erfgoedobject

Station Brugge met seinhuis

bouwkundig element
ID
77850
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/77850
20 m

Basis Lagen

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als beschermd monument Station Brugge
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Station Brugge met seinhuis
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Station Brugge
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

  • a) Historiek

In 1837 worden initiatieven genomen om de spoorwegverbinding Brussel-Gent via Brugge en Oostende door te trekken. Het Brugse stadsbestuur verkiest, met de hoop op een belangrijke economische heropleving, om een station in het stadscentrum op 't Zand in te planten. Het aanleggen van de spoorweg en het bouwen van dat station betekenen een metamorfose voor dit plein. Het kapucijnenklooster op de Vrijdagmarkt wordt volledig gesloopt en de Smedenrei overwelfd. Het station in neoclassicistische stijl (dat later heropgebouwd is in Ronse) is ontworpen door de Brusselse architect Auguste Payen (1801-1877). Op 12 augustus 1838 wordt de spoorlijn Gent-Oostende plechtig ingehuldigd en vanaf 1 oktober rijden dagelijks drie treinen naar Oostende en twee naar Gent, Brussel, Antwerpen, Leuven en Ans (Luik). Het succes is enorm.

Reeds in 1877 wordt de Antwerpse architect Joseph Schadde (1818-1894) belast met het ontwerpen van een nieuw en ruimer station. Hij ontwerpt een monumentaal gebouw in neogotische stijl dat opgetrokken wordt ter vervanging van het neoclassicistische station naar ontwerp van de Brusselse architect Auguste Payen.

Vanaf 1899 rijpt de gedachte om het neogotische station te slopen en een nieuw station buiten de vestingen van Brugge aan te leggen. Het toenemende treinverkeer vergroot namelijk teveel de druk op de binnenstad.

In 1909 wordt begonnen met het ophopen van de bestaande spoorlijn Oostende-Brussel. Daardoor hopen de Bruggelingen op een betere doorstroming van het verkeer. Circa 1912-1913 starten de onteigeningen voor de bouw van het nieuwe station. Aan de hand van een voorontwerp van een spoorwegarchitect schrijft de NMBS een wedstrijd uit voor het definitieve ontwerp, dat wordt gewonnen door de Brusselse architecten Josse en Maurice Van Kriekinge. Door de Eerste Wereldoorlog duurt het echter tot 1936 voor het nieuwe station wordt gebouwd; het bestaande station op 't Zand wordt in 1948 gesloopt en het plein heraangelegd.

Het veelzijdige oeuvre van Josse Van Kriekinge (1877-1963) evolueert van art nouveau tot modernisme. Hij studeerde aan de Mechelse en Antwerpse academie en in 1930 associeerde hij zich met zijn zoon Maurice Van Kriekinge (1908-1969). Naast privé-woningen, flatgebouwen en sociale woningen bracht Josse verschillende openbare gebouwen tot stand o.m. het douanegebouw van Zelzate (1910) en samen met zijn zoon ook het station van Dendermonde (1941) en de Hogere Zeevaartschool van Antwerpen (1929-1933).

b) Beschrijving

Het huidige station is opgetrokken in de Internationale Stijl. Het opzet wordt gekenmerkt door een klassieke zin voor monumentaliteit. Meer bepaald is dit gebouw een voorbeeld van "modern classicisme", een term die ook gebruikt wordt voor bekende gebouwen als het Groot paleis van de Wereldtentoonstelling in 1935 op de Heizel in Brussel (architect J. Van Neck, 1935), voor de Sint-Augustinuskerk in Vorst (architecten L. Guiannotte en A. Watteyne, 1932), voor de Stedelijke Normaal- en Oefenschool in Antwerpen (architect E. Van Averbeke, 1929-1930) en voor het gerechtshof in Oostende (architect S. Smis e.a., 1938). Bij het modern classicisme zocht men opnieuw naar de permanentie van de traditie in de architectuur en naar een nieuw en aan de moderne tijd aangepast classicisme. Het was de bedoeling om de macht uit te drukken in een architectuur die orde, stabiliteit, grootsheid en eeuwigheid uitstraalde. Telkens wordt daar gekozen voor een rustige, klassieke vormgeving die het statige karakter van het gebouw onderstreept. Bij het stationsgebouw van Brugge komen deze kenmerken duidelijk tot uiting.

De hoofdvleugel is sterk symmetrisch opgebouwd en vrij imposant. Het telt drieëntwintig traveeën. Het wordt geritmeerd door een hoger middenrisaliet van vijf traveeën, dat gedomineerd wordt door een (recent vernieuwde) luifel. Oorspronkelijk flankeerden twee vlaggenmasten het risaliet waarop nog steeds de letter B (symbool van de Belgische spoorwegen) is aangebracht. De hoge, verticale vensterpartijen van de zijtraveeën worden geaccentueerd door een brede arduinen lijst.

Het gebouw heeft een plattegrond in de vorm van een winkelhaak. Het hoofdgebouw is evenwijdig met de sporen ingeplant. De inkomhal heeft imposante afmetingen en staat in verbinding met de bagageafdeling. Het inlichtingenkantoor en het buffet (vroeger de wachtzalen) zijn er rond gegroepeerd. In de rechtervleugel bevond zich oorspronkelijk het postkantoor van Brugge X. De bagageafdeling en het postkantoor zijn verbonden met de goederentunnel die de vijf perrons langs liften kan bereiken. In de hoofdvleugel waren oorspronkelijk op de verdieping de burelen van de technische diensten en een woning voor de stationschef ondergebracht.

In 1997 werd de voorgevel van het stationsgebouw grondig gereinigd.

Lokettenzaal

Imposante lokettenzaal van twee bouwlaag hoog aan de kant van het stationsplein opengewerkt met imposante vensterpartijen. De typische vloertegels en de loketten, tegen de oostelijke wand zijn bewaard gebleven.

Opmerkelijk in de lokettenzaal is de muurschildering van 18m lang en 90m2. Het is van de hand van René De Pauw en getiteld "Mijn landeken ten eere". Het is een wandschildering die de oostelijke, de zuidelijke en de westelijke muur van de inkomhal van het station siert. Op de twee lange zijden van de inkomhal van het station, de oostelijke en de westelijke wand, neemt het schilderij een band in van ongeveer twee meter hoogte. Hier is de voorstelling rechtstreeks op de bepleisterde muur geschilderd. Op de zuidelijke wand bevindt zich het grootste en het voornaamste gedeelte. Hier is het schilderij op losse panelen aangebracht die allen op de zuidelijke muur gevezen zijn. Deze muur wordt voor meer dan de helft door de voorstelling ingenomen. Het schilderij op deze wand bestaat uit 56 panelen die samen goed zijn voor 90 m2. Het schilderij werd gerealiseerd in 1939 door kunstschilder René De Pauw. Hij werkte er meer dan een jaar aan.

René De Pauw (Pittem 1888-Brussel 1946) studeerde oorspronkelijk rechten te Gent maar koos na het overlijden van zijn vader definitief voor de schilderkunst en zette zijn studies verder aan de academie te Brugge. Na de Eerste Wereldoorlog vestigde hij zich te Brussel maar keerde dikwijls terug naar zijn geboortestreek. Zijn geliefde onderwerpen waren portretten, bloemstukken, landschappen, kerkinterieurs en vooral visserstaferelen. Vertrokken vanuit een lief, charmerend maar bevreemdend helder impressionisme werd De Pauws koloriet gaandeweg somberder en kregen zijn figuren een hoekiger, robuuster uitzicht.

De beschilderingen in de lokettenzaal bestaat uit drie luiken: het centrale luik bestaat uit 56 panelen die kunnen worden afgenomen. De twee zijluiken zijn rechtstreeks op de muren geschilderd. Het geheel wordt gekenmerkt door historische, culturele en anekdotische details en vormt een unicum in de wereld van het spoor. Op de zuidelijk korte wand, recht tegenover de hoofdingang, kant van de sporen, heeft men het grootste hoofdpaneel. Op deze wand is de kuststrook tussen de kust en Brugge, over de volle lengte van de Noordzee van Knokke links tot De Panne rechts, weergegeven. Deze wand bestaat uit 56 losse panelen. De 56 panelen, 4 horizontale rijen van telkens 14 panelen, zijn vast gevezen op de muur. Tussen de panelen heeft men een afstand van 2 cm gelaten. Deze kleine afstand is zwart geschilderd. Alle panelen van de onderste drie rijen hebben een formaat van 1.25 x 1.25 meter. De panelen van de bovenste vierde rij zijn even boven de helft volgens de horizon van de gebouwen en de duinen van de kustlijn afgesneden. De gele effen muur boven de panelen is de zee. Hij deint eindeloos naar boven uit. Op de zee zijn in aansluiting op de kust, een aantal karvelen geschilderd. De gele muur is boven de panelen met behulp van dezelfde brede zwarte lijn als tussen de panelen, in vierkanten van hetzelfde formaat als de panelen opgedeeld. Het grootste panorama van deze wand stelt het platteland, de steden, de bewoners, de activiteiten, de specialiteiten ... van de kuststrook voor. De steden zijn als kernen van leven en cultuur in het goud weergegeven. Terwijl alle gouden woonkernen van Damme, Oostkerke, Westkapelle, Lissewege, Gistel, Torhout, Ieper, Veurne, Nieuwpoort en de verschillende badplaatsen van de kust rechtstreeks op de panelen zijn geschilderd is Brugge, op een afzonderlijk houten paneel geschilderd. Dit paneel is boven op de onderliggende panelen gevezen. Brugge is de grootste gouden woonkern. De waterlopen zoals de Damse Vaart, de Stinker en de Blinker, het Boudewijnkanaal, de Oostendse Vaart, de Blankenbergse vaart, de Plassendaalse vaart, de IJzer en het kanaal naar Duinkerke zijn weergegeven. Het gehele paneel is voorzien van mensen, dieren, gebouwen en voorwerpen.

In de rechter benedenhoek van het middenpaneel heeft de schilder zichzelf afgebeeld en de titel geschreven op een schildersezel.

Op de westelijke en de oostelijke wand zijn de schilderijen rechtstreeks op de bepleisterde muur aangebracht. Over een band van ongeveer twee meter hoogte, worden op de westelijke wand de porvincies Oost-Vlaanderen, Antwerpen, Brabant en Limburg voorgesteld. Op de Oostelijke wand worden de zuidelijke provincies Henegouwen, Namen en de Ardennen in hun geheel aan de toeschouwer getoond. In het midden van de oostelijke wand boven de loketten bevindt zich een uurwerk. Het uurwerk verbergt een dame met een zandloper.

De burelen op de verdieping zijn toegankelijk via een imposante bordestrap met behouden buisleuning geplaatst op een betonnen sokkel. De trap is voorzien van typische tegeltjes.

De burelen aan de kant van het stationsplein zijn voorzien van een cementtegelvloer met geometrische motieven. De burelen zijn van de gang afgesloten door een deels beglaasde wand, eveneens aanwezigheid van deels beglaasde tussenwanden tussen de burelen.

Seinhuis

In tegenstelling tot het hoofdgebouw leunt de architectuur van het seinhuis meer aan bij een meer "elegant" modernisme getypeerd door de horizontale vensterregisters, overkragende luifel, afgeronde hoeken en patrijspoortvensters (verwijzend naar de z.g. "bootstijl"). Op oude foto's zijn de muurdammen van de vensterregisters nog bekleed met tegels. Op de gelijkvloerse verdieping bevinden zich een aantal bergingen. De eerste verdieping werd ingericht als kantoorruimte en sanitaire ruimtes, waarbij de kantoren zich aan de spoorkant bevinden. De seininstallatie bevindt zich op de derde verdieping. De controlekamer situeert zich aan de spoorzijde, hierachter zit de relaiskamer. Er zijn twee seininstallaties van opeenvolgende karakteristieke generaties aanwezig: een elektromechanisch systeem van 1939 (Ateliers de Constructions Electriques de Charleroi of ACEC), een 'All Relais' systeem van de jaren 1960. Daarenboven zijn er nog sporen van een aanvullend computersysteem uit de jaren 1990.

In de controleruimte staan m.b.t. het oudste systeem vijf groengelakte ijzeren bedieningstafels met glazen deksels waaronder nokken zichtbaar zijn. Deze nokken worden bediend d.m.v. koperen draaiknoppen. Boven deze bedieningskasten hangt een optisch controlebord met elektrisch grondplan van alle sporen, seinen en wissels van het station. Oorspronkelijk stonden er zes bedieningstafels. Eén tafel werd vervangen bij de modernisering naar het ‘All Relais’ systeem. Het ‘All Relais’ systeem bestaat uit een controlebord en bedieningstafel. Er werd een uitbreiding toegevoegd met een controlebord en bedieningstafel aan de rechter zijde. De relais zijn zichtbaar aan de achterzijde van de schakelkasten (in de relaiskamer) die zich op één lijn met de elektromechanisch systeem bevinden.

De meest recente modernisering was een aanvullende computersysteem met kathodische schermen en processoren. Hier is enkel de tafel nog aanwezig waarin de schermen zich bevonden. Hier staat wel nog het omroepsysteem met eigen optisch bord.

  • BEERNAERT B., Station Brugge, in Open Monumentendag Brugge. Monumenten van vervoer(ing), Brugge, 1994, p. 51-52.
  • Bonduel P., Geschiedenis van de Brugse rand. Sint-Michiels, 1992, p. 17-18.
  • DE BOT H., Stationsarchitectuur in België, deel II, 1914-2003, p. 85.
  • FLOUQUET P., La nouvelle gare de Bruges. Architecte Josse en Maurice van Kriekinge, in Bâtir, 1939, p. 158-162.
  • VANHOUTRYVE A., De wandschilderingen in het Brugse station, in Brugge die scone, 1989, nr. 2, p. 8-9.
  • WAEYAERT F., Mijn landeken ter eere. De wandschildering in het station van Brugge, 2001.

Bron: • Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/31005/106.1, station Brugge met seinhuis (GILTE S. 2012).
Auteurs: Vanneste, Pol; Gilté, Stefanie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2025: Station Brugge met seinhuis [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/77850 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.