erfgoedobject

Molenloop en spaarvijvers van watermolen van Sinnich

landschappelijk element
ID
304679
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/304679

Juridische gevolgen

  • is deel van de aanduiding als vastgesteld landschapsatlasrelict Vallei van de Gulp bij Teuven
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is deel van de aanduiding als beschermd cultuurhistorisch landschap Gulpvallei met omgeving
    Deze bescherming was geldig van tot

  • is deel van de aanduiding als beschermd cultuurhistorisch landschap Gulpvallei met omgeving
    Deze bescherming was geldig van tot

Beschrijving

De eerste watermolen van het klooster stond niet op de plaats van de huidige molen (Kasteelstraat 3) maar wel op de grens van Sinnich en Obsinnich. In de late middeleeuwen werd deze molen afgebroken en werd een nieuwe molen bij het klooster gebouwd. De plaats waar de oude molen gestaan had, was tot in de 17de eeuw herkenbaar in het landschap.

De watermolen van Sinnich werd aangedreven door het water van een kanaal dat parallel liep met de Gulp. Dit kanaal leidde het water van de Gulp af ter hoogte van het kasteel van Obsinnich, dat toebehoorde aan de familie van Eynatten. Hier bevond zich al sinds 13de eeuw een stuw of molendijk. Deze stuw was voorzien van een ‘ercke’ of duikersluis. Wanneer de sluis openstond, stroomde het water door de Gulp. Wanneer ze gesloten werd, stroomde het water via het kanaal naar de watermolen.

In 1440 sloten Johan van Eynatten en zijn zonen een overeenkomst met de abdij waarin zij de molendijk aan het klooster afstonden, in ruil voor de kwijtschelding van bepaalde erfrenten. De beemd waarin de molendijk lag bleef echter hun eigendom.

In 1567 verpachtte Odilia van Ratlo, de abdis van Sinnich, de watermolen van het klooster aan Pieter Stas voor een termijn van zes jaar, met ingang van Sint-Adriesmis 1567. Uit het pachtcontract blijkt dat de molen zowel een graanmolen als een olie- of slagmolen was. Eikenschors mocht er evenwel niet gemalen worden: “Item is vuerwaert dat Pieter gheen scors malen en sal op sijn vuerwaert ghebroken te haven”. De pachter mocht beschikken over de beemd die bij de watermolen lag. Hij moest deze beemd omheinen met het hout dat op de beemd zelf groeide. Hij mocht geen tuinhout kappen in het bos van het klooster. Wel zou het klooster hem 400 faggen (bundels rijshout) ter beschikking stellen. De pachter mocht zijn paarden niet in het bos van het klooster laten weiden. Hij moest de molendijk op eigen kosten onderhouden. Het hout voor het herstel van de dijk zou hem echter door het klooster ter beschikking gesteld worden. Het klooster mocht het water van het kanaal gebruiken om zijn beemden en vijvers te bevloeien, als de molen niet in bedrijf was.

Tot in de 17de eeuw bestond de molendijk uit op elkaar gestapelde graszoden, versterkt met eikenhouten palen. Alleen de duikersluis bestond uit natuursteen. In 1669 liet het klooster de ‘houten dijk’ die oud en versleten was vervangen door een muur van baksteen en blauwe hardsteen. Als reden hiervoor werd opgegeven dat het klooster niet beschikte over eiken die groot genoeg waren om een nieuwe ‘houten dijk’ te maken. De nieuwe muur had dezelfde lengte als de oude ‘houten dijk’: hij was 23 ¾ voet lang (9,92 m) en 10,5 voet hoog (3,06 m). Onderaan was de muur zes bakstenen dik en bovenaan drie bakstenen. Stroomafwaarts van de stuw was het kanaal voorzien van zijmuren, die 48 ¼ voet (14,07 m) lang waren. De bakstenen werden ter plaatse gebakken in veldovens. De stuw lag op het grondgebied van Obsinnich terwijl het kanaal op het grondgebied van Sinnich lag.

Begin 18de eeuw was de stuw in slechte staat. In 1708 sloot het klooster van Sinnich een akkoord met graaf Frederik van Eynatten, heer van Obsinnich, voor de bouw van een nieuwe molendijk op de Gulp. De nieuwe molendijk liep parallel met de oude molendijk. In 1716 stond de heer van Obsinnich verschillende percelen bij de molendijk af aan het klooster, waaronder de Dorrenbempt (de beemd waarin de stuw lag). In ruil hiervoor kreeg hij een deel van het bos van het klooster. In de tweede helft van de 18de eeuw werd de molen niet meer verpacht maar rechtstreeks geëxploiteerd door een dienstknecht van het klooster. Het klooster gebruikte de molen toen alleen nog voor zichzelf. In principe mochten ook derden tegen betaling gebruik maken van deze molen, maar door de nabijheid van vier concurrerende watermolens was de opbrengst van de molen net voldoende voor het onderhoud van de gebouwen en de molendijk.

Op de kaarten van het primitief kadaster (ca. 1840) is het kanaal dat parallel liep aan de Gulp goed herkenbaar. Het heette toen ‘canal de Mons. Soumagne’ (de toenmalige eigenaar van het klooster van Sinnich). De sluis bevond zich op een klein perceel, 658bis. Tussen de Gulp en het kanaal lagen drie vijvers (659, 660 en 661). Merkwaardig genoeg is het kanaal niet afgebeeld op de Ferrariskaart. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat het kanaal in de 18de eeuw niet goed zichtbaar was vanaf de openbare weg, zodat de landmeters van graaf de Ferraris het niet opgemerkt hebben.

Het klooster Sinnich bezat verschillende (spaar)vijvers in het dal van de Gulp. Een ervan lag stroomafwaarts, de andere stroomopwaarts van het klooster. Stroomopwaarts de watermolen liggen drie restanten van spaarvijvers. De noordelijkste vijver is de grootste, de zuidelijke is de kleinste. Er zijn op verschillende plaatsen verbindingen tussen de Gulp en de vijvers enerzijds, en tussen de vijvers en de molenloop ten oosten ervan anderzijds.

Vanaf de Kabinetskaart van de Ferraris zijn de spaarvijvers steeds op de verschillende kaarten aanwezig tot en met de topografische kaart van 1969. Op de kaart van 1981 zijn de vijvers verland.

In en bij de spaarvijver horende bij de watermolen van Sinnich staan beplantingen. Het hakhout bestaat voornamelijk uit zwarte els als oeverbescherming. Er zijn ook natuurlijke uitzaaiingen van zwarte els in de vijver. Naast de elzenhakhoutstoven op de oever komen er ook hakhoutstoven van gewone es voor. Meidoorn is verspreid aanwezig. Op het eiland dat centraal in de vijver ligt, staan opgaande bomen van winterlinde (2010).

  • Rijksarchief Hasselt, Abdij Sinnich, 376
  • Rijksarchief Hasselt, Abdij Sinnich, 345
  • Rijksarchief Hasselt, Abdij Sinnich, 353, pachtcontract van 2 okt. 1567
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven in 1846-1854, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Eerste editie, Krijgsdepot, uitgegeven in 1865-1880, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Tweede editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1880-1884, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Derde editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1889-1900, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Herziening derde editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1900-1930, schaal 1:20.000.
  • Kaart van België, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1928-1950, schaal 1:20.000.
  • Kaart van België, Militair Geografisch Instituut, uitgegeven in 1949-1970, schaal 1:25.000.
  • Topografische basiskaart numerieke reeks, Nationaal Geografisch Instituut, uitgegeven in 2009, schaal 1:10.000.

Auteurs: Van Driessche, Thomas; Van der Linden, Geert; Vanmaele, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is deel van
    Gulpvallei met omgeving

  • Is deel van
    Teuven

  • Is gerelateerd aan
    Watermolen van Sinnich


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Molenloop en spaarvijvers van watermolen van Sinnich [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/304679 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.