is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kledingwinkel C&A
Deze vaststelling is geldig sinds
Grote kledingwinkel van de keten C&A, naar een ontwerp in brutalistische stijl door de architecten Léon Stynen en Paul de Meyer uit 1965, opgetrokken aan de Veldstraat met achtergevel aan de Ajuinlei. Als bouwheer trad de te Laken gevestigde nv Mateor op, uit naam van C&A België.
C&A werd opgericht door de van oorsprong Westfaalse broers Clemens en August Brenninkmeijer, die in 1841 een eerste winkel in confectiekleding openden in het Friese Sneek. Begin 20ste eeuw bediende de kledingketen het volledige Nederlandse grondgebied, en expandeerde vervolgens over heel Europa, met winkels in Duitsland vanaf 1911 en het Verenigd Koninkrijk vanaf 1922, om in 1963 België te bereiken. De Antwerpse vestiging van C&A (1963) was de eerste van een reeks winkels van dit type, die Léon Stynen en Paul De Meyer tijdens de jaren 1960 voor de Nederlandse kledingketen tot stand brachten in de belangrijkste handelscentra van België. Na Antwerpen volgden onder meer de C&A-winkels in de Demerstraat te Hasselt (1963), in de Nieuwstraat te Brussel (1964), in de Veldstraat te Gent (1965) en in de Doorniksestraat te Kortrijk (1968) en ook in Sint-Lambrechts-Woluwe, Namen en Charleroi, alle (met uitzondering van die in Hasselt) gerealiseerd door de Oostendse aannemer Van Coillie. In Gent verving dit warenhuis twee neoclassicistisch getinte winkelhuizen aan de Veldstraat en een opvallende modernistische laagbouw met afgeronde hoek en bandvenster aan de Ajuinlei.
De winkels van de C&A-kledingketen behoren tot het latere werk van Léon Stynen en Paul De Meyer, dat uiting geeft aan een verfijnd brutalisme als hommage aan Le Corbusier. De klemtoon van het architectuurconcept ligt hier op het beglaasde gevelraster uit zichtbeton, bedoeld om de beslotenheid van de achterliggende winkelvolume, in wezen een gesloten rechthoekige doos, expressief te doorbreken. Met een rigoureuze maatvoering, onderscheidt deze structuur zich in grafisch en plastisch opzicht door het evenwicht van horizontalen en verticalen, de driedimensionale gelaagdheid en dieptewerking, en het contrast tussen vides en vlakken. In dat opzicht vormen de C&A-winkels een belangrijke schakel in de opeenvolgende experimenten van Stynen en De Meyer met de gelaagdheid en de plastische autonomie van de gevel omstreeks 1960. Voorafgaande voorbeelden in deze evolutie zijn het kantoorgebouw L’Assurance Liégeoise uit 1960-1962 op de hoek van Frankrijklei en van Cuyckstraat, en het handelscomplex Galler uit 1961-1963 aan de Italiëlei. Op hetzelfde moment liet het bureau zich internationaal opmerken met de gedurfde hangconstructie van de "BP-building" aan de Jan Van Rijswijcklaan, alle in Antwerpen.
In Gent reageerde de stedelijke Commissie der Monumenten en Stadsgezichten in 1965 enthousiast op het ontwerp van Stynen en De Meyer omdat het met zijn maximale glazen winkelpui en verdiepingen in gladgekofferd gewapend beton de hedendaagse bouwtechniek en -stijl weerspiegelde en omdat gekozen werd voor een decoratieve uitwerking van de voorgevel. Commentaar kwam er wel op de geplande brug over de Leie die aansloot op de loskade aan de achterzijde van het gebouw. De stedelijke Commissie der Monumenten en Stadsgezichten vroeg dat deze brug louter een voortzetting zou zijn van de tijdelijke parking die zich bevond ten noorden ervan. En hoofdingenieur-directeur P. Lagrou van het Bestuur der Waterwegen merkte op dat deze brug mogelijk in conflict zou komen met de plannen voor de aanleg van een semimetro in de bedding van de Leie. De brug werd toch uitgevoerd maar verdween eind 20ste eeuw bij het openleggen van de Leie.
In 1985 werd een aanvraag ingediend om de voor- en achtergevel op de begane grond te vernieuwen naar een ontwerp van Jean Pierre Josse (Antwerpen). De Stedelijke Dienst Monumentenzorg en stadsarcheologie gaf een negatief advies voor het bekleden van de steunpijlers van de voorgevel met spiegels en pleitte voor zichtbeton, in overeenstemming met de voorgevel. De winkelpui aan de Veldstraat werd de daaropvolgende jaren echter toch ingrijpend aangepast, onder andere met een schuine verlaging van de betonnen luifel.
Het gebouw bestaat uit een smallere, rechthoekige voorbouw met blinde zijgevels die grotendeels vrijstaand zijn, en een bredere, vierkante achterbouw, beiden van drie bouwlagen onder een plat dak en voorzien van een kelderverdieping.
De voorgevel is tweeledig en bestaat uit een terugwijkende, glazen winkelpui en een zwevende, veeleer gesloten bovenbouw, van elkaar gescheiden door een betonnen luifel. Oorspronkelijk vormde de portaalzone over de volledige breedte aan de Veldstraat een overdekte galerij, bedoeld als beschutte overgang van de straat naar het winkelinterieur. Een vrijstaande, trapezoïdale vitrine schermde de galerij af van de straat maar deze werd later verwijderd. Ook het oorspronkelijke schrijnwerk van de vitrine met gesatineerde aluminium profielen, is vervangen.
In de bovenbouw zijn de structurele delen uitgevoerd in glad bekiste elementen uit zichtbeton. Het plastische gevelraster dat aan de zijde van de Veldstraat de volledige breedte en hoogte van de bovenbouw beslaat, is opgebouwd uit negen parallelle lagen van verschillende hoogte. Deze zijn per twee gegroepeerd volgens een alternerend ritme en afgewerkt met een gelijkaardige attiekborstwering, waarbij de achterliggende niveaus slechts worden aangegeven door afgeschuinde bovendorpels. Het onregelmatige ritme van de verticale posten, die in een enkel geval de horizontale lagen doorbreken, lijkt ontleend aan het principe van de 'pans de verre ondulatoires', dat door Le Corbusier en Iannis Xenakis op punt werd gesteld in het dominicanenklooster La Tourette. Gevat in witgelakt stalen schrijnwerk, is de beglazing in de diepte van deze structuur geplaatst.
De zijgevels van de voorbouw zijn volledig gesloten en bekleed met prefab gevelplaten van glad bekiste beton. De achtergevel is ook bekleed met glad bekiste beton maar is – in tegenstelling tot de voorgevel – heel vlak en sterk opengewerkt door vensters van verschillende breedte, voornamelijk horizontaal met uitzondering van de begane grond, alle oorspronkelijk met schrijnwerk in witgelakt staal en typerende asymmetrische indeling. Aan de zuidzijde bevindt zich een grote muuropening onder een betonnen luifel, oorspronkelijk met een vouwpoort in witgelakt staal.
Volgens de bouwplannen vormen kelder, begane grond en eerste verdieping open verkoopplateaus, ontsloten door dubbele roltrappen centraal in de achterbouw en door een noodtrap, lift en vaste trap aan de zuidzijde van de achterbouw. Aan die zuidzijde bevindt zich op de begane grond ook een loskade, zijde Ajuinlei. In de kelder is een deel van het gebouw, zijde Veldstraat, afgesloten voor de verwarmingsinstallatie. De tweede verdieping is volgens de bouwplannen ook grotendeels open maar onafgewerkt (reserveruimte). Aan de zijde van de Ajuinlei bevinden zich op deze verdieping wel voorzieningen voor het personeel, zoals vestiaires en een refter, atelier en leskamer die bereikbaar zijn via de verticale circulatie aan de zuidzijde van de achterbouw. Het gebouw heeft geen volwaardige derde verdieping maar wel een machinekamer en lift.
Auteurs: Vandeweghe, Evert; Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Veldstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kledingwinkel C&A [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307535 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.