Vandaag in gebruik als Vredegerecht met Politierechtbank en Parket van de Procureur des Konings. De school werd met inbegrip van de resten van de tuin en ommuring beschermd als stadsgezicht bij Ministerieel Besluit van 18 maart 1999; de bijhorende turnzaal met de oorspronkelijke uitrusting werd beschermd als monument bij Ministerieel Besluit van dezelfde datum.
Door een privé-initiatief werd op het einde van de negentiende eeuw een meisjeskostschool opgericht die aanvankelijk werd uitgebaat door de zussen Byna en Emma Lefébure; deze school vond vanaf 1900 een onderkomen in een negentiende-eeuws pand, dat volgens de verkoopakte, geregistreerd op 8 juni 1900, bestond uit een herenhuis met bijgebouwen in een grote tuin, die een oppervlakte van ruim 61 are besloeg; in de tuin lagen ook een serre en een paviljoen; de instelling verwierf vrij snel een grote vermaardheid en werd geleidelijk uitgebreid. Gestart als beroepsschool, groeide ze in de periode 1903-1925 onder leiding van de vooruitstrevende Emma Lefébure uit tot een befaamde modelinrichting voor de opleiding van kinderen uit de gegoede burgerij.
Naast de intellectuele vorming werd er ook aandacht besteed aan karaktervorming en lichamelijke opvoeding met dagelijkse turnlessen, waarvoor in de periode 1904-1905 een turnzaal werd gebouwd naar ontwerp van de Brusselse architect Victor Horta (1861-1947). Het onderricht was gebaseerd op de Zweedse gymnastiek, een wetenschappelijk onderbouwde discipline die in het begin van de negentiende eeuw werd ontwikkeld door theoloog en huisleraar P.H. Ling (1776-1839). Voor de introductie van deze discipline in haar kostschool, trouwens de eerste Belgische instelling waar de nieuwe methode in praktijk werd gebracht, liet juffrouw Emma Lefébure zich leiden door haar broer Kolonel Lefébure die in 1898 in opdracht van de Minister van Oorlog een studiereis had ondernomen naar Zweden ter kennismaking met de nieuwe discipline; nadien publiceerde hij een vurig pleidooi voor een totaal vernieuwde methodische aanpak van de lichamelijke opvoeding, dat aan de basis lag van de algemene verspreiding van het Zweedse turnen. Voor de lessen in "Les Peupliers" werd beroep gedaan op gediplomeerde leerkrachten van het Hoger Instituut voor Gymnastiek van Stockholm.
Vermits Victor Horta behoorde tot de intieme kennissenkring van de Kolonel en zijn dochter Simone in "Les Peupliers" op school was, verklaarde hij zich bereid een ontwerp te maken voor het bouwen van een aangepaste turnzaal; de werken werden uitgevoerd onder zijn persoonlijke leiding; centraal in het ontwerp stonden de verlichting, de verluchting en de specifieke uitrusting voor de nieuwe discipline. Toen Emma Lefébure in 1925 met pensioen ging, werden de gebouwen overgenomen door de stad als onderkomen voor de stadsdiensten; momenteel is het herenhuis ingericht als Vredegerecht; de turnzaal was op het moment van de inventarisatie (zomer 2002) buiten gebruik maar zal geïntegreerd worden als balletzaal in het nieuwe Cultureel Centrum Bolwerk.
Meisjeskostschool
Onderkelderd breedhuis van elf traveeën en twee bouwlagen met mezzanino onder pannen zadeldak, op het kadaster geregistreerd in 1872. Bepleisterde en beschilderde lijstgevel, gemarkeerd door respectievelijk getraliede rechthoekige keldervensters, rechthoekige benedenvensters en steekbogige bovenvensters, laatstgenoemde in een geriemde stucomlijsting; vernieuwd houtwerk en arduinen lekdrempels, die werden doorgetrokken op de bovenverdiepingen. De sobere rechthoekige deuren van de verhoogde begane grond zijn gevat in een vlakke, arduinen omlijsting. Aflijnende houten kroonlijst. Eenvoudige, gedeeltelijk aangepaste achtergevel met rechthoekige muuropeningen. Links en rechts lagere aanbouwsels met vrij recent gewijzigde muuropeningen; bij de inventarisatie in de jaren 1970 waren er immers rondboogvensters in de plaats van de huidige rechthoekige. Het interieur werd volledig aangepast in functie van de huidige kantoorruimte; van de oorspronkelijke interieurafwerking bleef op enkele fragmentarisch bewaarde stucplafonds na, niets bewaard. Rechts van het pand bleef een gedeelte van de oorspronkelijke tuinmuur bewaard; deze muur werd opgetrokken uit baksteen en wordt gekarakteriseerd door rechthoekige spaarvelden.
Turnzaal
Links aansluitend de turnzaal, een bescheiden, zuiver functionele realisatie van Victor Horta, waarvoor de werken werden aangevat in 1904 en beëindigd in 1905; op het kadaster geregistreerd in 1905: vrij sobere bakstenen constructie op rechthoekige plattegrond van vijf traveeën en één bouwlaag onder licht hellend, zinken zadeldak, parallel aan de straat. Oorspronkelijk vermoedelijk aan drie zijden vrijstaand, doch heden grotendeels ingebouwd door het later aangebouwde stedelijke badhuis. Hooggeplaatste, relatief grote rechthoekige vensters met bewaarde ramen onder ijzeren I-lateien zorgen voor een maximale lichtinval; de ramen bestaan uit een vast ondergedeelte en een kantelend bovengedeelte; onder de vensters resten de sporen van de dichtgemetselde, voorheen karakteristieke verluchtingsgaten; tussen de vensters zijn er lange muurankers die verwijzen naar de inwendige steunpunten van de dakconstructie, in de vorm van metalen, decoratief uitgewerkte schoorstukken.
Interieur: intern vertoont de constructie een, vermoedelijk omwille van de akoestiek, licht gebogen plafond. In de houten, niet originele parketvloer met zigzagmotief werden evenwichtsbalken ingebouwd, die grotendeels verdwenen zijn; van de oorspronkelijke uitrusting resten nog een groot wandrek, houten klimrekken en de metalen rails, waaraan klimladders, touwen en ringen werden bevestigd.
- AROHM, Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg Vlaams-Brabant, Monumenten en Landschappen, beschermingsdossier.
- Kadaster Vlaams-Brabant, mutatieschetsen Vilvoorde 1872/22 en 1905/69.
- EGELS P. 2001: Grondstof, stof tot nadenken. Vilvoorde en de metaalrevolutie, Brochure Open Monumentendag, 31-32.
- VERHEYDEN A.L.E. 1972: Vilvoorde in oude prentkaarten deel I, Zaltbommel, nummers 137-138.