is aangeduid als beschermd monument Mijnkraters Eerste Wereldoorlog Kruisstraat
Deze bescherming is geldig sinds
Bij Kruisstraat op de West-Vlaamse heuvelrug liggen twee mijnkraters, afkomstig van de ontploffing van Britse dieptemijnen op 7 juni 1917. Een derde krater werd in 1972 gedempt. De kraters bij Kruisstraat zijn relicten van de mijnenslag van 7 juni 1917. Kruisstraat was één van de 11 locaties langs het front in de Wijtschateboog waar de Britten drie dieptemijnen plaatsten als voorbereiding op een geallieerd offensief.
‘Kruisstraat’ was de naam voor een sector aan het front in de Wijtschateboog, op de zuidwestelijke rand van de heuvelrug Wijtschate-Mesen. De huidige kraters liggen langs de Wulvergemstraat, maar de benaming ‘Kruisstraat’ is de naam die de Britten voor deze locatie in hun oudste schema voor de mijnenslag gebruikten. In dit schema voorzagen ze dat hier drie mijnen met korte tussentijd ontploften, met de bedoeling om zoveel mogelijk slachtoffers onder de terugtrekkende troepen te maken. De derde krater sloot aan op een perceel bij de Kruisstraat, vandaar de naam voor de plek. Bij de Duitse troepen stond de frontsector bekend onder de naam Fransecky Hof.
De ondertunneling van deze plaats aan het front begon eind december 1915. Bij een bosje begonnen de Britten de graafwerken voor een diepe schacht. Ondanks Duitse gasaanvallen in april 1916 vlotten de werkzaamheden vrij snel en in juli 1916 konden de eerste twee mijnladingen geplaatst worden. Een derde mikpunt werd uitgekozen, dieper in het Duitse front, in de richting van “In de Kruisstraat herberg” op het kruispunt Kruisstraat-Wulvergemstraat. Deze lading kon eind augustus 1916 geplaatst worden. De totale galerij was 660m lang geworden en daarmee de langste mijngang onder de heuvelrug.
Ondertussen zaten de Duitsers niet stil. Zo slaagden ze erin om vanuit hun diepe ‘Ferdinand’-systeem op 19 en 20 februari 1917, een deel van het Britse tunnelsysteem te vernietigen door over een afstand van 70m, drie ondergrondse mijnen (camouflets) tot ontploffing te brengen. Eén van de Britse dieptemijnen ging daardoor verloren, omdat de springkamer onbereikbaar was geworden. De tunnellers waren genoodzaakt werden om een nieuwe ruimte uit te graven. Daarin kwam een vierde lading, aansluitend op de eerste. Twee ladingen, nr. 1 en 4, lagen dus op (nagenoeg) dezelfde locatie. Op 9 mei 1917 waren de vier mijnen, met in totaal 50 ton explosieven, in gereedheid gebracht. Ze veroorzaakten op 7 juni drie kraters: de eerste krater (veroorzaakt door de 1ste en 4de lading) had een diameter van 71,6m en een diepte van 10,4m, de tweede een diameter van 66,1m en een diepte van 12,2m en de derde een diameter van 61,6m en diepte van 9,1m.
Kruisstraat was de enige plaats waar verschillende ondergrondse mijnen in een opeenvolgende sequentie lagen. Zo kon het Duitse loopgravenstelsel in de diepte worden opgeblazen. Aanvankelijk was het de bedoeling om de mijnen met een tussentijd te laten ontploffen om de zich terugtrekkende Duitsers te treffen. Maar omdat de Britse legerleiding niet meer wou afwijken van de gelijktijdige ontploffing van álle mijnen, werd het voorstel afgewezen.
Het Duitse ondermijningssysteem was defensief van opzet. Het wilde vermijden dat de tegenstander met hun tunnels tot onder de Duitse linies doordrong. Eerst beschikte het daarvoor over een ondiep verdedigingssysteem met luisterposten en korte tunnels onder het niemandsland. Maar vanaf de zomer van 1916 begonnen Duitse troepen ook hier aan een diepliggend verdedigingssysteem. De twee belangrijkste schachten Ferdinand I en II vertrokken vanaf een plaats op resp. 100 en 280m achter de Duitse frontlinie. Daarmee wilden ze voorkomen dat de schachten zichtbaar waren. Ferdinand I vertrok overigens vanuit de ruïnes van de hoeve die ze Fransecky Hof noemden. Zodra de Ferdinand schachten de kleilagen bereikten, vertrokken horizontale galerijen in de richting van de frontlinie. Uit hun oriëntatie blijkt dat ze het gevaar in de verkeerde richting zochten. De Duitse tunnels bleven ten zuiden van de Wulvergemstraat, terwijl de diepliggende Britse ondermijningssysteem volledig ten noorden van de straat zat.
De meest oostelijke krater, die van lading 3, werd in september 1972 illegaal gedempt. Vandaag is deze krater onzichtbaar geworden en blijven er bijgevolg twee kraters over. Alleen aan de westkant van de kraters is het niveauverschil van de kraterlip nog goed zichtbaar in het reliëf. De schacht van waaruit de tunnel naar de Kruisstraat kraters vertrok, ligt in een weiland achter het landbouwbedrijf (Wulvergemstraat 34, Wijtschate). Niets wijst nog op de locatie van deze schacht, tenzij een lichte inzinking in het reliëf. Tijdens de WO I was dit perceel bebost. In de relatieve beschutting van dat bosje legden de Britten hun diepe mijnschacht aan.
De Duitse tegenmijnschacht Ferdinand I lag tot voor enkele jaren goed zichtbaar in het weiland achter het Fransecky Hof. De Duitse schuilplaats die bovenop de schacht was gebouwd, werd gedynamiteerd tijdens de grote bunkersloping in het begin van de jaren 1920. In het weiland bleef een put achter met in het midden een smalle vierkante plas, waarlangs de bekleding van de mijnschacht zichtbaar was. In 1995 werd het geaccidenteerde terrein geëffend.
Auteurs: Verboven, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Mijnkraters 7/6/1917 Kruisstraat [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/304294 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.