Architectenbureau Bilmeyer en Van Riel ontwierp tussen 1889 en 1895 in de Transvaalstraat vier vrijstaande groepen van twee of drie villa’s in een eclectische bouwstijl gekenmerkt door de rode baksteenbouw met natuurstenen elementen, de asymmetrische opstelling en de combinatie van elementen uit de cottagestijl en de neo-Vlaamserenaissance zoals de complexe leien bedaking met smeedwerk, de hoektraptorens, de erkers en de balkons. Zij voerden de projecten uit in opdracht van de Naamlooze Maatschappij voor het Bouwen van Burgershuizen in het Oostkwartier. Deze maatschappij was in 1886 opgericht om Zurenborg te ontwikkelen tot woonwijk voor de hogere middenklasse. De maatschappij bouwde voor eigen rekening tal van modelwoningen en –ensembles, in samenwerking met verschillende bouwmeesters, om op die manier de bouw van woningen door privé-investeerders te stimuleren. Ook was het duidelijk de bedoeling om aan te sturen op de keuze voor rijk uitgewerkte, doorgaans eclectische ontwerpen.
Het bouwdossier voor het ensemble op nummers 49-53 dateert van 1895 en is het enige van drie woningen. Het is daarenboven het enige uit de reeks van Bilmeyer-Van Riel dat symmetrisch is opgevat, met de centrale woning die met de drie bouwlagen tellende lijstgevel boven de twee flankerende, spiegelende half vrijstaande woningen uitsteekt. Het middelste huis telt drie traveeën en drie bouwlagen op souterrain, afgezoomd met houten kroonlijst op klossen en modillons. De lijstgevel vertoont een duidelijke invloed van de neorenaissance en de neobarok door het gebruik van natuurstenen voor brede speklagen, de geblokte omlijsting van de voordeur, de natuurstenen erker waarvan de consoles met leeuwenkoppen zijn versierd, de hanekammen boven de vensters, de natuurstenen hoek- en sluitstenen en de rolwerkcartouches in de boogvelden van de bovenvensters. De gevel is bekroond door een centraal dakvenster met vleugelstukken en gebogen fronton, dat evenwel niet op de bouwtekening in het dossier is aangeduid.
De twee flankerende woningen zijn half vrijstaand, en markeren het ensemble door de twee robuuste hoektorens. De straatgevels tellen vier traveeën en twee en een halve bouwlaag. Lage hardstenen plint, rood bakstenen parement waarin kleur is aangebracht door gele en zware baksteen en door witte natuursteen. De muuropeningen op de eerste twee bouwlagen zijn segmentbogig, met zwart-gele rollaag. De mezzanino heeft drie tweelichten in natuurstenen kozijnen. De bovenste geleding van de toren steekt boven de kroonlijst uit; in het tentdak zit in elk vlak een dakkapel; de topstukken zijn verdwenen. In de zijgevels lopen de sierbanden uit de voorgevel door. Een uitsprong onder puntgevel, rondbogige, segementbogige en rechthoekige vensteropeningen. De houten poorten aan weerszijden van het ensemble zijn vervangen.
- Stadsarchief Antwerpen, Bouwdossiers, 1895 # 376.