is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw: kerkhof en kerktrappen
Deze bescherming is geldig sinds
is deel van de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Dorpskern Alsemberg
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw
Deze vaststelling was geldig van tot
Laatgotische kerk ter ere van Onze-Lieve-Vrouw met omringend geruimd kerkhof, opgetrokken op de hoogte van de Alsemberg nabij de splitsing van de Oude Nijvelweg en Brusselse weg, nu Pastoor Bolsstraat. Het huidige gebouw gaat terug tot de 14de eeuw met belangrijke restauraties in de 19de eeuw.
De Brabantse hertog Godfried met de Baard stichtte een votiefkerk in 1134 en schonk daartoe aan de abdij van Kamerrijk, vertegenwoordigd door de proosdij van het Heilig Graf van de Kapellekerk in Brussel, twaalf bunder grond, te identificeren als de huidige 'kerkenberg'. Een eerste kerkgebouw werd volgens C. Theys opgericht door abt Parwin in 1155. Vanaf 1219 werd een romaanse kerk opgetrokken die gewijd werd op 30 november 1243. In 1242 zou hertogin Sofie van Brabant een Onze-Lieve-Vrouwebeeld aan de kerk geschonken hebben. Dat betekende het begin van Alsemberg als bedevaartsoord. Er zijn uit de archieven verschillende andere schenkingen bekend: de Heilige Elisabeth van Hongarije en Hertogin Maria zouden het schip en de zijbeuken bekostigd hebben, hertog Jan III, Philips de Goede, Karel de Stoute, Maria van Bourgondië, Keizer Karel en Maximiliaan van Oostenrijk schonken glasramen die alle verloren zijn gegaan.
Het oudste deel van de huidige kerk is het koor uit de tweede helft van de 14de eeuw dat werd overwelfd in 1465-1470. Het schip werd opgetrokken in de tweede helft van de 15de eeuw. De toren werd geconstrueerd begin 16de eeuw en het gewelf over het schip in 1520. Een nieuwe sacristie, gelegen achter het zuidelijke Elisabethkoor, werd in de 17de eeuw gebouwd ter vervanging van de oude sacristie aan de noordkant. Ze werd aangepast in 1775. De kerk kende constante bouw-, verbouwings- en decoratiewerken. De westtoren bleek een zorgenkind. Hij werd verhoogd in 1480 en 1485 en voltooid in 1506 of 1527. De toren brandde af in 1653, de herstelwerken werden voltooid in 1675 met de plaatsing van een kruis. In 1807 stortte de westertoren in om in 1823 nogmaals hersteld te worden. De bouwvallige torenspits werd uiteindelijk afgebroken en vervangen door een dak. In 1876 was er opnieuw stormschade die hersteld was in 1891 om nog hetzelfde jaar terug bij een storm beschadigd te worden. In 1891 werd de huidige spits opgetrokken naar ontwerp van architect H. Cassiers. Doorheen de hele 19de eeuw werden belangrijke aankledingswerken en restauratiewerken uitgevoerd. In 1841 verkocht de kerkfabriek de 16de-eeuwse gotische preekstoel aan het Jubelparkmuseum. Er werd in 1837 een nieuwe preekstoel geplaatst. In 1842 werden 42 koperen sterren aan het plafond gehangen en in 1843 kwam er een nieuwe kerkvloer. Daarbij werden de vele grafstenen in de vloer verwijderd. De vloer van het koor werd gelegd in de periode 1856-1859.
In 1863 werden de grote, in opdracht van pastoor Jan Bols opgemaakte, renovatieplannen van bouwmeester Jules Jacques van Ysendyck (Parijs 1836 – 1901) goedgekeurd en van 1866 tot 1876 werden de werken uitgevoerd. Het pleisterwerk werd verwijderd en de bakstenen muren werden onder imitatie witte steen verborgen. De Commissions Royales d’Art et d’Archéologie keurde in 1870 het ontwerp van een nieuw glasraam goed. Over welk raam het precies gaat en in hoeverre het geplaatst werd is niet bekend. Dezelfde commissie adviseerde in 1872 over de restauratie van het altaarstuk van C. Decraeyers 'kruisafname'. Tussen 1876 en 1903 worden de glas-in-loodramen door Hendrik en Jules Dobbelaere uit Brugge geplaatst. Het witstenen beeld van Sint-Elisabeth (Frans De Vriendt, Borgerhout) werd in 1876 op de noordelijke transeptgevel geplaatst. De oude sacristie werd in 1879 omgevormd tot noordelijke koor, ook bekend als de Heilig Kruiskapel of Congregatiekapel.
Nieuwe werken in de periode 1889-1895 begonnen met de toevoeging van 'gabels' op de zijmuren, een dakgaanderij met attiek op het koor, verbouwing van het hoogaltaar, verwijdering van de houten bekleding van de koorwanden en het openmaken van de koorvensters. In 1890 volgde de heropbouw van de toren met als bekroning het optrekken van de torennaald met hertogelijke kroon in 1891. Eveneens werden in 1890 een reeks als storend beschouwde onderdelen afgebroken: het bovendeel van het Sint-Elisabethaltaar, de houten lambrisering van de zijbeuken, zijdelen van het doksaal. Door Leo Bressers werden in 1891 zestien wapenschilden van de schenkers in het koor aangebracht. Tot slot volgde in 1893-95 de plaatsing van negen nieuwe glas-in-loodramen in het koor en de noordelijke kant van de benedenkerk. Het waren ontwerpen van M. Dobbelaere (Brugge). Het parochiearchief bewaart nog steeds elf voorstudies uit de periode 1894-1896 van zowel uitgevoerde als niet uitgevoerde glasramen. De meeste ramen werden door pelgrims of lokale gelovigen geschonken aan de kerk.
De aankleding van het interieur werd regelmatig aangepast. In 1480 werd een stenen doksaal opgericht tussen koor en schip. Het werd in 1770 vervangen door een smeedijzeren hek in rococostijl gesmeed door kunstsmid Delmotte uit Brussel. Daarbij verdween de oude onder het Sint-Elisabethkoor gelegen doopkapel uit 1646. Volgens andere bronnen zou Delmotte het hek hersteld hebben in 1791. Vijf delen van het oude doksaal werden in 1895 door de kerk teruggekocht en vier ervan werden in 1906 geïntegreerd in het ontwerp van het nieuwe hoogaltaar.
Georiënteerde longitudale kruiskerk met basilicale opstand, opgetrokken uit natuursteen onder leien bedaking. De plattegrond vertoont een uitgebouwde vierkante westertoren met ten noorden een traptoren, een driebeukig schip van vijf traveeën met als zijkapellen uitgewerkte zijbeuken, een niet-uitspringend transept met vlakke sluiting, een koor van twee rechte traveeën met driezijdige sluiting, een noordelijk zijkoor van twee traveeën, een zuidelijk zijkoor van één travee met aansluitend een sacristie. Op de viering een kleine vieringtoren.
De hoge westertoren van vier geledingen onder ingesnoerde naaldspits dateert grotendeels uit de 19de eeuw met resten van de 16de-eeuwse toren in de onderbouw. De hoeken zijn voorzien van versneden hoeksteunberen. In de westgevel een segmentboogportaal in een omschrijvende blinde spitsboog met maaswerk. Spitsboogvenster met neogotisch maaswerk. De tweede geleding heeft blinde spitsboogvensters en in de bovenste geleding bevinden zich spitsboogvormige galmgaten. De pinakels en attiek zijn neogotisch.
Het schip en transept dateren uit de 15de eeuw terwijl het zuidelijke portaal en de doopkapel, ooit het noordelijke portaal, werden toegevoegd in 1642. Hun oude kern bleef bewaard bij de restauratiewerken in de 19de eeuw.
De puntgevels van de zijkapellen, de pinakels met hogels, de steunbeerbekroning en attiek dateren uit de restauratieperiode. De gevels worden geritmeerd door verjongende steunberen, pinakels en spitsboogvensters met maaswerk. Het spitsboogportaal in de vierde zijkapel heeft een rijkelijk uitgewerkte deuromlijsting en een bovenlicht met maaswerk. Boven het portaal een attiek. Het transept wordt getypeerd door een groot glas-in-loodvenster en blinde spitsbogen in de geveltop.
Het gotische koor van twee rechte traveeën met driezijdige sluiting dateert uit einde 14de eeuw-begin 15de eeuw. Het wordt geritmeerd door verjongende steunberen waartussen spitsboogvensters met neogotisch maaswerk. Onder de vensters een doorlopende druiplijst. De dakruiter, pinakels met hogels en attiek zijn vermoedelijk 19de-eeuws.
De aan de zuidkant van het hoogkoor aangebouwde sacristie telt drie traveeën onder een leien schilddak. De sobere lijstgevels werden opgetrokken in witte natuursteen met een gevellijst. Drie segmentboogvensters doorbreken de muren.
Het interieur van de kerk is vrij homogeen, onder andere dankzij de restauratiecampagnes in de 19de eeuw waarbij al het pleisterwerk werd verwijderd en waar nodig aangevuld met imitatie-witsteen. De spitsboogarcade heeft zuilen met achthoekige sokkel en koolbladkapiteel. De bakstenen kruisribgewelven steunen in het middenschip en het koor op de muraalzuiltjes en op gebeeldhouwde consoles in de zijbeuken. Het 14de-eeuwse koor met kruisribgewelf uit 1470 heeft op de muren 19de-eeuws blind maaswerk ingevuld met de wapenschilden van schenkers. Het noordelijke koor, ook bekend als de Heilig Kruiskapel of Congregatiekapel wordt afgedekt door een kruisgewelf, evenals het zuidelijke Sint-Elisabethkoor. De muren van de pseudotransepten zijn gedecoreerd met blind maaswerk.
De sacristie is een rijk aangeklede ruimte. De zoldering uit 1775 verbeeldt het hemeluitspansel. De wanden zijn voorzien van eikenhouten kasten en beschotting in Lodewijk XVI-stijl uit 1791 met daarin zestien portretten van weldoeners van de kerk geschilderd door A. en K. Sallaerts (Brussel) en Marten II Mijtens.
Schilderijen: Geschiedschrijvers der kerk van Alsemberg, in oorsprong elf doeken uit de 17de eeuw, deels geschilderd door A. Sallarts in 1649-1650 en aangevuld door andere meesters; De vijftien mysteries van de Rozenkrans (1876 en 1895); Kruisafneming (17de eeuw) van Theodoor Rombouts of C. Decraeyer, Hemelvaart van Maria (midden 17de eeuw), Doopsel van Christus (1635), kruisweg door Devriendt, Emmausgangers (17de eeuw), de Heilige Maagd met Kind (Van Hoeck eerste helft 17de eeuw, Maria wekt een dood kind te leven om te dopen (1650?), Ex-voto 'meisje met roos' met het wapenschild van de graven Cornet de Grez d’Elzius (derde kwart 18de eeuw). Een schilderij zonder precieze titel door de confrérie van Onze-Lieve-Vrouw van Alsemberg uit Mons geschonken in 1679 (schilder Kristoffel Lemmens, 'pastoor Egidius op weg naar de kerk' (geschonken 1648), Heilige Familie (begin 18de eeuw).
Beeldhouwwerk: Genadebeeld, een Stella Maris van omstreeks 1200, in de 16de eeuw omgebouwd tot Spaanse madonna en in 1891 gerestaureerd door Blanckaert en Bressers uit Gent. Beelden van de 16de tot 19de eeuw: triomfkruis (1516), aanbiddende engelen (circa 1500), Brabantse calvarie met Sint-Jan-Evangelist, Maria en biddende Magdalena uit 1516; Onze Lieve vrouw met Kind (Mechelen 1552), Onze-Lieve-Vrouw met kind (1680), Heilige Elisabeth van Hongarije (1640, de bedelaar uit 1888 werd door Leopold Blanckaert van Maltebrugge toegevoegd, het voetstuk is een relikwiekist uit 1750); de Heilige Helena (17de eeuw); een piëta van omstreeks 1700; Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen (omstreeks 1700); Heilige Jozef uit 1876 door H. Bryuffaerts; een 'Judaskus' en 'Ecce Homo' beiden uit 1878; de Heilige Franciscus van Assisi (1897); de Heilige Lutgart uit 1891.
Meubilair: Hoogaltaar in natuursteen, marmer en koper naar ontwerp van R. Lemaire en uitgevoerd door B. Van Uytvanck (Leuven) uit 1906 met integratie van vier delen van het 15de-eeuwse doksaal: Kruisafneming, Graflegging, Verrijzenis, Pinkstergebeuren. Op het altaar een verguld koperen tabernakel vervaardigd door J. Wilmotte uit Luik en het omgevend koperen baldakijn door Jozef van Aerschodt.
Barokke houten preekstoel met afbeelding van de Bergrede, besteld bij beeldsnijder Jan Frans van Geel te Mechelen in 1793 en afgewerkt door Van Hool uit Antwerpen in 1837. Barokke biechtstoelen van omstreeks 1790. Antoine Copin leverde in 1804-05 het orgel opgesteld op een houten neogotisch doksaal. Doopvont met romaanse kuip van omstreeks 1200, gerestaureerd in 1888. Het koperen deksel is van de Luikse kunstenaar J. Wilmotte en het smeedwerk van Karel Smulders (Alsemberg). Een marmeren wijwatervat uit de 17de eeuw.
Verspreid over de kerk muurschilderingen:
1. Noordmuur schip: Maria met Kind, links en rechts geflankeerd door de patroonheiligen Johannes de Doper en Barbara; onderaan knielende stichtersfiguren; tweede helft 15de eeuw (165 x 138 centimeter).
2. Talrijke "sporen van polychromie" staan in de archivalia en in de literatuur vermeld; ze zijn zichtbaar in situ; datering onbekend. Ontdekt circa 1900 tijdens de ontpleisteringswerken onder leiding van Maurice Van Ysendyck.
In de doopkapel hangt sedert 1907 één van de gotische deurtjes van het tabernakel uit 1514.
Grafsteen van Nikolaas Nicolai Everaerts (Leuven 1498-Venetië 1571) ontdekt bij herberg De Zwaan en door pastoor Bols aangekocht in 1895 en op de huidige plaats gezet. Laatgotische epitaaf van Gillis van Berlaar (+ 1459), vermoedelijk afkomstig van de klooster van Zevenborre en aangekocht door pastoor Bols.
De neogotische glas-in-loodramen werden uitgevoerd door de gerenommeerde ateliers van S. Coucke en Dobbelaere uit Brugge en dateren uit het laatste kwart van de 19de en het eerste kwart van de 20ste eeuw.
Voor zover bekend was het kerkhof steeds ommuurd en omheind. Er stond een linde en er werd begraven tot 1893 waarna de nieuwe begraafplaats in de Onze-Lieve-Vrouwstraat in gebruik werd genomen. Nadien werd het kerkhof geruimd en heraangelegd tot een gekasseid plein met randbeplanting.
Momenteel rest van de kerkhofmuur enkel het door pilasters gelede gedeelte ter hoogte van het koor dat in 1953 werd vernieuwd en afgewerkt met een grijze beraping. Langs de andere zijden wordt het kerkhof omsloten door de kapelaanshuizen, kosterhuis en nieuwbouwhuizen. Aan de koorzijde van de kerk hangen enkele grafstenen van de pastoors van Alsemberg, vermoedelijk hier geplaatst toen de kerkvloer werd vernieuwd in de 19de eeuw. Ze dateren uit de 18de en 19de eeuw. Een monumentale piëta (1943) van de Lembeekse beeldhouwer Camille Colruyt (1908-1973) domineert de helling links van de grote trappen.
Kerk en kerkhof waren vanouds toegankelijk via de indrukwekkende trappen aan de zuidzijde en de kleine trappen aan de westzijde van de 'kerkberg'. De derde, zacht hellende toegang aan de noordoostzijde was aanvankelijk afgesloten met een draaiboom of 'stichel', later vervangen door een smeedijzeren hekken waarvan de hekpijlers in witte natuursteen bleven bewaard.
De kleine trap aan de westzijde zou nog van 1751 dateren. De huidige lange trappen aan de zuidzijde, twaalf maal vijf treden (blauwe hardsteen en kasseien), naar boven toe versmallend en aangelegd in de aslijn van het zuidportaal, dateren van 1891-93, zoals bevestigd wordt door het in het straatpatroon verwerkte jaartal. Het concept is van J.J. Van Ysendijck (1836-1901). Het feit dat het flankerende metselwerk (witte natuursteen en ijzerzandsteen) schuin oplopend werd uitgewerkt zorgde voor de nodige consternatie bij de leden van de Koninklijke Commissie. Desalniettemin werd geoordeeld dat "l’ensemble de l’escalier n’a pas mauvais aspect et que le travail est solide et durable" (21 oktober 1893).
Auteurs: Mertens, Joeri
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Alsemberg
Is deel van
Dorpskern Alsemberg
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/38859 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.