Twee kasteeldreven, waarvan één vanuit de richting van Bilzen komt en een andere vanuit Waltwilder, worden in één verenigd die verder loopt naar het kasteel Groenedaal. De lijnaanplantingen bestaan uit opgaande bomenrijen van zomereik. De bomen zijn geplant met ruime plantafstanden aan beide zijden van de toegangsweg.
De aanleg van de dreven dateert uit de periode van voor 1813 toen het park ten zuiden van het kasteel volgens een geometrisch schema werd aangelegd. Als zichtassen kwamen ze oorspronkelijk samen aan de voorgevel van het kasteel Groenendaal, maar een stuk van de oostelijke dreef in bos is opgegaan, is die combinatie van zichtassen niet meer waarneembaar op het terrein. De westelijke dreef (met knik) verbond kort voor 1870 het kasteel met de middeleeuwse versterkte site Jonkholt die in de 19de eeuw ook tot de bezittingen van dezelfde eigenaar behoorde. De oostelijk dreef (eveneens met knik) ontsloot het kasteel met Waltwilder. Toen tussen 1853-56 de spoorlijn Hasselt-Maastricht werd aangelegd, doorsneed die de parkbezittingen van de kasteelheer van Groenendaal. Maar op het kruispunt met de dreven werd aan de westelijke dreef een overweg gemaakt en aan de oostelijke dreef een brug. Daar overbrugde de spoorweg de vallei van de Meersbeek. Om het hoogteverschil met de waterscheidingskam tussen Maas en Schelde te kunnen nemen, legden spoorwegingenieurs de lijn daar op een hoge berm. De zomereiken langs beide dreven staan op een plantafstand van 10 à 11m. Vermoedelijk zijn deze bomen van na de periode van de dreefaanleg, omdat ze een stamdikte hebben die opvallend vergelijkbaar is met de stamdikte van bomen in een later aangelegd gedeelte van de dreef. Het karakter van dreef is in de loop der jaren enigszins vervaagd omdat door de verbossing van het park ten zuiden van de spoorweg allerlei andere bomen en struiken zich in de dreef hebben ontwikkeld.