is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Sociale woonblokken Geelhandplaats
Deze vaststelling is geldig sinds
Sociaal wooncomplex in 1934 gebouwd door de huisvestingsmaatschappij Onze Woning naar ontwerp van Alfons Francken. Monumentaal modernistisch complex van zes bouwlagen rond een open binnenplaats.
Het sociaal wooncomplex aan de Geelhandplaats is gelegen op een inpandig terrein aan de Duinstraat in de wijk Stuivenberg (of de Seefhoek) in de 19e-eeuwse gordel. Het complex werd gebouwd in opdracht van Onze Woning (heden Woonhaven), een lokale Maatschappij voor Goedkope Woningen die in 1929 werd opgericht door de Commissie van Openbare Onderstand (C.O.O.) van Antwerpen. In het kader van de krotopruiming in de jaren 1930 bouwde de maatschappij een aantal opmerkelijk modernistische complexen in de binnenstad en de 19e-eeuwse gordel. Deze volgden allemaal de typologie waarbij woonblokken van vijf tot tien bouwlagen rond gemeenschappelijke binnenkoeren of hoven worden geschikt. Deze appartementsgebouwen zijn beïnvloed door de idee van de 'Existenzminimumwoning' (de 'woning voor het bestaansminimum'), die op de CIAM-congressen (Congrès Internationaux d’Architecture Moderne) van 1929 in Frankfurt en 1930 in Brussel werd ontwikkeld als een nieuwe rationele benadering van het sociale wonen. Essentieel in het model was de combinatie van wooneenheden met een beperkte oppervlakte (wooncellen) met gemeenschappelijke binnen- en buitenruimtes. De appartementen zelf waren voor die periode vaak van hoge kwaliteit en modern uitgerust, met een ingerichte keuken, stromend warm en koud water en soms centrale verwarming. Ze hadden meestal gezamenlijke wasgelegenheden, droogzolders en afvalkokers.
Onze Woning sprak voor de bouw van deze complexen gerenommeerde architecten aan: aanvankelijk Alfons Francken en vanaf de latere jaren 1930 ook Hugo Van Kuyck en Gustave Fierens. Het eerste complex werd opgetrokken aan het Stuivenbergplein (voltooid in 1931, architect Alfons Francken). In de loop van de jaren 1930 volgden er nog vijf: aan de Geelhandplaats (voltooid in 1934, Alfons Francken), aan de Halenstraat (1937, Hugo Van Kuyck), aan de Arsenaalstraat-Kloosterstraat (1937, Alfons Francken), en de Luchtbal (1939, Hugo Van Kuyck).
Het complex aan de Geelhandplaats was het tweede in deze reeks. Het werd opgericht op gronden die de C.O.O. inbracht bij de stichting van Onze Woning: de zogenaamde Geelhandplaats, in 1872 genoemd naar A. Geelhand die in 1850 bij testament een som van 10.000 F. naliet aan de armen van de stad. De Geelhandplaats was een nagenoeg rechthoekige binnenplaats waarrond het Bureel van Weldadigheid in 1872 een werkmanswijk oprichtte naar ontwerp van Victor Durlet (bestaande uit tweeënzeventig woningen en zes winkels). In 1933-35 werd deze eenheidsbebouwing gesloopt in het kader van een grootschalige saneringsactie en vervangen door de huidige woonblokken die eveneens werden ingeplant rondom het Geelhandplein dat behouden bleef. Het woningcomplex aan de Geelhandplaats werd ontworpen door Alfons Francken, die een paar jaar eerder ook het complex aan het Stuivenbergplein ontwierp. Francken genoot op dat moment al een internationale reputatie als vooraanstaand vertegenwoordiger van de Belgische avant-garde. Francken verwierf deze bekendheid door de bouw van vernieuwende appartementsgebouwen/hoogbouw voor de burgerij begin jaren 1920, zoals Philea, en Cyclops, Vulcan en Titan. Waar deze vroege appartementsgebouwen van Francken vormelijk nog tegen de art deco aanleunden, evolueerde de architect met de sociale woonblokken die hij voor Onze Woning ontwierp naar een meer modernistische en sobere vormentaal die refereert aan de Amsterdamse school (Dudok en Berlage). Het complex aan de Geelhandplaats is representatief voor deze latere fase in het oeuvre van Francken.
Het ontwerp voor het woningcomplex werd goedgekeurd in 1933. De werken werden in twee fasen uitgevoerd, met een eerste fase van 80 en een tweede fase van 98 woningen, en waren al in 1934 voltooid (aannemer F. Van Rompay uit Mortsel). In 1980-82 werden renovatiewerken uitgevoerd naar ontwerp van het bureau Omgeving, waarbij de indeling van de woningen werd gewijzigd. Bij een recente renovatie werd de straatgevel grondig gewijzigd.
Het wooncomplex aan de Geelhandplaats is een representatief voorbeeld van de modernistische sociale wooncomplexen die in de jaren 1930 in de binnenstad en de 19e-eeuwse gordel werden opgericht door huisvestingsmaatschappijen. Meestal waren deze opgebouwd uit vijf tot acht bouwlagen rond binnenplaatsen met plonsbaden, rustbanken, siergroen en binnentuinen. Specifiek voor het complex aan de Geelhandplaats is dat het op een inpandig terrein werd opgericht, met drie vleugels grenzen aan bestaande bebouwing en één vleugel aan de Duinstraat; met een monumentale poort naar een open binnenkoer (de Geelhandplaats). De toegangen tot de woonblokken bevinden zich op de Geelhandplaats.
De nagenoeg rechthoekige open binnenplaats is aan de vier zijden omgeven door woonblokken van zes bouwlagen onder plat dak, met op het gelijkvloers een kelderverdieping (oorspronkelijk met droogruimten) en vijf bouwlagen met appartementen. Op de lange zijden van het blok bevinden zich twaalf trapkokers met smalle verticale ramen over de volledige hoogte. Het blok is opgebouwd uit een aaneenschakeling van portiekflats: de verticale circulatie bedient op elke verdieping twee appartementen. Aan de kant van de Duinstaat bevinden zich nogmaals vier inkompartijen, aan de ander zijde twee.
Oorspronkelijk bevatte het complex honderdachtenzeventig woongelegenheden waarvan zesentachtig met twee slaapkamers, tweeënnegentig met drie en zes winkels op het gelijkvloers aan de Duinstraat. Het type appartement bevatte naast de slaapkamers en woonplaats, een keuken, hal, WC, en terras; per vijf tot zes appartementen werd een vuilschuif aangebracht. De in de jaren 1980 uitgevoerde renovatie bracht geen verandering in het aantal woongelegenheden, wel in het type, namelijk zesendertig appartementen met één slaapkamer, honderdzestien met twee, vier met drie en twintig met twee en twee winkels (momenteel ook omgevormd tot wooneenheden).
Het complex werd opgetrokken in baksteenmodernisme, met een sobere straatgevel en sculpturaal en levendig uitgewerkte gevels aan de Geelhandplaats met een combinatie van horizontale en verticale lijnvoering. Aan de straatzijde vlakke gele bakstenen lijstgevel (Belvédèresteen, ramen in het gevelvlak) met centraal monumentale poort in beton naar de binnenplaats; oorspronkelijk op de gelijkvloerse verdieping winkelpuien met houten schrijnwerk in een gecementeerde plint. Bij renovatie werden de winkels samen met de bovenliggende tussenverdieping omgevormd tot wooneenheden. Daarbij werden de oorspronkelijke winkelpuien vervangen door een plint in blauwe hardsteen en grijze bakstenen. De materialiteit van de vier bovenliggende bouwlagen, met doorlopende rollagen en twee licht uitspringende traveeën, werd grotendeels behouden (schrijnwerk vernieuwd).
Aan de binnenplaats, rode bakstenen lijstgevels (klampsteen) geritmeerd door sculpturale gecementeerde uitbouwen met langs de trappenhuizen per twee gekoppelde terrassen met afgeronde hoeken; sterke verticaal accent door de over de hele hoogte lopende smalle bandramen. Gelijkvloers over de volle verdieping een plint in Belvédèresteen. Rechthoekige muuropeningen (grotendeels bewaard, schrijnwerk vernieuwd). Het binnenplein was oorspronkelijk ingericht met tuinen en betegelde wandel- en speelplaats; anno 2014 heringericht met groot verzonken speelplein afgeboord met zitbanken.
Dit gebouw werd binnen de thematische inventarisatie van het sociale woningbouwpatrimonium zeer hoge tot uitzonderlijke erfgoedwaarde toegekend (top van de selectie).
Het sociaal wooncomplex aan de Geelhandplaats heeft een hoge architecturale waarde. Het is illustratief voor het zogenaamde baksteenmodernisme dat in Antwerpen onder meer vertegenwoordigd werd door Alfons Francken. Qua vormgeving en detaillering voert de nieuwe zakelijkheid in de trant van de Amsterdamse School (Dudok, Berlage) de boventoon. De planopbouw is karakteristiek voor de sociale wooncomplexen uit die periode waarbij een centraal gelegen binnenplein als uitbreiding van de leefruimte en ontmoetingsplaats voor de bewoners fungeert. Ook karakteristiek is dat in opbouw, materiaalkeuze en afwerking van de gevels een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen “binnen” en “buiten”: de bruinrode bakstenen gevels aan het binnenplein worden gearticuleerd door balkons en trapkokers en bedrukken vooral het gemeenschappelijk leven in het complex terwijl de gele bakstenen buitengevel met vlak ingebrachte vensterregisters en winkels op de begane grond (niet bewaard) eerder een publieke rol vervullen. Het complex heeft door zijn typologie (woonblokken rond een centraal binnenplein) ook een stedenbouwkundige waarde: het vormt een duidelijk stedenbouwkundig figuur in het historisch stadsweefsel (bouwblok) en is een belangrijk onderdeel van de historische stedelijke morfologie. De gevels aan het binnenplein zijn nog grotendeels origineel (herkenbaarheid). Ook de algemene opbouw, de volumes en de circulatiecircuits bleven bewaard. Andere gelijkaardige complexen van Alfons Francken (aan het Stuivenbergplein en aan de Arsenaal-Fortuinstraat) werden onherkenbaar gerenoveerd, waardoor de Geelhandplaats een zeldzaam bewaard voorbeeld is van deze episode in het oeuvre van Francken. Elementen die de erfgoedwaarde van het complex anno 2014 onderbouwen zijn de algemene opbouw van het complex, het volume, en de volledige architecturale uitwerking, materialiteit en compositie van de gevels aan de Geelhandplaats. Door renovatie heeft de voorgevel veel van zijn erfgoedwaarde verloren.
Auteurs: Van Herck, Karina
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sociale woonblokken Geelhandplaats [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/6751 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.