Deze groep van vier burgerhuizen werd ontworpen in 1901 door A. Cols & A. Defever in opdracht van de Naamlooze Maatschappij voor het Bouwen van Burgershuizen in het Oostkwartier.
Deze maatschappij was opgericht met als doel de nieuwe wijk Zurenborg te ontwikkelen. De maatschappij bouwde talrijke huizenrijen voor eigen rekening, die ze verhuurde of verkocht sleutel-op-de-deur. Het is duidelijk dat de maatschappij een stedenbouwkundige en architecturale stempel op de nieuwe wijk wilde drukken. Ze gaf verschillende architecten de kans opvallende ensembles te bouwen op toplocaties in de wijk. Dit ensemble van Cols en Defever is een voorbeeld van een prestigieuze groepsbouw in een opvallende, rijkelijk uitgewerkte bouwstijl.
Hoewel de vier woningen tot hetzelfde project behoren, zijn er duidelijk twee delen te onderscheiden. De nummers 34-38 zijn uitgewerkt als één natuurstenen gevelfront in neorococo, met markerende risalieten en oculi. De woning op nummer 32 kreeg een totaal anders uitgewerkte eclectische, geel bakstenen gevel.
Nummers 34-38 met drie woningen van twee traveeën en twee bouwlagen, onder één groot leien mansardedak met drie dakvensters en vier oeils-de-boeuf. Witte natuurstenen gevels op hardstenen plint en met houten geprofileerde kroonlijsten. Symmetrisch opgevat ensemble, met in de centrale en de twee uiterste traveeën een vensterrisaliet. De risalieten hebben een parement met imitatievoegen en zijn geaccentueerd door een gebogen kroonlijst, met daarboven een opvallend dakvenster. Het centrale dakvenster met fronton en vleugelstukken, de dakvensters in de zijtraveeën hebben een ronde vorm, met opvallende tracering van het houtwerk, geïnspireerd op de art nouveau. In deze risalieten, op elke bouwlaag een groot venster, boven met balkon, met opvallend verfijnd houtwerk. De tussenliggende traveeën hebben een vlak natuurstenen parement met korboogvensters en opvallende voordeuren, voorzien van een luifel en een oculus als bovenlicht.
De half vrijstaande eclectische woning op nummer 32 kreeg een geel bakstenen parement, met gebruik van natuursteen voor speklagen en decoratie, een houten erker in de voorgevel en portaal in een lagere aanbouw naast de woning. De woning telt drie traveeën en drie bouwlagen onder een leien zadeldak, waarin drie dakvensters met opvallende puntgevels zijn verwerkt. De voorgevel is een klassiek opgevatte lijstgevel, met hardstenen plint, houten kroonlijst op klossen, kordonlijst en doorlopende onderdorpels, houten erker centraal in de gevel. Korfboogvensters met lekdrempel op de begane grond, rechthoekige vensters in omlijsting en met fronton op de eerste verdieping, boven vier rondboogvensters, waarvan de middelste gekoppeld.
De vrij rechter zijgevel heeft hetzelfde parement, met een lage aanbouw onder plat dak waarin het portaal zit, bestaande uit een segmentboogdeur met een vierlicht als bovenlicht. Achterin gaat de aanbouw twee bouwlagen op, en geeft met de negketting de indruk van een hoektoren. Verder natuurstenen speklagen, eerste travee bekroond met topgevel en voorzien van een verdiept muurveld met in het boogveld siermetselwerk.
- Stadsarchief Antwerpen. Bouwdossiers, 1901 # 532.