is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Salvator
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Parochiekerk Sint-Salvator
Deze bescherming is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Dorpskom Meerle
Deze bescherming is geldig sinds
Vrijstaande parochiekerk gedeeltelijk opgetrokken in gotische stijl uit de eerste helft van de 15de eeuw en gedeeltelijk in laatgotische stijl uit het vierde kwart van de 15de eeuw - eerste helft van de 16de eeuw met mogelijk een oudere kern in de toren.
Als gehucht van Baarle behoorde Meerle oorspronkelijk tot de Baarlese Sint-Remigiusparochie waarvan het patronaat toebehoorde aan de abdis van Thorn. De lange afstand naar de hoofdkerk en het groeiend aantal inwoners deden in Meerle de nood aan een eigen kerk toenemen. De oudst bekende oorkonde over Meerle van 11 juni 1261 bevestigt het bestaan van een eigen bedehuis, vermoedelijk een bijkerk van de Baarlese hoofdkerk: in de oorkonde draagt de abdis haar patronaatsrecht van onder meer de kerk van Baarle en haar bijkerken over aan de abdij, op voowaarde dat de bijkerken het statuut zouden verwerven van kerken van tweede rang. Tot de tweede helft van de 14de eeuw bleef Meerle als bijkerk afhankelijk van de Sint-Remigiusparochie en tot 1796 bleef de parochie Meerle in handen van de machtige abdij van Thorn.
De onderbouw van de toren zou in kern teruggaan op een eerste Romaans kerkje, vermoedelijk gebouwd in de eerste helft van de 13de eeuw door de abdij van Thorn. Restauratiewerken in 1970 legden fundamenten bloot van dit eerste kleinschalig bedehuis.
De huidige toren, schip en eerste transept vormen de bewaarde onderdelen van een kerkgebouw, gebouwd in de eerste helft van de 15de eeuw in opdracht van de toenmalige heer van Hoogstraten. Begin 16de eeuw werd deze kerk opnieuw te klein bevonden en nam de graaf van Hoogstraten het initiatief om over de oude heen een nieuw en grootser kerkgebouw op te trekken. Rombout II Keldermans, op dat moment in opdracht van de graven bezig met de Sint-Catharinakerk te Hoogstraten, wordt beschouwd als bouwmeester van de Meerlese kerk. Financiële moeilijkheden beletten echter de volledige voltooiing, in de periode 1526-1529 werden enkel koor en dwarsbeuk voltooid, zo vertonen de gewelfconsooltjes van dwarsbeuk en koor het wapen van de graven de Lalaing, tevens zou zich in het transept een sluitsteen met jaartal "1529" bevinden(?).
Voormelde bouwfasen komen zeer duidelijk tot uiting in het contrast tussen het lage kerkgedeelte met toren, schip en eerste transept in een sobere gotische stijl uit de eerste helft van de 15de eeuw en het monumentale transept met oostpartij in de typische decoratieve laatgotiek uit het vierde kwart van de 15de eeuw - eerste helft van de 16de eeuw.
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog kende de kerk een periode van verval en herstellingen. De kunstschatten wijzen op een bloeiperiode in de tweede helft van de 17de eeuw en in de 18de eeuw, waarbij de kerk in 1717 sterk beschadigd werd door een storm. Voornamelijk in in de tweede helft van de 19de eeuw en in het eerste kwart van de 20ste eeuw vonden diverse herstellingswerken aan de toren, dakruiter en gevels plaats en vermoedelijk ook de bouw van de noordelijk gelegen berging. Restauratiewerken in 1970 bevatten onder meer het witkalken van het destijds beschilderd interieur en dringende instandhoudingswerken aan onder meer de constructie van de vieringstoren circa 1988-1989. Ter voorbereiding van restauratiewerken was in 2002 een bouwhistorisch onderzoek aan de gang.
De georiënteerde éénbeukige kruiskerk bestaat uit een ingebouwde westtoren, een schip van twee traveeën, een eerste vlak afgesloten transept van één (ten noorden) en twee (ten zuiden) traveeën, een tweede hoger, tevens vlak afgesloten transept van twee traveeën en een koor van drie rechte traveeën met driezijdige sluiting. Dit geheel is aangevuld met een zuidelijke sacristie van twee bouwlagen met polygonaal traptorentje en noordelijke berging. Leien zadel- en lessenaarsdaken, een gedeelte uit de eerste helft van de 16de eeuw met dakkapellen en op de kruising van het tweede transept en het koor een opengewerkte houten dakruiter onder leien spits, bekronen het geheel.
Het gedeelte met toren, schip en eerste transept vertoont een sobere baksteenbouw, terwijl het gedeelte met tweede transept en koor een bak- en zandsteenbouw is met verwerking van zandsteen voor afzaat, muurbanden, kraag- en dekstenen, dorpels, kordons, hogels, enzovoort.
De vierledige westtoren onder ingesnoerde fijne leien naaldspits wordt gestut door versneden steunberen en heeft een aanleunende polygonale traptoren aan de zuidzijde. De toegang wordt gevormd door een korfboogpoort in geprofileerde bakstenen omlijsting, daarboven een vierdelig spitsboogvenster met bakstenen maaswerk in dito omlijsting en verder een blinde muurpartij met getoogd venstertje, gekoppelde spitsboogvormige galmgaten en ten slotte een verankerde gevelbeëindiging met steigergaten en muizentand.
De gevels worden gemarkeerd door (overhoekse) versneden steunberen en spitsboogvensters in een bakstenen omlijsting en waren destijds bepleisterd.
Het gedeelte uit de eerste helft van de 15de eeuw bestaat uit gevels met steigergaten en muizentand. In beide schipgevels bevindt zich een gedichte korfboogvormige zijingang en sobere, kleine vensters in een omlijsting met afgeschuinde hoeken. De transeptarmen eindigen op een puntgevel met aandak, ankers en muurvlechtingen, in het zuidelijk transept bevindt zich een spitsboogvenster met afgeschuinde dagkanten, in het noordelijk transept een venster met sterk geprofileerde omlijsting. Een geknikte muurpartij vormt de verbinding tussen het eerste en het tweede transept.
Het gedeelte uit het vierde kwart van de 15de eeuw - eerste helft van de 16de eeuw bestaat uit gevels met overwegend een zandstenen daklijst en uit steunberen decoratief uitgewerkt met zandsteen, blindnissen, overhoekse onderdelen en sierelementen zoals driepasbogen, pinakels met hogels en kruisbloem, in het koor onder een leien dakje. De transeptarmen eindigen op puntgevels met aandak, overhoekse pinakels, ankers en vlechtingen. Er zijn langgerekte drie- of vierdelige spitsboogvensters aanwezig met bakstenen maaswerk in een dito geprofileerde omlijsting met uitgeholde dagkanten en een deels gedicht venster in de koorsluiting. De sacristie van twee bouwlagen met overhoekse steunbeer bevat rechthoekige getraliede muuropeningen onder een blind segmentboogveld. De berging heeft aandak en muurvlechtingen, een overhoekse steunbeer en spitsboogvensters met ijzeren roedeverdeling. Tegen de gevels bevinden zich arduinen kruisen, graf- en gedenkstenen uit de 18de en 19de eeuw.
In het bepleisterd en beschilderd interieur wordt het éénbeukig schip en het eerste transept respectievelijk overspannen door een tongewelf en een gedrukt spitsbooggewelf, beide met kruisribben en gordelbogen, eindigend op een omlopende kordon. De overwelving wordt in het schip verstevigd door middel van twee dwarsbalken en een trekijzer. Tussen het eerste en het tweede transept bevinden zich spitsboogvormige scheibogen. Het tweede transept en het koor zijn overwelfd met kruisribgewelven eindigend op bewerkte consooltjes. De viering is afgezet met spitsboogvormige gordelbogen, samen met de gewelfribben eindigend op de polygonale dekplaat van de tot bundelpijlers gevormde halfzuilen, kapitelen met gesculpteerde dieren en plantmotief.
Witte glas-in-loodvensters met afgeschuinde dorpels zijn in schip en het eerste transept voorzien van afgeschuinde hoeken, in het tweede transept en koor van afgeschuinde dagkanten. Er zijn nog blinde koorvensters te zien boven de toegang tot de sacristie en berging. De zwarte marmeren vloer is in het koor verhoogd met vóór het altaar witte marmeren tegels met een stermotief in bruine en grijze marmer. In het zuidelijk transept is achter de lambrisering een verborgen houten korfboogdeurtje met nagelkopdecoratie aanwezig, dat toegang geeft tot de sacristie. Die sacristie bestaat op de begane grond uit een vierkante ruimte met kruisribgewelf op consoles en op de bovenverdieping is de vroegere archiefkamer aanwezig.
Bron: DE SADELEER S. & PLOMTEUX G. 2002: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Hoogstraten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n4, Brussel - Turnhout.
Auteurs: De Sadeleer, Sibylle
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Volgens K.A.H.W. Leenders zijn de 'Bredase' grafzerken niet afkomstig uit een kerk in Breda. Het zijn de zerken op de graven van rijke katholieke Bredanaars die zich in Meerle lieten begraven omdat ze in Breda niet katholiek begraven konden worden (1648 - 1795).
Is deel van
Dorpskom Meerle
Is deel van
Kerkstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Salvator [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/46688 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.