Vanaf 1975 maakten de Brugse Maatschappij voor Huisvesting en de Interbrugse Maatschappij voor Huisvesting plannen voor een sociale woonwijk in de hoek tussen de Oostendse Steenweg en de Sint-Pietersmolenstraat. Een algemeen plan van aanleg werd opgemaakt door Groep Planning (Willy Canfyn). Het omvatte in een eerste fase 172 woningen en in totaal zo’n 800 woningen. Toen de Interbrugse Maatschappij in 1978 een bouwaanvraag indiende voor 71 appartementen naar ontwerp van Raymond Huyghebaert en Remy Van der Looven, bleek de overheid echter in toenemende mate gekant tegen het ontwikkelen van een nieuwe sociale woonwijk op die plek. In plaats daarvan pleitte ze voor stadsherwaardering en inbreiding. Toch werd de wijk vanaf 1984 in fasen opgeleverd.
Het aanlegconcept omvat woonerven en woonpleinen (hiërarchische wegenstructuur) met behoud van bestaande natuurlijke elementen (zoals grachten, bomen, boomgaarden, parkbos met vijver en herenwoning), gevarieerde bebouwing (rijwoningen, pleinwoningen, atriumwoningen, appartementen en duplexwoningen) met grootste densiteit in centrum, en voldoende pleinen en open groene ruimte om te spelen. De eerste bouwfase van 1984 (Gentele 2-44, Papenplein 1-5 en Papenweg 1-87) omvat 71 appartementen rond een binnenplein. De bakstenen gebouwen van overwegend drie bouwlagen worden gekenmerkt door dynamisch uitgebouwde gevels en dakvolumes, onder meer via insprongen en uitbouwen, het gebruik van rechte en tweezijdige balkons en een variatie in de nokrichting van de daken. Een heel gelijkaardige vormgeving hanteerden Huyghebaert en Van der Looven in de wijk Windmoleke te Halle.
Deze wijk werd binnen de thematische inventarisatie van het sociale woningbouwpatrimonium niet geselecteerd als bouwkundig erfgoed omwille van onvoldoende erfgoedwaarde op Vlaams niveau.
- Onroerend Erfgoed, Archief Inventaris sociale woningbouwpatrimonium (2011-2016), Sitenaam ST-PTERS-OP-DE-DIJK_PAPNW_3100.
- Stadsarchief Brugge, bouwdossier 982/79.