Gruitrode wordt voor het eerst vermeld in 1078 als Roda, etymologisch een verwijzing naar een gerooid bos en tegelijkertijd naar de manier waarop het dorp ontstond: als een ontginning in een bos, in dit geval het Roderbos, zoals verder beschreven.
Deze "-rode"-nederzettingen zijn vrij late vestigingen, nooit ouder dan de 9de eeuw. Pas rond de tweede helft van de 13de eeuw komt de naam Gruytroede voor, naar Sint-Gertrudis, patrones van de parochie.
Gruitrode is een Kempische gemeente, gelegen op het Kempisch Plateau; de dorpskern, het noordelijk en noordwestelijk deel van de gemeente behoren tot het traditionele landschap Land van Peer en Meeuwen, de zuidrand, het zuidoostelijk en het oostelijk deel tot het Limburgs heide- en bosgebied. De 15 à 20 meter hoge steilrand van het Kempisch Plateau vormt een gedeelte van de noordoostelijke grens van de gemeente.
Gruitrode ontstond volgens het typisch Kempische stramien als een rivierdalnederzetting op de noordelijke valleiwand van de Itterbeek, wat zoals steeds aanleiding gaf tot een straatdorppatroon. De Itterbeek ontspringt ten westen van het dorpscentrum. De Eetsevelderbeek heeft haar bron eveneens op het grondgebied van de gemeente, en haar vallei vormt de noordgrens met Wijshagen en Bree. Op de grens van Gruitrode met Opitter mondt de Eetsevelderbeek in de Itterbeek uit, die hier de Vlakte van Bocholt instroomt. Het valleiengebied vormt de landschappelijke ankerplaats Valleien van Itterbeek en Eetsevelderbeek van Gruitrode tot Opitter. Beide beken sneden een smalle vallei uit in het Kempisch Plateau. Het grondgebruik in deze beekvalleien wordt van oudsher gekenmerkt door vochtige beemden als hooi- en weiland gebruikt (confer Ferrariskaart, 1771-77). Tot 1940 werd het merendeel van de valleien op deze manier in cultuur gebracht. Na de Tweede Wereldoorlog raakten veel van de hooilanden in onbruik; ze werden aangeplant met populieren, verruigden tot rietlanden of evolueerden terug tot elzenbroekbossen of laagvenen. Op de hogere valleiflanken en de plateaurand komen oude loofbossen en recentere naaldhoutbossen voor. Het historische akkerareaal van de gemeente bevond zich aan weerszijde van de vallei, op de hoger gelegen delen.
Dit ontgonnen areaal besloeg slechts een klein deel van het grondgebied. Het grootste deel werd ingenomen door de onontgonnen heidegebieden, in gebruik als gemene gronden. Deze zogenaamde Gruitroderheide was één van de grootste heidegebieden in de Limburgse Kempen. Ze ontstond op de gebruikelijke wijze vanaf de prehistorie door overbeweiding en overexploitatie van het primaire bos, het Gruitroderbos of Roderbos, dat in de middeleeuwen een oppervlakte van circa 5.000 hectare besloeg; het bestond toen voornamelijk uit kreupelhout van eik. 2.575 hectare ervan lagen op het grondgebied van Gruitrode. Het was een gemene bezitting van de omliggende dorpen, waarvan de eigendomstoestand zeer oud moet zijn, en opklimmen tot de stichting van deze dorpen. Hoewel de gronden feitelijke bezittingen van de heren waren, werd het een soort verworven recht van de dorpelingen er gebruik van te maken, en nog later werden zij als werkelijke eigendommen van deze gemeenten beschouwd. Een grensafbakening is reeds bekend van 1390; op dat ogenblik verbonden de drie dorpen, waarover deze heide zich uitstrekte -Gruitrode, Neeroeteren en Opitter- zich ertoe de Gruitroderheide te behouden en te beschutten tegen al wie hen het bezit ervan zou betwisten, en elkaar hierin hulp te bieden indien nodig. In een streek met weinig vruchtbare gronden waren deze heidegebieden van vitaal belang voor de bewoners: zij dienden als weidegebieden voor het vee, en leverden allerlei materialen voor veevoeder en brandstof. Naast de hogervermelde beemd- en akkerarealen vormden deze woeste gronden een onontbeerlijk bestanddeel in de historische landbouweconomie van de Kempen. Vanaf het midden van de 19de eeuw, met als belangrijkste stimulans de wet van 27 maart 1847, die de gemeenten verplichtten hun gemene gronden te verkopen om de ontginning te bevorderen, werden deze heidegebieden met naaldhout bebost. Voor de Gruitroderheide gebeurde dit nadat zij in 1853 verdeeld werd over de gemeenten Gruitrode, Opitter, Opoeteren en Neeroeteren en door deze gemeenten aan particulieren werd verkocht. Dat in het derde kwart van de 19de eeuw dit bebossingproces grotendeels voltooid was toont de stafkaart van het Dépôt de la Guerre (1878). In Gruitrode bleven tot op heden een groot deel van deze bossen bewaard, zij beslaan nog steeds circa 1.589 hectare (één derde van het grondgebied), in het zuiden en zuidoosten van de gemeente (Ophovenerheide, Gruitroderbos, Solterheide). De bebossing gebeurde volgens een strakke, in het landschap behouden gebleven geometrie.
Er bleven ook een aantal heiderelicten bewaard, voornamelijk in de landschappelijk belangrijke ankerplaats Duinengordel van Opglabbeek-Gruitrode, een langgestrekte landduinengordel gelegen op de grens tussen Gruitrode en Opglabbeek. Het is één van de grootste duinencomplexen in de Limburgse Kempen, 5 à 6 kilometer lang en 500 meter breed. Deze duinen staan duidelijk weergegeven op de Ferrariskaart (1771-77). De Oudsberg is de hoogste top van het massief en steekt bijna 40 meter boven het Kempisch Plateau uit. Landduinen zijn één van de meest dynamische landschapselementen. De actuele duinen zijn minstens gedeeltelijk ontstaan door menselijke activiteit, en niet uitsluitend voortkomend van een ouder duinmassief uit het Laatglaciaal. Verwaaiing na overexploitatie en onoordeelkundige ontginning tot akkers in de middeleeuwen heeft hierbij een rol gespeeld. Winderosie was een gevreesd verschijnsel in de Kempen, dat bestreden werd met houtwallen. Thans zijn de duinen deels gefixeerd door de bebossing. Enkele duinen, waaronder het Heilig Boske en de Oudsberg, werden niet beplant en konden verder evolueren. Op archeologisch gebied zijn deze landduinen een waardevolle zone: er werden vondsten gedaan uit steen-, brons- en ijzertijd, alsook uit de Romeinse tijd en middeleeuwen.
Het noordelijk deel van het grondgebied werd in de loop van de 19de eeuw volledig omgezet in landbouwgebied. De landbouw evolueerde in de loop van de eerste helft van de 20ste eeuw van akkerbouw naar intensieve veeteelt (hokdieren) en in mindere mate rundveehouderij, met bijhorend grasland en voedergewassen als bodemgebruik.
Gruitrode wordt gevormd door vijf historische buurtschappen of heerdgangen: het Dorp, Boshoven, Neerhoven, Ophoven en Muisven; laatstgenoemde is een zeer oude nederzetting met Sint-Willibrorduskapel. Het gehucht Solt, historisch steeds een wijk van Gruitrode, werd in 1970 bij Opitter gevoegd.
Naast de hoger vermelde archeologische vondsten werd ook een ringwalheuvel uit de bronstijd opgegraven, de zogenaamde Tuudsheuvel. In het Gruitroderbos werden scherven gevonden uit de La Tène periode. In 1976 werden in Venhoven sporen van bewoning gevonden, die kan opklimmen tot de late ijzertijd en in gebruik bleef tot circa 200; ernaast werd een Romeins grafveld opgegraven.
Gruitrode behoorde oorspronkelijk tot het domein van de graven van Loon. Het wordt voor het eerst vermeld in 1078 bij de schenking van gravin Ermengardis, weduwe van Arnold, graaf van Haspinga en broer van Giselbertus, graaf van Loon. Zij had uitgestrekte bezittingen in Bree en Gruitrode, die ze in 1078 wegschenkt, in het geval van Gruitrode waarschijnlijk aan de graven Gerardus en Theodoricus van Wassenberg. Het is niet duidelijk of deze goederen haar persoonlijk bezit waren, of afkomstig van haar overleden echtgenoot. De heerlijkheid bleef echter in het bezit van de graven van Loon. In 1346 droeg Diederik van Heinsberg, graaf van Loon, zijn huis, hof en dorp op aan de aartsbisschop van Keulen; het was vanaf toen een leen van de aartsbisschop. De graaf van Chiny, neef van de graaf van Loon had in Gruitrode een kasteel. Na de annexatie van Loon bij Luik in 1366 bleef het dorp bezit van de familie van Heinsberg. In 1417 verkocht Jan, heer van Gulik, Heinsberg en Leeuwenberg de heerlijkheid en het kasteel van Gruitrode met alle toebehoren aan Ivan van Cortenbach, landcommandeur van de Duitse Orde in Alden Biesen. Deze bouwde, ongeveer op de plaats van het oude kasteel, een commanderij. De Duitse Orde verkreeg in 1432 dat de heerlijkheid een allodiaal goed werd; door verkoop van drie Duitse dorpen aan de aartsbisschop van Keulen werd de Orde van haar leenplicht ontslagen. De landcommandeur van Alden Biesen was tot het einde van het ancien régime heer van Gruitrode; de landcommandeurs maakten aanspraak op de soevereiniteitsrechten over Gruitrode en sloegen er in de 15de eeuw munt. Tijdens de Franse periode werd de Duitse Orde ontbonden en haar goederen aangeslagen. De commanderij werd in 1801 verkocht.
De schepenbank van Gruitrode sprak Loons recht en ging in beroep bij het Oppergerecht van Vliermaal. Op bestuurlijk gebied was de gemeente in handen van twee burgemeesters, één voor de wijk Dorp en één voor de wijk Solt. In tijd van nood konden de dorpelingen de commanderij gebruiken als schuiloord; als tegenprestatie moesten zij wacht lopen op het kasteel. Het dorp telde twee schutterijen, de Sint-Gertrudisgilde, opgericht in 1658 en de Sint-Jacobsgilde, opgericht in 1695.
In 1636 richtten Jan van Weert en zijn troepen voor 6.089 gulden schade aan in Gruitrode; een groot deel van de veestapel ging verloren en er vielen verscheidene doden. In 1642 werd Gruitrode geplunderd door Spaanse troepen. In de slag van Sint-Nikolaasdag 1648 telde Gruitrode 17 doden. In de winter van 1652-53 gingen de troepen van Karel van Lotharingen aan het muiten, vielen de Kempen binnen en plunderden en brandden in Hamont, Peer, Beringen, Bilzen en Herk-de-Stad. Ook Gruitrode had in 1652 zwaar te lijden. De Lorreinse troepen roofden daar en in het naburige Opsolt 40 huizen leeg en richtten voor circa 100 gulden schade aan, de commanderij werd ingenomen en waarschijnlijk geplunderd. Pas twee jaar later werd het kasteel door Duitse hulptroepen ontzet.
Mogelijk was het oorspronkelijke religieuze centrum van Gruitrode de zeer oude Sint-Willibrorduskapel van het gehucht Muisven. De Sint-Gertrudiskerk was een late stichting, waarschijnlijk van de graven van Loon. Bij de schenking van Ermengardis in 1078 wordt geen kerk vermeld. De tienden waren door de graven van Loon in 1267 aan de abdij van Godsberg te Neeroeteren geschonken; toen deze abdij werd opgeheven en verenigd met de abdij van Orienten in Rummen (Brabant) kwamen de tienden in handen van deze abdij. Het patronaatsrecht kwam in 1417 samen met de heerlijkheid in handen van de Duitse Orde. Zij verwierven kort daarna ook de tienden, en bouwden circa 1420 de huidige kerk. De pastoors van Gruitrode waren meestal priesters van de Orde. Zij bedienden ook de Sint-Willibrorduskapel van Muisven.
Gruitrode was tot in de 20ste eeuw een dun bevolkte Kempische landbouwgemeente. In de loop van de tweede helft van de 20ste eeuw nam de bevolking sterk toe. Het is thans een woonforensengemeente waarvan 50 % van de beroepsbevolking uit pendelaars bestaat.
Op het grondgebied van Gruitrode functioneert één watermolen op de Itterbeek, de Rooiermolen.
Oppervlakte: 4.094 hectare.
Bron: SCHLUSMANS F. 2005: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Maaseik, Kantons Bree - Maaseik, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 19n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Breekiezel
Omvat
Hoeve
Omvat
Kapel van 1905
Omvat
Knoteik als hoekboom
Omvat
Maggenstraat
Omvat
Muisvenstraat
Omvat
Neerhovenstraat
Omvat
Ophovenstraat
Omvat
Weg naar As
Omvat
Weg naar Opoeteren
Is deel van
Meeuwen-Gruitrode
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Gruitrode [online], https://id.erfgoed.net/themas/14591 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.