Overwegend bestemd voor grote Afrikaanse diersoorten, naar ontwerp van K. Servais, van 1855-56. Het gebouw moest verwijzen naar de streek van herkomst der dieren; onder invloed van de toen heersende egyptomanie opteerde Servais voor een Egyptisch bouwwerk, waarvoor de tempels van Denderah en van het eiland Philae model stonden. De inhuldiging greep plaats op 19 augustus 1856. Verschillende herstellingen werden sedertdien uitgevoerd. Restauratiewerken, 1984-88 uitgevoerd onder leiding van Guy Demoor en Luc Fornoville in samenwerking met het Restaurateurs Collectief van Gent.
Het gebouw vertoont een basilikaal grondplan met voorportaal of nartex, schip met hoge middenbeuk, flankerende lagere zijbeuken en een halfronde apsis.
Vrij massief blok afgedekt met licht hellende bedaking (bitumen) met grote koepel in het midden en drie kleinere koepels aan de achterzijde; de schuin oplopende muren zijn bepleisterd en beschilderd. Alle ribben geaccentueerd door halfronde reliëfbalkjes; dakrand rondomrond afgezet door zware, sterk uitkragende holkeellijst, voorzien van fries met cartouches en gevleugelde zonneschijven. De lange zijgevels, gebroken door hoekrisalieten, zijn verlevendigd door vele poorten met bijkomende omlijsting in de risalieten; deurvleugels versierd met drie gestileerde lotusstengels.
Perystilium met vier imposante kolommen, de middelste bekroond met Hathorkoppen en sistrumkast, de buitenste met palmbladkapiteel. Flankerende dienstlokaaltjes aan weerszijden van de inkomhal. Het portaal zelf is afgewerkt met een iets inspringende omlijsting met versierde holkeellijst (zie gevels). Twee zuilen met palmbladkapiteel delen de doorgang naar de bezoekershal in drie gelijke openingen, het onderste gedeelte telkens met twee opendraaiende deurvleugels met zeer doorzichtig houtwerk en lotusbloemmotief, het bovenste gedeelte gevuld met glas.
Alle wanden van het voorportaal zijn met egyptiserende taferelen en hiëroglyfen beschilderd. Bij de inhuldiging in 1856 was het pleisterwerk alleen hel witgeschilderd. In 186O werd besloten muurschilderingen aan te brengen; de eersten die in dit verband werden aangeschreven waren Samuel Sharpe en Joseph Bonomi. Voor de uitvoering van de geplande taferelen werd beroep gedaan op de in Antwerpen werkzame oriëntalist L. Delguer die hiervoor samenwerkte met vader en zoons Stalins. Tegen oktober 1861 waren de beschilderingen van voorgevel en portaal vermoedelijk klaar. Bron voor deze schilderwerken was ontegensprekelijk het werk van de egyptoloog R. Lepsius, maar Delguer verwerkte het geboden materiaal in originele en aangepaste composities. De aangebrachte taferelen en teksten verwijzen naar gebeurtenissen en personen uit de jaren 1855-56 met betrekking tot werken aan de tempel, de inhuldiging, het bezoek van de koninklijke familie, de relatie met de stad Antwerpen, de toenmalige raad van beheer, de rol van de klerken, de schenking van uitheemse diersoorten aan de KMDA; ook werden decoratieve composities van gestileerde bloemen en planten aangebracht.
Tussen 1870 en 1890 is er verschillende malen sprake van onderhoudswerken. In 1894 en de daarop volgende jaren wordt onder leiding van Emile Thielens door schilder-decorateur H. Verbuecken de beschildering van de zijgevels aangepakt; alleen de decoratie op de zijwanden van het voorportaal bleef tot op heden bewaard. Door dezelfde Verbuecken werden in samenwerking met L. De Wit diverse restauraties uitgevoerd met name in 1907, 1920, 1926 en 1929. In 1949 werden opnieuw schilderwerken ondernomen, ditmaal onder leiding van P. De Troyer; de decoratie van de zijwanden werd volledig gewijzigd, waardoor de eigenheid van het gebouw sterk werd aangetast; alleen de werken aan het voorportaal in de geest van H. Verbuecken, mogen geslaagd worden genoemd. In 1964 werd onder leiding van R. Landois ± het uitzicht van 1861 hersteld. De recente restauratiewerken werden uitgevoerd door het Restaurateurs Collectief van Gent.
Interieur: middenbeuk ondersteund door acht zuilen van bepleisterd metselwerk met palmbladkapiteel en geometrisch versierde sokkel, alternerend met ijzeren hekken voor de kooien; omlopende holronde kroonlijst met cartouches en gevleugelde zonneschijven, onderaan begeleid door een halfrond reliëfbalkje. Koepel met ijzeren spantconstructie. Bezoekershal met uitgewerkte mozaïekvloer, van 1893 door de gebroeders Pellarin uit Brussel (zie tekst in vloer verwerkt) met sober patroon en klassiek aandoende omlijsting met lotusbloemen.
- MACLOT P. en WARMENBOL E., Bevangen door Egypte: de Egyptische Tempel in de Antwerpse Zoo in kunsthistorisch en historisch perspectief (Zoom op Zoo, Antwerpen, 1985, p. 359-391).
- Monumenten en Landschappen, VII, nr. 2, maart-april 1988.