De Sint-Martinuskerk is gelegen in het centrum van het dorp Everberg, te midden van een grasperk dat het vroegere kerkhof met fraai hekwerk vervangt. De kerk is een heterogeen ensemble in bak- en kalkzandsteen met leien daken.
Historiek
Volgens Verbesselt was de kerk van Everberg tijdens de vroege middeleeuwen in het bezit van de plaatselijke heren, die haar in 1112 overmaakten aan het Gasthuis van Leuven. Tot de Franse Revolutie bezat het Leuvense Gasthuis er het patronaat en de tiendrechten.
Beschrijving
De plattegrond toont een driebeukig schip met transept, een vieringstoren en een polygonaal koor.
Het oudste gedeelte is de vierkante toren in kalkzandsteen waarvan het onderste gedeelte teruggaat tot circa 1200 (?). Naar verluidt werd hij begin 17de eeuw hoger opgetrokken, terwijl de huidige, pittoreske bekroning van circa 1890 dateert. Ook het laatgotisch koor en de noordelijke transeptarm uit de 16de eeuw zijn volledig in lokale kalkzandsteen uitgevoerd. Voor de zuidelijke transeptarm uit 1729 werd gebruik gemaakt van baksteen met witte speklagen terwijl de plint en de steunberen alternerende lagen witte kalkzandsteen en ijzerzandsteen vertonen.
Van 1886 tot 1890 werd de kerk ingrijpend verbouwd en gerestaureerd door Henri Beyaert (1823-1894). Uit deze campagne dateert het neogotische schip, de sacristie en de tribune van de Mérodes. Opvallend bij deze uitbreiding is het sobere, bakstenen buitenvolume, waarbij de westgevel wordt gedomineerd door een rode hoektoren met wenteltrap naar het doksaal. Het traveeritme wordt bepaald door de vooruitspringende steunberen, de gekoppelde spitsboogvensters van de zijbeuken en de grote driehoekige dakkapellen die de middenbeuk verlichten. Merkwaardig is de dubbele westingang met links het bescheiden vrouwenportaal en rechts het, onder meer door zijn schuine inplanting, in evidentie gesteld mannenportaal. De korfboogdeur was oorspronkelijk bekroond met een figuratief beschilderd timpaan onder een spitsboogvormige druiplijst, terwijl op de gevelpunt een Onze Vader in een drielobmotief was aangebracht.
Interieur
Onder impuls van de toenmalige pastoor Joannes De Voghel (1853-1903) werd de binneninrichting toevertrouwd aan Paul Hankar (1859-1901) die voor het kerkinterieur een volledig decoratief programma uitwerkte. De werkwijze van Hankar vormt een bijna systematische vertaling van de principes van Viollet-le-Duc zoals die werden uiteengezet onder de hoofding "Peinture" van zijn "Dictionnaire de l’Architecture". Bij de polychrome afwerking werd de architecturale structuur nauwgezet gerespecteerd, zelfs subtiel benadrukt. De materialen – de roze baksteen van de kruisribgewelven en de witte natuursteen van de kruisribben, de spitsbogen en de zuilen – blijven zichtbaar, maar delicaat opgehoogd met een decoratieve, overwegend goudkleurige toets. De buitenwanden echter werden bepleisterd en beschilderd met een okerachtig wit met opgetrokken valse voegen, eveneens in goudkleur. Opvallend is het kleine opgevulde driehoekje in de linkerhoek. Helemaal rondom loopt een decoratieve fries, terwijl het gevelvlak boven de spitsboogarcaden van de middenbeuk is opgehoogd met medaillons met apostel- en heiligenfiguren.
De decoratie is echter toegespitst op de koor- en transeptkapellen. In de Mariakapel en de Sint-Hubertuskapel, waar zich de grafkelder van de familie de Mérode bevindt, zijn de wanden beschilderd met monogrammen (gekroonde initialen en heraldische symbolen). De blokvormige stenen altaren zijn voornamelijk versierd met vegetatieve motieven in sgraffito, door decoratieschilder Adolphe Crespin (1869-1944). Het Maria-altaar bevat een mooi antependium in dezelfde techniek, met voorstelling van de Onze-Lieve-Vrouw Boodschap. Het hoofdaltaar in natuursteen en messing is geïnspireerd op het voorbeeld van Clermont-Ferrand. Het antependium bevat spitsboognissen met bas-reliëfs met scenes uit het Oude Testament die het offer van Christus voorafbeelden. Boven de altaartafel prijkt een witstenen retabel met links en rechts de voorstelling van de geboorte van Christus en de Maaltijd van de Emmaüsgangers. Het wordt bekroond met een eveneens in koper uitgevoerde Kruis scene onder baldakijn. Dit fraai werkstuk, uitgevoerd door de Antwerpse beeldhouwer Jan Gerrits wordt bijkomend gevaloriseerd door de sgraffiti met pelikanen en distels op de koorwand én door de vier glasramen van J.B. Capronnier. Het overige meubilar, vaak een combinatie van hout en smeedwerk (communiebank en preekstoel), werd eveneens door Hankar ontworpen en door Gerrits uitgevoerd.
Kerkhof en omgeving
Typerend voor de dorpskern is de relatief open structuur met enerzijds een pleinvormige verbreding aan de westzijde van de kerk en anderzijds enkele onbebouwde percelen, een stuk weide en boomgaard. De bebouwing is overwegend 19de-eeuws met al of niet recente verbouwingen. Beeldbepalend is in ieder geval een rode beuk die uit 1930 dateert.
Het omliggende kerkhof (niet langer in gebruik) heeft zijn karakter van 'besloten hof' inmiddels verloren door een drastische verlaging van de ommuring en het verwijderen van het neogotisch hekwerk met pijlers. Het grasperk wordt gestructureerd door enkel struiken en door een merkwaardige neogotische grafkapel.
Bron: Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, Beschermingsdossier DB000070, Sint-Martinuskerk en onmiddellijke omgeving Auteurs: Paesmans, Greta Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Martinus van Tours [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/43358 (geraadpleegd op ).