Gebouwd in 1774 naar ontwerp van architect Thomas Gombert (Rijsel) voor rekening van François Ignace Merghelynck, erfelijk tresorier van de stad Ieper en hoogbaljuw van vermelde stad en het graafschap Mesen. In 1892 opgekocht door Arthur Merghelynck- stadsarchivaris en achterkleinzoon van de bouwheer - die het in 1894 als museum openstelde voor het publiek. Bij zijn dood in 1908, overgemaakt aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, Wetenschappen en Letteren. Vernield in 1915. Dankzij de zending E. Dhuicque wordt de verzameling overgebracht, eerst naar Sainte Adresse, vervolgens naar Le Touquet en tenslotte naar Parijs, in het Petit Palais. Heropbouw van het "hotel" naar het oorspronkelijk patroon met tussenkomst van de Staat, in 1932-'34 naar ontwerp van architect Jean-Norbert Cloquet (Gent), voltooid onder leiding van architect Paul Saintenoy (Brussel). Tijdens de Tweede Wereldoorlog ter beschikking gesteld van het Ministerie van Openbaar Onderwijs. Binneninrichting gestart in 1952. Officiële heropening van het herenhuis Merghelynck als museum in juni 1956.
Groepering van geel bakstenen gebouwen op sokkel van Atrechtse zandsteen rondom een binnenkoer, en imposant herenhuis met doorgang naar laatst genoemde, aan de straat. Gebruik van zandsteen voor onder meer gesculpteerde onderdelen, lekdrempels, sluitstenen, omlijstingen, kroonlijst.
Sierlijk en evenwichtig breedhuis, tevens hoekhuis met de Rijselsestraat; elf bij drie traveeën en twee bouwlagen onder mansardedak (leien) in een overgangsstijl Lodewijk XV-Lodewijk XVI. Voornamelijk Lodewijk XV-invloed in het lijstwerk van de ingangspoort, het fronton met half verheven reliëfwerk van Fidèle en Nicolas Luttin (Rijsel); de typische dakvorm "à la Mansart" met karakteristieke dakkapellen, en de gesmeed ijzeren balkonleuning, werk van de Ieperse edelsmid Swaegher. Pilastergevel, benadrukt door een poortrisaliet met geblokte pilasters ter hoogte van de eerste drie traveeën, uitlopend op een driehoekig fronton met jaarcartouche 1774 tussen putti. Borstwering met casementen; aflijnende geprofileerde kroonlijst. Getoogde vensteropeningen onder strekse latei met sluitsteen: vensters met kruis- en kleine roedeverdeling, beluikt op de begane grond. Analoog deurvenster met uitgewerkte sluitstenen en aansluitend balkon met fraaie leuning, boven rondbogige vleugeldeur met waaier en gesculpteerde sluitsteen met slingermotief. Schamppalen van Atrechtse zandsteen. Achterliggende, rechthoekige gekasseide binnenkoer, begrensd door de voormalige koetshuizen en nutsgebouwen van anderhalve bouwlaag onder plat dak in aansluitende stijl. Centrale, gesculpteerde vaas- ontwerp van P.P. Rubens voor de Kapellekerk te Brussel - op voetstuk met huldeplaat. Sobere, symmetrisch uitgewerkte gevelwanden voorzien van beglaasde rondbogige koetspoorten (rad- en kleine roedeverdeling), getoogde benedenvensters en ronde en ovale bovenvensters (ruitverdeling). Hoofdvleugel - tegenover inkom - geritmeerd door middel van geblokte pilasters eindigend op vaasbekroning en benadrukt door gesculpteerde sluitstenen.
Naar het oorspronkelijke gereconstrueerd en gestoffeerd interieur met teruggebrachte, vroegere collectie. Indeling van het herenhuis. Links koetspoort met aansluitende wachtkamer en bureau; rechts, private vertrekken te weten boudoir, eetkamer, muzieksalon en "root salon", opgevat als een opeenvolging van ruime "suites", palend aan de straatzijde, uitziend op brede, gezamenlijke halt. Elke suite wordt getypeerd door eigen kleurenpalet, hout- en snijwerk met betrekking tot de kamerfunctie: een illustratie van de 18de-eeuwse verfijning. Vooraan in de hal, indrukwekkende trapzaal met gebeeldhouwde trap, getekend naar oude documenten en uitgevoerd door het kunstatelier E. Claeys (Brugge). Bovenverdieping: slaapkamer van Mevrouw met alkoof, aanpalend toiletkamertje en zijkamer; boudoir; kleine eetkamers met zijkamertje, rookkamer en slaapkamer (hoek-) van Mijnheer, eveneens met alkoof, kleedkamer en zijkamertje, uitkomend in de halt Haaks aanpalende aanhorigheden- de binnenkoer rechts begrenzend - met op de begane grond, de voormalige keuken met grote open haard en achterliggende kamertje met diensttrap, leidend naar de bovenliggende personeelsvertrekken. Door zijn architectuur en aankleding vormt het hotel Merghelynck een kristallisatie van de 18de-eeuwse levensstijl. Beschrijving van de inboedel, zie de hierna vermelde gidsen.
- Algemeen Rijksarchief, Dienst der Verwoeste Gewesten, 2436; 2537; 2538; 2539; 2545.
- Stedelijk Archief Ieper, 861.5.
- DU JACQUIER Y., Le charme des petite musées, La Hulpe, 1972.
- VAN RENYNGHE DE VOXVRIE M., Het Merghelynck-Muzeum, Ieper, Brugge, s.d.