erfgoedobject

Justus Lipsiuscollege

bouwkundig element
ID
200033
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/200033

Juridische gevolgen

Beschrijving

Historiek

Rond 1860 kocht de Leuvense universiteit het terrein met de resterende gebouwen van het voormalige ursulinenklooster (1659), dat in 1798 was opgeheven en verkocht. Het klooster was gelegen op een driehoekig perceel, gevormd door twee Dijlearmen. Het Justus Lipsiuscollege werd in 1893 in een gedeelte van de oude gebouwen opgericht als pedagogie voor studenten in de geneeskunde en de wetenschappen. In 1877-1879 werd het complex geheel vernieuwd volgens de plannen van Joris Helleputte (1852-1925). Voor de uitvoering zou Helleputte principieel weigeren beroep te doen op de bouwnijverheid. Hij richtte zich rechtstreeks tot een aantal meester-ambachtslui die elk een gedeelte van het werk voor hun rekening namen en het in collectief verband met hun beste arbeiders in korte tijd uitvoerden. Naar eigen zeggen lag de bouw van het Justus Lipsiuscollege aan de basis van de door hem in 1878-1885 mee opgerichte "Gilde van Ambachten en Neringen" in Leuven.

Het nieuwe college werd genoemd naar de bekende humanist Justus Lipsius (1547-1606) die in 1606 te Leuven stierf en begraven werd in de in 1803 gesloopte Minderbroederskerk, op de hoek van de Minderbroedersstraat en de Waaistraat. Bij opgravingen in 1868 werd het vermeende gebeente van Justus Lipsius ontdekt en overgebracht naar de kapel van het pas opgerichte college.

Het nagenoeg U-vormige complex zoals we het nu kennen is het resultaat van verschillende bouwcampagnes en omsluit een bijzonder fraaie, goed verzorgde tuin.

In een eerste fase, gerealiseerd in 1878-1879, bouwde J. Helleputte de vleugel langs de Minderbroedersstraat met kapel, refter en traptoren, en de westvleugel met studentenkamers en het presidentshuis. De westvleugel volgt het bochtig tracé van de Dijlearm en is vermoedelijk gefundeerd op de oude stadsmuur. In een tweede bouwcampagne, rond 1899, werd de oostvleugel met leslokalen op het gelijkvloers en studentenkamers op de verdiepingen gebouwd naar de plannen van Vincent Lennertz, medewerker van Helleputte, en Theo van Dormaal. In een derde fase, tussen 1911 en 1913, werd de bestaande westvleugel verbouwd en uitgebreid, eveneens naar ontwerp van architect Vincent Lennertz. De laatste uitbreiding vond plaats circa 1950, toen de nieuwbouw links van de toegang langs de Minderbroedersstraat gerealiseerd werd.

Beschrijving

De door Helleputte gerealiseerde zuid- en westvleugel worden, - zoals de meeste van zijn ontwerpen - gekarakteriseerd door een sobere en massief aandoende baksteenarchitectuur: omvangrijke bakstenen volumes (de westvleugel telt 4 niveaus) onder steile leien daken met spaarzaam gebruik van natuursteen voor plint en kordonlijsten. De gevelopbouw vertoont een strak regelmatig patroon, ontleend aan het repetitief gebruik van per verdiep verspringende steunberen en twee- of drielichtvensters met lancetboog die de travee-indeling bepalen.

De éénbeukige kapel langs de Minderbroedersstraat telt 4 traveeën met een polygonaal koor. Zoals de rest van het complex is het een eenvoudig bakstenen volume met slanke dakruiter boven het koor. De decoratie is beperkt tot een bakstenen spitsboogfries onder de kroonlijst.

De oostvleugel (circa 1899, V. Lennertz en Th. Van Dormaal) telt drie bouwlagen, op het gelijkvloers uitgebreid met een éénlaagse overdekte verbindingsgang. De vormgeving is duidelijk op de oudere westvleugel geïnspireerd, met dit verschil dat de lancetvensters werden vervangen door driedelige kruisvensters. De architectuur komt echter meer academisch en schraler over. In deze vleugel werden leslokalen (gelijkvloers) en studentenvertrekken (verdieping) ondergebracht. Opvallend is het gebruik van gietijzeren zuilen als dragende structuur.

De vleugel links van de toegang langs de Minderbroedersstraat is een banale, karakterloze vleugel uit de 50-jaren die qua vormgeving wil verwijzen naar de 19de eeuw gebouwen.

Interieur

De overzichtelijke binnenruimte van de kapel met houten tongewelf was zoals gebruikelijk gepolychromeerd: een plint met textielimitatie met bovenaan een tekstboord, het overige wandgedeelte en de zoldering opgehoogd met banden gestileerde bloemen in sjabloonwerk en de spitsboogvensters omlijst met een natuursteenimitatie. Het gehele interieur werd nadien overschilderd met uitzondering van de tekstboord en een triomferende Christus tegen de koorwand.

Tegen de westwand bevindt zich een bescheiden houten doksaal opgevangen door een slanke gietijzeren kolom. De glasramen gevat in sober maaswerk waren afkomstig uit de ateliers van Arthur Verhaegen (1847-1919) uit Gent. Momenteel is slechts één bewaard, de overige werden tijdens de Tweede Wereldoorlog vernield.

Het altaarretabel werd uitgevoerd door kunstschilder Adolphe Tassin (1852-1923) uit Luik en bevat de voorstellingen van de Boodschap, de Geboorte, de Opdracht in de tempel, de Verrijzenis, Pinksteren, de Verschijning aan de Heilige Thomas met de Calvarie op het centrale paneel.

Naast de kapel bevindt zich de refter, een rechthoekige ruimte, drie traveeën lang en twee breed met gotisch kruisribgewelf opgevangen door arduinen kolommen met kelkkapiteel en muurconsoles. Ook hier werd de polychromie verwijderd. Tegen de westwand de albasten buste met gedenkplaat van Justus Lipsius.

Tegen de binnenkoergevel is een vierkante traptoren aangebouwd, vier niveaus hoog en afgedekt met spits tentdak. De houten trap is een indrukwekkende open constructie met tussenbordessen en verzorgde detaillering. Vooraan en aansluitend op de refter bevindt zich het presidentshuis met op het gelijkvloers een fraaie wandelgang geritmeerd door Tudorbogen, opgevangen door massieve muurpijlers aan de ene en met florale motieven versierde muurconsoles aan de andere zijde.

Ook hier is de originele plint- en boogbeschildering verdwenen. Deze gang staat in verbinding met de studentenvleugel met op de vier niveaus een centrale gang geflankeerd door een reeks studentenkamers.

De westvleugel werd in 1911-1913 door Vincent Lennertz verbouwd waarbij de interieurdecoratie en meubilering werden vernieuwd.

In 1994 werd het Justus Lipsiuscollege, met uitzondering van de uitbreiding van circa 1950, beschermd als monument. De tuin werd beschermd als stadsgezicht.

  • Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg Vlaams-Brabant, Archief Monumenten en Landschappen: beschermingsdossier (07.06.1994).
  • PAESMANS G. & VERPOEST L., Het Justus Lipsiuscollege, in Open Monumentendag Leuven, Leuven, 1992, p. 61-64.
  • STAES J., Het Justus Lipsiuscollege, in Open Monumentendag Leuven, Leuven, 1999, p. 64-67.
  • VAN EVEN E., Louvain dans le passé et dans le présent, Leuven, 1895, p. 612-613.
  • VERMEIREN R., VERPOEST L. & VINTS L, Joris Helleputte. Architect en politicus 1852-1925, II, Leuven, 1998, p. 150-156.

Bron: MONDELAERS L. & VERLOOVE C. met medewerking van VAN ROY D., VAN DAMME M. en MEULEMANS K. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven binnenstad, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB2, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Verloove, Claartje; Mondelaers, Lydie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Aanvullende informatie

Tuin

De tuin van het Justus Lipsiuscollege werd rond 1900 ingericht. Mogelijk dateert het smeedijzeren hekje tussen het Justus Lipsiuscollege en het muurfragment van de oude stadomwalling ten zuiden uit dezelfde periode. De bomen op de landtong zoals de treurwilg, hulst en de buxusboom behoorden mogelijk tot de oorspronkelijke tuinaanleg van het college.

Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Justus Lipsiuscollege [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/200033 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.