sanitair en technische ruimtes gerealiseerd. Parallel aan deze ontwikkeling wordt ook de brede Ter Borchtlaan aangelegd. De officiële opening van het Sport- en Recreatiecentrum Ter Borcht vindt plaats op 20 oktober 1979.
In de jaren 1980 wordt het gebouwencomplex van het V.I.L.O. verder uitgebreid omwille van het invoeren van het gemengd onderwijs, onder meer met een eerste internaatsgebouw voor meisjes (1982), de aanbouw van een reftervleugel (1982), bouw van een restaurant (1983), een eerste bouwfase van het huidige meisjesinternaat en de grondige verbouwing van het jongensinternaat, waarbij de leslokalen door kleinere kamers worden vervangen (1983-1985). In deze periode tevens aanleg van een weg langs het parkdomein en van bijkomende voetbal- en tennisvelden en een paardendressuurpiste langs de Ingelmunstersteenweg. Een paardenstal wordt ten noordwesten van het domein opgericht.
In de jaren 1990 wordt de tweede bouwfase van het meisjesinternaat gerealiseerd (1992), het zwembad vernieuwd na brand in de sauna (1992), het klasgebouw gerenoveerd (1994) en een joggingpad, mountainbikeroute en skatepark aangelegd. Bij waterbeheersingswerken in 1995-1997 wordt het water van de Devebeek via de verruimde gracht langs de dreef afgeleid naar het walgrachtrestant rond het kasteel om via een overdekt kanaaltje terecht te komen in de omgeleide Devebeek ter hoogte van de Ter Borchtlaan. De laatste jaren zijn er enkele werken aan het kasteel gebeurd waarbij onder meer de functionele ingrepen van de jaren 1960 worden hersteld naar de oorspronkelijke toestand. Tevens wordt het jongensinternaat uitgebreid met een nieuwe vleugel met polyvalente ruimtes, kamers en studiezalen; in een latere fase voorziet men een grondige renovatie van het bestaande internaatsgebouw.
Toegang tot kasteeldomein via vernieuwde brug met buisleuning ter vervanging van brug gedateerd "1874" en gesigneerd "E.V." (Emiel Vierstraete), die is weggehaald in 1997. Verdwenen hoog ijzeren hekken aan de straat. Zuidwaarts lopende dreef met gracht aan de oostzijde en geflankeerd door es, linde, beuk, esdoorn en twee hulstmassieven. Dubbele, verankerde bakstenen boogbrug met recentere geasfalteerde wegbedekking, aan weerszijden afgezet met natuurstenen dekplaten, waarboven fraai geajoureerde, smeedijzeren borstwering.
Poortgebouw gemarkeerd door twee achthoekige wachttorentjes met leien spits, die het fraai gestileerde, tweedelige smeedijzeren hekken met rechte stijlen flankeren. De torens, vermoedelijk daterend uit de late 16de of eerste helft 17de eeuw, zijn opgetrokken uit baksteen en hebben hoeken en schietgaten afgewerkt met natuurstenen (zandsteen) blokken. Ter hoogte van de eerste bouwlaag zit aan elke zijde een schietgat met een ronde opening in het midden. Aan de oostelijke toren is een smeedijzeren klokkenstoel bevestigd. Aan de achterzijde van elke toren is een recenter deurtje ingezet.
Aan de westzijde van de oprit bevindt zich de site van het voormalige neerhof, thans volledig aangepast aan de nieuwe schoolfunctie met gebouwen uit de tweede helft van de 20ste eeuw. Vanop deze site geeft een dubbele bakstenen boogbrug met recentere geasfalteerde wegbedekking toegang tot het opperhof met het kasteel. Toegang geflankeerd door twee hoge vierkante natuurstenen sokkels, bekroond met gietijzeren zuiltjes voorzien van een uitgewerkt basement, een met bloemmotieven versierde schacht, een composietkapiteel en een bolbekroning met pin. De smeedijzeren borstwering van het brugje, gevat tussen twee vierkante natuurstenen sokkels, is opgebouwd uit elegante zuiltjes versierd met voluten. Ingang tot de motte geflankeerd door heestermassieven van aucuba.
Resterende omwalling van onder meer de noordelijke en zuidelijke arm, laatst genoemde opgenomen in de ringgracht. Op de motte zijn diverse bomen te vinden, onder meer els, linde, valse acacia, paardenkastanje, Japanse notelaar en plataan. De onderbegroeiing bestaat uit klimop. Vermeldenswaardig is de oude beuk aan de toegang.
Het gebied ten westen van de toegangsdreef bezit een vrij authentiek bomenbestand van beuk en linde, evenwel met spontaan gevestigde esdoorn. Bij de vochtige oevers van de grachten komt paardenkastanje voor.
Park ten oosten van de toegangsdreef met restant van vroegere zichtas en gevarieerd en opmerkelijk beter bewaard bomenbestand: tamme kastanje en witte paardenkastanje, valse acacia, peer, beuk en linde. Vermeldenswaardig zijn een oude eik, gelegen bij de samenvloeiing van ringgracht en mottegracht, en twee oude haagbeuken. De rijke onderbegroeiing bestaat vooral uit taxus en hulst. Bij de eik bevindt zich een voormalige bewaarkelder.
De waterbeheersingswerken aan de Devebeek in de jaren 1990 hebben een belangrijke impact gehad op de twee parkgedeelten. Heel wat oude bomen zijn geveld en de gracht langs de dreef is gevoelig uitgediept ten koste van de oeverbegroeiing. Recente herstelbeplantingen zijn uitgevoerd, onder meer met bruine beuk.
Kasteel. Het huidige kasteel Ter Borcht klimt in kern op tot de 17de eeuw, zie onder meer volume, dakhelling, trapgevels aan de oostzijde en dakgebinte, met noordelijke vleugel van jongere datum dan de zuidelijke. Op de zuidwestelijke hoek van het zuidelijke volume baksteenparement met natuurstenen hoekblokken zichtbaar onder (losgekomen) cementering, eenzelfde materiaalgebruik als de twee wachttorentjes aan de toegang. De tegen de zuidgevel aangebouwde kapel met sacristie dateert uit de tweede helft van de 18de eeuw en is aangepast in 1860. Thans vertoont het kasteel een voornamelijk 19de-eeuws uitzicht, zie de neoclassicistische vormgeving, gevelafwerking en interieuraankleding, alle omstreeks 1860 gerealiseerd.
Exterieur. Kasteel bestaande uit twee evenwijdige en aan elkaar gebouwde vleugels van twee bouwlagen onder afzonderlijke zadeldaken (leien). Westgevel, huidige voorgevel, getypeerd door dubbel halsgevelfront van twee keer drie traveeën en twee bouwlagen. Top- en aanzetstukken van beide halsgevels voorzien van zinken vaasbekroning. Bepleisterde baksteenbouw op geprofileerde natuurstenen plint; begane grond voorzien van pseudo-bossage, strekgewijs boven muuropeningen, met alternerend effen vlakken en frijnslag. Doorlopende kordonlijsten. Gekorniste kroonlijst op voluutvormige uitgelengde consoles, eveneens ter ondersteuning van de balkons met gietijzeren leuningen, die aansluiten bij de rondboogvormige dakvensters, voorheen serlianavensters. Tussen de consoles afwisselend een gebogen fronton en rechthoekige spiegels met uitgespaarde hoeken waarin rozetten. Segmentbogige (begane grond) en rechthoekige (bovenverdieping) muuropeningen (T-ramen) gevat in natuurstenen, onder meer geheel of deels geriemde omlijsting. Verwijderde vensterluiken. Toegang in vierde travee via bordestrap van drie (onder meer afgeronde) natuurstenen treden en vleugeldeur met segmentbogig bovenlicht.
Noordelijke langszijgevel van zeven onregelmatige traveeën, bepleisterd en analoog uitgewerkt als westgevel. Geprofileerde houten gootlijst, waaronder dito tandfries. Soberder uitgevoerde zuidelijke gevel, waarvan het oorspronkelijk gelijkvloers grotendeels verloren is gegaan door de aanbouw van de nieuwe eetzaal in 1983, een glas- en betonconstructie. Onversierde bovenvensters. De mezzanino is afwisselend opgebouwd uit verzonken rechthoekige vlakken en halve venstertjes.
Ter hoogte van de eerste en de tweede travee van de zuidgevel, aanleunende kapel en bijhorende sacristie, daterend uit de tweede helft van de 18de eeuw en aangepast in 1860. Eenbeukige kapel van een travee onder leien zadeldak; bekronende houten dakruiter. Verankerde, witgekalkte baksteenbouw op grijsgeschilderde plint. Getoogde vensteropening in westgevel. Aanleunende sacristie, een lager rechthoekig gebouwtje onder leien zadeldak met dakschild in aansluitende bouwtrant en ramen voorzien van diefijzers.
Oostgevel gevormd door twee verankerde en vlakgepleisterde trapgevels, elk voorzien van twee rechthoekige zoldervensters en bekroond door bakstenen schoorstenen met horizontale en verticale profielen, laatst genoemde door middel van overhoeks geplaatste bakstenen. Tegen de oostgevel, de 19de-eeuwse aangebouwde doorrit voor koetsen. Gecementeerde baksteenbouw van twee bouwlagen onder zadeldak, opgevat als driehoekig fronton. Geprofileerde houten gootlijst met tandfries. Uitgesproken neoclassicistisch karakter door onder meer drie gekoppelde rondboogvensters met halfzuiltjes op de penanten en grote oculus in top. Gebruik van natuursteen voor onder meer plint en doorlopende banden. Decoratief paneel in stucwerk onder de vensterpartij. Westelijke toegangspoort verdwenen in de jaren 1960 bij de verbouwing en uitbreiding van de twee flankerende aanbouwen om er de conciërgewoning in onder te brengen. Korfbogige zijdoorritten op imposten onder rechte geprofileerde kroonlijst; aan noordzijde, muurdammen en zwikken versierd met casementen in frijnslag, aan zuidzijde eenvoudiger uitgewerkt.
Interieur. Toegang in de westgevel leidt naar de traphal, waar de huidige betonnen bordestrap een houten wenteltrap vervangt waarvan de inplanting nog herkenbaar is in de witmarmeren bevloering met tegels van diverse formaten. Centraal, nieuw aangebrachte betonnen pijler. Aan zuidzijde van de traphal, toegang via deels beglaasde vleugeldeur tot de kasteelkapel gewijd aan Sint-Nicolaas. Deze kapel wordt in 1780 verfraaid op initiatief van kanunnik Jean Joseph Ghislain Ernest de Beer, die onder meer de Naamse "maître-marbrier" Dieudonné De Lair een nieuwe tegelvloer en de altaartreden in verschillende marmersoorten laat vervaardigen. Bepleisterde en geschilderde wandafwerking overwelfd door tongewelf met sierlijsten en -motieven in stuc. Houten, van marmerimitatie voorzien 18de-eeuws altaar met convexe wanden, op de hoeken versierd met vergulde rocaillemotieven en puttihoofdjes; centraal medaillon met Christusbuste in vlak reliëf.
Aan noordzijde van de traphal, paneeldeur naar benedensalon (thans ontvangstkamer), waarvan plafond verdeeld door centrale moerbalk en voorzien van geprofileerde, omlopende sierlijst met vergulde rozetten. Zwartmarmeren schouw met voluutwangen; witgeschilderde schouwboezem voorzien van decoratie in empirestijl, zie twee slanke zuiltjes met vergulde basis en palmbladkapiteel, waartussen spiegel met vergulde lijst bekroond door verdiept paneel met dito decoratie van leeuwenkop in eikekrans uitlopend in bladwerk. Parket in visgraatmotief. Aangrenzend aan de westzijde, klein bureel. Aansluitend aan de traphal, gang met witmarmeren vloer geritmeerd door halfzuilen die een rondboog dragen.
Aangrenzende vertrekken heringericht ten behoeve van de schoolfunctie, onder meer keuken en eetzaal. Bewaarde sporen van de 19de-eeuwse aankleding zijn onder meer stucplafonds, sierlijsten, marmeren schouwen (onder meer in de eetzaal) en schrijnwerk. De gang geeft aan de oostzijde uit op de voormalige koetsdoorrit, ingedeeld door middel van dragende wandpilasters met vierkante sokkel, composietkapitelen en panelen met centrale rozetten waarin leeuwenkoppen. Sterk geprofileerd lijstwerk en rijkelijk plafondstucwerk, onder meer diverse blad- en bloemmotieven en rosassen.
Grote segmentbogige poortopening in geprofileerde natuurstenen omlijsting, voorheen uitgevend op de achterzijde van het kasteel, thans ingevuld met nieuwe, deels beglaasde dubbele deur als toegang tot het recenter toegevoegd sanitair blok. Op de verdieping, aan de noordzijde van de traphal, groot bovensalon met plafond verdeeld door twee moerbalken en rijkelijk versierd met onder meer rosassen en blad- en rocaillemotieven in stucwerk. Wanden voorzien van sokkellambrisering met lijstwerk. Rechtover de bruinmarmeren schouw met voluutwangen, blinde muurnis geflankeerd door twee pilasters, centraal op de schacht versierd met rozet en bekroond door Ionisch kapiteel met bloemenslinger. Daarachter, voormalige slaapkamer met onder meer plafondvelden tussen moerbalken, grijsmarmeren schouw met schelpmotieven, voluutwangen en cartouche; boezem versierd met stucwerk, met name vlakke pilasters waartussen rechthoekig lijstwerk voorzien van ingepaste spiegelbooglijst met ruitversiering in het boogveld.
Aan de zuidzijde van de gang, tweede slaapkamer met witmarmeren schouw met versierde boezem, met name spiegelbooglijst tussen pilasters met Korinthische kapitelen.
Daarachter, huidige woonkamer van de beheerder met eenvoudige zwartmarmeren schouw en omlopende plafondsierlijst. Eiken dakgebinte opgebouwd uit een door korbelen ondersteunde hanebalk die de makelaar draagt, met daksporen rustend op een gording. Getelmerkte balken verbonden door middel van deuvels.
Kelders met witgekalkt tongewelf en natuurstenen tegelvloer onder oudste vleugel en koetshuis.
In noordoostelijke hoek van het kasteeldomein, bakstenen nutsgebouwtje (gascabine) onder zadeldak met zwartgeglazuurde pannen. Ten westen van de omwalde kasteelsite, recente school- en internaatsgebouwen van het V.I.L.O. Ten zuiden, recreatief domein met onder meer sporthal, overdekt zwembad, stadion, dressuurpiste, visvijver, voetbal- en tennisvelden, wandelpaden, speelweide, joggingpad, mountainbikeroute en skatepark.
Bron: CALLAERT G. met medewerking van BOONE B. & MOEYKENS S. 2008: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Meulebeke, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL38, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
In de inventaristekst wordt vermeld dat Thomas de Lille, die het goed verkocht in 1289 aan Thomas van Mortagne, de zoon was van Mathilde van Bethune en Robert II van Wavrin. Dit klopt echter niet: Thomas de Lille (of Thomas van Rijsel) was de zoon van Mathilda van Mortagne en ridder Jean III van Rijsel, burggraaf van Rijsel. Ook de familie van Willem van Bethune had banden met de familie van Mortagne. Zijn dochter Johanna was gehuwd met Evrard V Radulf van Mortagne.
Is deel van
Baronielaan
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteeldomein Ter Borcht [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/89996 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.