is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Decanale kerk Sint-Catharina
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Decanale kerk Sint-Catharina
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Kerkhofpoorten
Deze bescherming is geldig sinds
Georiënteerde kruisbasiliek ingeplant ten oosten van de Vrijheid; in 1525-1546 opgetrokken in Kempense hooggotiek, doch grotendeels heropgebouwd na de Tweede Wereldoorlog.
Voormalige in oorsprong romaanse kerk in kern minstens opklimmend tot 1210 (verheffing van Hoogstraten tot stad en vrijheid), in de 13de- 14de eeuw en na brand in 1442 heropgebouwd in gotische stijl (zie opgravingen in 1949-1950); in het tweede kwart van de 16de eeuw bij de bouw van de nieuwe kerk volledig gesloopt.
Ongeveer gelijktijdig met stadhuis, Gelmelslot en clarissenklooster werd, in opdracht van Elisabeth van Culemborg en Antoon I de Lalaing, de huidige kerk naar ontwerp van Rombout II Keldermans (+ 1531) opgetrokken; zijn neef Anthonis III Keldermans (+ circa 1564) kreeg later de verantwoordelijkheid over het metselwerk van de toren; de werfleiding berustte bij Hendrik Lambrechts.
Op 18 november 1525 werden de bouwwerken gestart. In de eerste jaren werden enorme hoeveelheden steen en kalk aangevoerd uit Mechelen en Breda; verder werd naast afbraakmateriaal van het Gelmelslot, vooral ter plaatse vervaardigde baksteen verwerkt. Hout, kalk en witte steen uit Bergen op Zoom en Dordrecht werden via de benedenloop van de Mark naar Ginneken (nu een gehucht van Breda) vervoerd en van daaruit per kar naar Hoogstraten. Leien kwamen via de Maas uit de Noord-Franse groeve Martin Fosse. Tussen 1525 en 1533 werden achtereenvolgens opgaand metselwerk, daktimmer en -bedekking van koor, zijkoren, sacristie en kapittelkamer, bidkapel, kruisbeuk en zijkapellen, alsook de overkluizing en het traceerwerk van de ramen gerealiseerd. Terzelfder tijd zorgden de glazeniers Claes Mathysen en Antonis Eversoen (zie glasramen), timmerman Jan de Brouwer (zie afsluitingen) en schrijnwerker Albrecht Gelmers (zie groot gestoelte) voor afwerking en binneninrichting.
Tussen 1534 en 1535 werd de bouw, wellicht om budgettaire redenen, stopgezet; van het oorspronkelijk vijfbeukig concept werd overgeschakeld naar een goedkopere driebeukige oplossing. Op 16/4/1537 werden de werken hervat. De moeizame levering van witte steen zorgde herhaaldelijk voor vertraging. Schip en zijbeuken waren in 1542 voltooid, de toren in 1546. Op 5/10/1544 werd de kerk plechtig ingewijd door Martinus Cuperius, bisschop van Chalcedonië en hulpbisschop van Kamerijk.
Regelmatig werden onderhouds- en herstellingswerken uitgevoerd, in de 19de- en 20ste eeuw onder leiding van de toenmalige provinciale architecten. Op 2310/1944 werd de toren opgeblazen door het Duitse leger. In zijn val vernielde hij schip en kruisbeuk, evenals het aanpalende stadhuis en de oude dekenij. Alleen de koorpartij, een gedeelte van de kruisbeuk, alsook de zuilen en bogen van de middenbeuk bleven overeind. Behalve de onder mobilair vermelde glas-in-loodramen, in 1941 opgeborgen in de grafkelder van Niklaas-Leopold van Salm-Salm en in 1952 herplaatst, werd al het glaswerk vernield. Op 29/3/1945 werd de kerk een tweede maal getroffen door een V1-bom, waardoor het hoogkoor werd beschadigd. De opruimingswerken werden op 15/6 beëindigd. Op 22/6/1945 werd tot de heropbouw naar oorspronkelijk concept onder leiding van J.L. Stynen en P. Berger besloten. Fase I en II (bedaking en afwerking) werden op 15/4/1954 voltooid, fase III (de heropbouw van de toren) op 1/6/1958. Gelijktijdig werd de restauratie van de kunstvoorwerpen aangevat.
Vrijstaande kerk ten noorden palend aan het stadhuis. Deels bewaard omringend kerkhof en plantsoenen, oostwaarts aansluitend bij de Lindendreef die naar het kasteel voert (zie Gelmelstraat nummer 131); de zijingang, uitgevend op de grafelijke bidkapel, was de aparte toegang voor de heren. In 1767 liet de hertog van Salm-Salm het kerkhof aan oost- en westzijde afsluiten met ijzeren poorten; oostzijde met bewaard 18de-eeuws hek tussen vernieuwde pijlers; huidige westelijke poorten in 1957 gereconstrueerd naar model van 1767: dubbele smeedijzeren traliepoorten in Lodewijk XV-stijl, opgehangen aan hardstenen pijlers met siervaas en flankerende vleugelstukken met relifblazoenen van Maximiliaan (en Eleonora van Hessen-Rheinfels) en Constantijn (en Maria Walburgis van Sternberg) van Salm-Salm. Grafzerken, -stenen en -kruisen uit verschillende perioden, waarvan vele geplaatst tegen de kerkgevels; monument voor de gesneuvelden van de Eerste Wereldoorlog, 1927 door Josuë Dupon.
Zuidoostzijde met Kruisweg en Heilig Bloedpark met Rozenkransweg, respectievelijk van 1952 en 1959, gelegen tussen oud en nieuw kerkhof (in gebruik genomen in 1952): openluchtkapelletjes met terracottaplaten door J. Jacobs en L. Van Esbroeck en 16de-eeuwe smeedijzeren kruisen afkomstig van koor en toren van de oude kerk.
Plattegrond: kruisbasiliek (86,70 meter op 36,75 meter) bestaande uit vrijstaande westtoren (104,70 meter) met aanleunende zuidelijke traptoren, driebeukig schip van zes traveeën met één ondiepe travee aan weerszijden van de torenaanzet (respectievelijk doop- en grafkapel) en aanleunende noordelijke traptoren, transept van één uitstekende travee met ten westen zijkapellen en aanleunende traptoren ten zuiden, koor van vier rechte traveeën met vijfzijdige sluiting, zijkoren van drie traveeën verlengd met grafelijke bidkapel aan noordoostzijde; noordoostelijke hoek tussen zijkoor en transept ingenomen door kapittelkamer (begane grond) met archief (bovenverdieping) en ingebouwde traptoren, zuidoostelijke hoek door sacristie van twee traveeën.
Materiaal: rode Kempense baksteen, op de hoeken om de vijf lagen afgewisseld met witte natuursteen (kalkzandsteen), witstenen lijsten, dorpels, afzaten, omlijstingen, harnassen, sierelementen, gewelfribben, zuilen en zo meer, oorspronkelijk naar alle waarschijnlijkheid betrokken uit Balegem, later uit Massengis.
Leien daken (zadel-, tent-, lessenaars- en schilddaken + torenhelm), waarin enkele kleine dakkapellen. Met leien afgedekte luchtbogen en steunberen. Smeedijzeren kruisen op koor en toren. Oorspronkelijke eikenhouten spanten boven het koor, voorts heropbouwspanten van gewapend beton en Noors rood grenenhout. Betonnen torenskelet.
Opstanden: op Brabantse leest geschoeide torenconstructie met rijk behandelde steunberen, speklagen en door middel van sierbanden en blinde spits- en rondboognissen onderverdeelde muurvlakken. Vierkante torenromp van vijf geledingen, bekroond met ingesnoerde octogonale lantaarn en dubbele ingesnoerde peerspits, eveneens met lantaarn. Naar boven toe, overhoeks verjongende steunberen met pinakels. Westelijk dubbelportaal met korfbogige deuringangen met loofwerk in de zwikken; tudorbogig timpaan van drie velden met beelden van de Heilige Drievuldigheid en twee engelen (1956) en blind maaswerk; omlopende accoladeboogvormige omlijsting met profielen en hoekblokken, kruisbloem en hogels. Tweede geleding met monumentaal raam ten westen, derde en vierde met uitgespaarde blindnissen, vijfde met gekoppelde spitse galmgaten en wijzerplaten; vierde geleding eindigend met zwaar geprofileerde lijst waarin medaillons met lettermonogrammen A(ntoon de Lalaing) en Y(sabeau van Culemborg), vijfde en lantaarn met boogfries. Een omlopende galerij met hoektorentjes vormt de overgang tussen vijfde geleding en lantaarn. Jaarcijfers 1546 helemaal bovenaan verwijzen naar de voltooiing van de toren.
Soberder kerkgebouw met eenvoudig behandelde steunberen. Basilicaal opgebouwd schip, tranpsept en koor met lijstgevels, behalve noordelijke en zuidelijke transeptarm met tuitgevel. Travee-indeling door middel van verjongende steunberen, ter hoogte van schip, kruisbeuk en hoogkoor vermeerderd met luchtbogen en pinakels. Horizontaal markerende omgetrokken (soms verspringende) plint, druiplijsten, dorpels, omlijste steigergaten en geprofileerde daklijsten. Spitsbogige drie- en vierlichtvensters met alternerend maaswerk in geprofileerde bakstenen omlijsting, monumentaal uitgewerkt in transept en tweede torengeleding. Sacristie en kapittelkamer met vierdelige tudorboogvensters met witstenen waterlijst, hoekblokken, hogels en kruisbloem.
Noordelijke zijbeuk met rechthoekige deur ten westen onder tudorboogvormig timpaan. Derde travee van het schip met korfbogige noordelijke en zuidelijke zijingang in geprofileerde omlijsting met waterlijst. Zijkapellen met sporen van voormalige toegangen tot het in 1533 in gebruik genomen koor. Grafelijke bidkapel met voorportaal waarin korfboogdeurtje. Koorsluiting met leien afdakje waaronder geschilderde, houten crucifix (begin 17de- of 19de eeuw ?).
Tweeledig opgebouwd schip, transept en koor (gedeeltelijk) met bepleisterde en beschilderde muren; rijk geprofileerde, spitse scheibogenarcades op gemetselde rondzuilen (zandsteen, soms bepleisterd) met octogonale sokkel en koolbladkapiteel; gelijkaardige, uit halfzuilen samengestelde vieringpijlers. Vierdelige kruisribgewelven (schip, kruisbeuk en koor), met geprofileerde meestal witstenen ribben, gewelfsleutels, gordel- en muraalbogen, rustend op fijne halfronde schalken of consoles, versierd met de wapenschilden of lettermonogrammen van de opdrachtgevers; bakstenen gewelfschelpen. Koorsluiting met gelijkaardig straalgewelf. Gelijkvloerse torenverdieping met stergewelf. Grafelijke bidkapel en kapittelkamer respectievelijk met net- en 18de-eeuws stergewelf. Spitsbogige drie- en vierlichtvensters in geprofileerde omlijsting, smaller en hoger uitgewerkt in de vierde travee van het hoogkoor en in de apsis. Middenbeuk met schijntriforium. Vloeren van koor en kruisbeuk met geometrisch patroon van zwart- en witmarmeren inlegwerk; schip met blauwe hardsteentegels. Enkele 16de- en 18de-eeuwse grafzerken in grafkapel en zijkapellen. Grafelijke bidkapel met gotische schouw met witstenen wangen en sierprofielen.
Schilderijen: op paneel: Het leven van Sint-Jozef, anoniem, eerste helft 16de eeuw (zuidelijke zijkapel); Voorstelling van de Heilige Bloedlegende, anoniem, 1605 (zuidelijk zijkoor); Geloofsbelijdenis van Cornelis Mussus, anoniem, tweede helft 17de eeuw (hoogkoor); De zeven smarten van Maria, kopie door M. Van Herck, 1962, naar het passie-veelluik van de Meester van Hoogstraten, vóór 1517 (noordelijke zijkapel). Op doek: Marteling van Sint-Crispinus en Sint-Crispianus, kopie naar Ambrosius Francken, circa 1600 (zuidelijk zijkoor); Aanbidding der herders, door Cornelis Schut, eerste helft 17de eeuw (zuidelijke zijkapel); Kruisvinding door de Heilige Helena, Antwerps meester, circa 1640-1650 (noordelijk zijkoor); Christus aan het kruis, door Jaak Nieuwlants (?), 1649 (?), (doopkapel); Heilige Familie met engel, in navolging van Rubens, tweede helft 18de eeuw (noordelijk zijkoor); Boodschap aan Maria, door Jan Erasmus Quellinus, 1688 (noordelijk zijkoor); Epitaaf met bewening van Christus, naar Van Dyck, eind 17de eeuw (grafkapel); Zeven werken van barmhartigheid, Aanbidding der koningen en Hooglied van Simeon in de tempel, Vlaamse School, Maria-Magdalena in extase en reeks met Hooglied van Simeon in de tempel, Christus verschijnt aan Maria-Magdalena, Heilige Maagd gekroond door engelen en Heilige Drievuldigheid, door Vlaams meester, eind 17de- of begin 18de eeuw (noordelijk en zuidelijk zijkoor, zuidelijke zijbeuk en -zijkapel); antependium van Sint-Crispinus en Sint-Crispianusaltaar, 17de- of 18de eeuw (zuidelijk zijkoor); Piëta, kopie naar Antoon Van Dyck, 17de- of 18de eeuw (noordelijk zijkoor); Tenhemelopneming van Maria, door Jan Erasmus Quellinus, 1704 (grafkapel); Andreas Theunis toont het Heilige Bloeddoek, toegeschreven aan Franciscus Cock, 1706 (zuidelijk zijkoor); Kruisafneming, toegeschreven aan J.M. Provo, kopie naar Rubens, circa 1766 (grafkapel); predella met praalgraf van A. de Lalaing en E. van Culemborg, door Ch. Boom, 1933 (noordelijk zijkoor). Voor altaarstukken, zie altaren.
Beeldhouwwerk: Vroegrenaissancistisch praalgraf voor Antoon de Lalaing en Elisabeth van Culemborg, toegeschreven aan Jan Mone, ca. 1528-1529, marmer en albast; renaissance-epitaaf van Philippe de Lalaing en Anna van Rennenberg, na 1583, marmer en gevlamd albast; laatbarok wandpraalgraf van Karel-Florentijn van Salm, door Pieter Scheemaeckers, 1709, zwarte en witte marmer en witte steen (hoogkoor). Rococopraalgraf voor vorst Niklaas-Leopold van Salm-Salm, door Cornelis Van Dael, circa 1765, zwarte, witte en geaderde marmer (zuidelijke kruisbeuk).
Gotische, eikenhouten engelen- en heiligenbeelden en crucifix, uit de 15de- en 16de eeuw (noordelijke kruisbeuk, grafkapel); laatgotische albasten beelden afkomstig van voormalig koordoksaal, eind 15de- of begin 16de eeuw (bid- en grafkapel); triomfkruis met laatgotisch corpus, 1556-1557, naar ontwerp van A. Keldermans en kruis, 1892, tussen gepolychromeerde beelden van Heilige Johannes en Onze-Lieve-Vrouw afkomstig van buitencalvarie, circa 1600 (koorboog); barokke piëta, toegeschreven aan Pieter Scheemaeckers, circa 1693, gepolychromeerd lindehout (grafkapel); gepolychromeerd houten blazoen van de rijngraven van Salm, na 1739 (noordelijke zijkapel); verschillende gepolychromeerde houten heiligenbeelden uit de 19de eeuw; verrijzende Christus, door Clara Sheridan, circa 1952, hout, (onder westelijk doksaal). Neogotisch Heilig-Bloedreliekschrijn onder ciborium, door J. Wilmotte (Luik) naar ontwerp van H. de Tracy, 1886, verguld geelkoper.
Wandtapijten: vijf wandtapijten, drie met taferelen uit het leven van de H. Elisabeth van Hongarije, twee met taferelen uit het leven van de Heilige Antonius abt, Zuidelijke Nederlanden, na 1509 (in zijkoren).
Beiaard van 1960 met 24 Hemony-klokken (1654-1655) afkomstig van de kapittelbeiaard van de Antwerpse kathedraal en 27 Michiels-klokken (1954-1959).
Meubilair: Altaren: neogotisch hoofdaltaar door L.G. De Preter, N. Daems en J.B. De Boeck, J.B. Van Wint en J. Helbig naar ontwerp van H. de Tracy en A. Van Assche, 1854-1892, met witmarmeren voorplaat en gepolychromeerd en verguld houten retabel; barok portiekaltaar in noordelijke kruisbeuk, toegewijd aan Sint-Catharina, door Gaspar De Haen en Willem Marcelis, 1766-1767, gemarmerd en verguld hout, altaarstuk met voorstelling van De marteling van Sint-Sebastiaan, toegeschreven aan Willem Jacob Herreyns, 1767, flankerende witgeschilderde beelden van Heiligen Anna en Cecilia en reliektombe van de Heiligen Joris en Benignus; barok portiekaltaar in de zuidelijke kruisbeuk toegewijd aan het Heilig Bloed, door Cornelis Van Dael, circa 1766, gemarmerd hout, altaarstuk met voorstelling van Het Laatste Avondmaal door Herman Gillis, 1766, marmeren Christusbeeld, flankerende witgeschilderde beelden van Heiligen Petrus en Paulus en onderaan graftombe van vorst Niklaas-Leopold van Salm-Salm; neogotische zijaltaren in zijkoren naar ontwerp van A. Van Assche: noordelijk, toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van de Rozenkrans, 1900, natuursteen met houten retabel door J. Gerrits, zuidelijk, toegewijd aan de Zoete Naam Jezus, door F. De Vriendt en M. Bressers, circa 1894, natuursteen met gepolychromeerd houten retabel in hoogreliëf.
Afsluitingen: hoogkoor met opengewerkte eikenhouten afsluitwanden in renaissancestijl, door Jan de Brouwer, eerste helft 16de eeuw; aanpalende vleugeldeuren in neorenaissance, door N. Daems, 1890. Renaissance deur en tochtscherm van bidkapel, door Jan de Brouwer, 1533. Afsluiting van de doop- en grafkapel door firma Van Herck, 1961-1963, kopie van hekken door Jan De Brouwer van 1546.
Rijk uitgewerkte gestoelten: klein gotisch gestoelte in de noordelijke kruisbeuk, Brabants (?) werk uit het derde kwart van de 15de eeuw, afkomstig van de oude kerk; groot laatgotisch gestoelte links en rechts van hoogkoor met twee rijen stallen, door Albrecht Gelmers, circa 1532-1548. Laatbarokke preekstoel door Theodoor Verhaegen, 1735. Vier classicistische biechtstoelen door firma Van Herck, 1963, kopie naar 18de-eeuws model met gesculpteerde 18de-eeuwse voluten en figuratieve medaillons.
Doksaal: naar ontwerp van P. Berger en L. Stynen, 1958-1961, witte steen, met orgel door de firma B. Pels en Zoon, 1959-1961. Doopvont met blauwe hardstenen kuip, midden 16de eeuw, en deksel van gedreven koper, 1670. Zwartmarmeren lavabo, 17de- 18de eeuw (sacristie).
Gebrandschilderde glas-in-loodramen: zes in het hoogkoor met diverse personnages, door Claes Mathysen en Mathys Claes, gemaakt tussen 1528 en 1571; zeven in de koorsluiting met voorstelling van de zeven sacramenten, door Antonis Eversoen, 1531-1533; één in de noordelijke kruisbeuk met voorstelling van Laatste Avondmaal en acht Staten van Holland, Antwerpse school, 1532-1535; één in het noordelijk zijkoor met glasraam van Karel de Lalaing en Jacoba van Luxemburg, door Claes Mathysen, 1533; alle voornoemde glasramen werden tussen 1841 en 1890 ingrijpend gerestaureerd door J.B. Capronnier; zuidelijk zijkoor zuidzijde, met glasraam van koningin Louisa-Maria door J.B. Capronnier, 1856. Hedendaagse glasramen door M. De Groot en J. Willemen, laatstgenoemde naar ontwerp van J. Huet.
Bron: DE SADELEER S. & PLOMTEUX G. 2002: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Hoogstraten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n4, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Vrijheid
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Decanale kerk Sint-Catharina [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/46578 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.