is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Catharina
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Parochiekerk Sint-Catharina
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Muurschilderingen Sint-Catharinakerk
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Catharina
Deze vaststelling was geldig van tot
De Sint-Catharinakerk is in oorsprong een romaanse kerk van vóór 1228 met verheven ligging aan de zuidzijde van de Kerkplaats. De kerk met ommuurd, omringend kerkhof is toegankelijk aan de westzijde via een gietijzeren hek tussen natuurstenen pijlers met bolbekroning. Het kerkhof is deels geruimd, een aantal graftekens uit de 19de en volledige 20ste eeuw bleef bewaard.
Betreffende het ontstaan van de kerk zijn er vooralsnog weinig gegevens beschikbaar. Volgens de oudste bronnen bestond ze al ten tijde van Hendrik I van Brabant, hertog van Lotharingen, die in Duisburg een hertogelijke zomerresidentie bezat. Mogelijk is de kerk ontstaan als burchtkapel in de 10de of het begin van de 11de eeuw. De eerste vermelding van de kerk dateert van 1228 toen hertog Hendrik I de kerk met alle toebehoren schonk aan de kanunniken van de abdij van Sint-Jacob op de Coudenberg in Brussel. Reguliere kanunniken van deze abdij bedienden de kerk van 1262 tot aan de afschaffing van de kloosters door Jozef II (1784).
Van de oorspronkelijke romaanse kerk van vóór 1228 resten nog het schip en de toren. In 1263 werd door toedoen van de abdij van Coudenberg gestart met de bouw van het hoge gotische koor, de sacristie aan de noordzijde en het traptorentje aan de zuidzijde, in de periode 1350-1400 gevolgd door de bouw van het transept dat versierd werd met de nog bestaande muurschilderingen. De hoogte van het gotische koor en in mindere mate die van het transept staan in schril contrast tot het lagere, in oorsprong romaanse schip. Vermoedelijk was het de bedoeling ook het schip te vervangen, maar werd dit nooit gerealiseerd.
De oorspronkelijk twee geledingen hoge massieve toren was voorzien van twee bifora en werd volgens kerkrekeningen in 1626-1628 verhoogd met een klokkenkamer met galmgaten en bekroond door de achthoekige spits. Al in 1674 werd het koor gewit en in 1679 werd een vloer gelegd die mogelijk nog aanwezig is onder het huidige vloerniveau.
Een afbeelding van de kerk van 1656 is te vinden in het Kaartboek van de abdij van Park en toont de kerk als een georiënteerde driebeukige kerk met basilicale opstand: de westgevel met verhoogde toren, een middenschip verlicht door rondbogige bovenlichten en gevat tussen lagere gesloten zijbeuken onder een lessenaarsdak, een hoger uitstekend transept en koor. In de zuidelijke zijgevel bevond zich de toegang en een rond venster, waarvan vandaag de sporen zichtbaar zijn.
In 1747 werd het slecht onderhouden koor opgeknapt, in de tweede helft van de 18de eeuw gevolgd door diverse herstellings- en onderhoudswerken. Bij de brand van 1758 zijn de transeptgewelven ingestort waarna ze vervangen werden door een vlak plafond, zie het gestucte medaillon met jaartal "1758" in spiegelschrift. De zijbeuken werden in de loop van de tweede helft van de 18de eeuw verhoogd waardoor hoofd- en zijbeuken onder één zadeldak kwamen. Hiertoe werden ook de bovenlichten van de middenbeuk en de bifora in de toren dicht gemetseld, zie de nog aanwezige bouwsporen; de gevels van de zijbeuken werden geopend door brede classicistische ramen. Rond dezelfde periode kreeg de westgevel een inkomportaal, een bovenliggend venster, in oorsprong opgevat als nis en twee flankerende ronde vensters. Mogelijk werd de ingang aan de zuidzijde toen dichtgemetseld. In het interieur werd het transept heringericht met nieuwe biechtstoelen en een bijhorende eiken lambrisering van de hand van Floris Bonet uit Charleroi (1783).
De 19de eeuw kenmerkte zich eveneens door meerdere renovatiecampagnes. Zo werden in 1834 herstellingswerken uitgevoerd, vermoedelijk naar ontwerp van de Leuvense architect Van Arenbergh. Tussen 1854-1850 liet pastoor Cuyvers het omgaande loofwerk op de koormuren weghakken om een lambrisering te kunnen aanbrengen. Ook tijdens de ambtstermijn van pastoor Maes (1892-1917) gebeurden er ingrijpende bouw- en restauratiewerken: in de periode 1894-1895 kwam het koor aan bod met onder meer het ontpleisteren van de gewelven, het herstel van het eerder afgehakte loofwerk en vervanging van het barokke altaar door een retabelaltaar. De gedeeltelijk dichtgemetselde koorvensters werden opnieuw geopend en de bestaande gotische tracering werd aangevuld met neogotisch maaswerk; de nieuwe glasramen werden ontworpen door Vosch uit Etterbeek. In 1899-1901 kregen de westgevel, de zijbeuken en de transepten nieuwe glasramen, waarbij de transeptvensters eveneens nieuwe maaswerk kregen; tegelijkertijd werd het interieur heringericht met neogotische meubilair.
De buitenbepleistering werd volgens oude foto's verwijderd na 1896 en zeker vóór 1917, het einde van de ambtstermijn van pastoor Maes. In 1913 werd een neogotische sacristie gebouwd aan de zuidzijde van het koor en de doopvont en het orgel werden vernieuwd. De oorlogsschade van de Tweede Wereldoorlog werd kort na 1946 aangepakt. De laatste grote restauratiewerken, zowel aan exterieur als interieur gebeurden in de periode 1990-2002 onder leiding van architect Denise Debrouwer; ook de eind 14de-eeuwse muurschilderingen kwamen toen aan bod.
De plattegrond beschrijft een georiënteerde, longitudinale kruiskerk met ingebouwde westtoren, een driebeukig schip van vijf traveeën, transeptarmen van één travee met rechte sluiting en een opmerkelijk hoger koor van drie rechte traveeën met vijfzijdige sluiting. Zowel aan de noord- als aan de zuidzijde van het koor is er een sacristie aangebouwd, de zuidelijke in neogotische stijl van 1913. Het geheel, afgedekt met leien zadeldaken, is opgetrokken uit regelmatig gehouwen Ledische kalkzandsteen, ontpleisterd in het eerste kwart van de 20ste eeuw. Tegen en rond de kerk bleven diverse vooral 19de-eeuwse grafstenen bewaard.
De massieve romaanse westtoren op vierkante plattegrond, telde oorspronkelijk twee geledingen, maar werd rond 1626-1628 verhoogd met een derde geleding tot het huidige niveau en bekroond door een achthoekige ingesnoerde leien naaldspits met kruis en windhaan. De poort in de onderste geleding is gevat in een segmentboogomlijsting van blauwe hardsteen, uitgevoerd in Lodewijk XVI-stijl met kwarthol geprofileerde rechtstanden en een bekronende waterlijst met gestrekte uiteinden. Hogerop is er een venster in een spiegelboogomlijsting, eveneens van blauwe hardsteen. De tweede geleding is blind en de bovenste torengeleding wordt gemarkeerd door spitsbogige galmgaten, aan drie zijden bedekt met een wijzerplaat. Voorts zijn er in de westgevel twee oculi met glas in lood.
Het schip, oorspronkelijk met hoger opgaande middenbeuk tussen lagere zijbeuken die verhoogd werden in de 18de eeuw, werd in dezelfde periode voorzien van brede classicistische steekboogvensters in kwarthol geprofileerde omlijsting, vijf aan de noordzijde en vier aan de zuidzijde. In de zuidelijke zijbeuk bleef de gedichte, voormalige ingang zichtbaar.
Het rijzige transept, koor en oude sacristie, alle in gotische stijl, worden geritmeerd door versneden steunberen waartussen spitsboogvensters. De transeptarmen uit de periode 1350-1400, eindigen op een puntgevel; tegen het zuidelijke transept is er een traptorentje onder gerenoveerde leien spits. Het koor van omstreeks 1263 heeft lancetvensters die gedicht zijn in de rechte traveeën en voorzien van neogotische traceringen en glas in lood in de sluiting. De oude sacristie aan de noordzijde is voorzien van een puntgevel met rechts een rondboogdeurtje; de sacristie van 1913 in neogotische stijl ligt aan de zuidzijde en wordt gemarkeerd door een attiek en gekoppelde spitsbogige lancetvensters.
Tegen de kopgevel van koor hangt een gepolychromeerde gekruisigde Christus aan het kruis, boven de grafsteen van 'Ferdinand des Barons Des Van Reynegom ende syne Compagne', gestorven 1786, eertijds onder lessenaarsdak, sinds de tweede helft van de 20ste eeuw onder zadeldak.
Het interieur is vandaag deels bepleisterd en vertoont resten uit verschillende stijlperioden. De geplafonneerde middenbeuk met gestuct medaillon ANNO 1758 in spiegelbeeld, is van de zijbeuken gescheiden door een strakke spitsboogarcade op vierkante natuurstenen pijlers (ontpleisterd in 1895). De dichtgemetselde romaanse bovenlichten boven de spitsboogarcade zijn momenteel verborgen achter het pleisterwerk. De zijbeuken hebben eveneens een vlakke overwelving versierd met eenvoudig 18de-eeuws stuclijstwerk, net als de transeptarmen. De eind 14de-eeuwse muurschilderingen in temperatechniek op de transeptmuren werden ontdekt in 1945 en geconserveerd in 1984-1986. Zij stellen verschillende taferelen voor, afgeboord met een rechthoekig kader, en met iconografische thema's als heiligenverering en de Verlossing.
Het koor is overwelfd door een natuurstenen kruisrib- en straalgewelf met sluitstenen, neerkomend op driekwart colonetten met koolbladkapiteel. Het sinds 1674 bepleisterde koor werd in 1895 ontpleisterd. De omlopende gotische spitsboogfries met driepasmotief wordt gesteund door maskerkopconsooltjes, vernield in 1845-1850 en grotendeels hersteld in historiserende stijl in 1895. Een liturgisch reinigingsbekken, piscina genoemd, met drielobmotief bevindt zich in de zuidelijke muur; twee sacramentsnissen met mijterboog zijn uitgewerkt in de muur achter het altaar en de twee sacristiedeuren worden bekroond door een spitsbooglijst met drielobmotief in het boogveld. De oude sacristie heeft een kruisribgewelf en een zichtbare console van de steunbeer van het koor.
Schilderijen: Ecce Homo, François Joseph Huyghens, midden 18de eeuw; Aanbidding van de herders, toegeschreven aan de Vlaamse school, eind 16de - begin 17de eeuw; Heilige Hieronymus, eerste helft 17de eeuw; Marteldood van de Heilige Catharina van Alexandrië, tweede helft 17de eeuw, Onze-Lieve-Vrouw met Kind schenkt rozenkrans aan de Heilige Dominicus, 17de eeuw; Doek van Veronica, 18de eeuw; Maaltijd met de Emmaüsgangers, 18de eeuw.
Beeldhouwwerken: Sint-Sebastiaan, gepolychromeerd hout, tweede helft 17de eeuw; Sint-Anna-ten-drieën, gepolychromeerd hout, midden 17de eeuw; gepolychromeerd beeld Heilige Barbara, eerste helft 16de eeuw.
Meubilair: Neogotisch hoofdaltaar eik en steen, 1895, met houten retabel, waarop de voorstelling van het Laatste Avondmaal en de Graflegging. Neogotische zijaltaren en neogotisch koorgestoelte van Goyers, Brussel, eik, 1894; biechtstoel, begin 17de eeuw, twee biechtstoelen met bijhorende lambrisering in de transeptarmen van Floris Bonet uit Charleroi, eik, 1783; preekstoel van Frans Dillekens, 1894; communiebank uit het derde kwart van de 18de eeuw. Orgel met neogotische orgelkast, smeedijzeren leuning en opschrift 'LAUDATE DOMINUM IN CHORDIS ET ORGANO' op de draagbalk, 1913; neogotische doopvont in 1896 geschonken door pastoor Maes. Glasramen door M. Vosch te Etterbeek; in het koor van 1895, in transept en schip van 1900-1901.
Auteurs: De Vries, Birgit; Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Kerkplaats
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Catharina [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/42796 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.