is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Belgische stelling Dodengang
Deze vaststelling is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd monument Dodengang en bunker
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Site van de Dodengang
Deze vaststelling was geldig van tot
De Dodengang is gelegen langs de IJzerdijk, ten westen van de IJzer, ter hoogte van kilometerpaal 16 (waar de IJzer een bocht naar het oosten maakt), op zo'n twee kilometer ten noordoosten van Diksmuide. De site van de Dodengang bestaat uit een bezoekerscentrum, de deels gereconstrueerde Dodengang met Ruiterschans en Muizenval, demarcatiepaal nummer 12 op het uiteinde van de Dodengang en het gedenkteken van Baugniet net voor het loopgravenstelsel. Net buiten (circa 50 meter ten noordwesten van) het domein ligt een - op het moment van inventarisatie vervallen - Duitse bunker, die deel uitmaakt van het verhaal van de Dodengang. Circa 400 meter ten noorden van de site staat de provinciale naamsteen voor de Petroleumtanks. De omgeving is vlak en bestaat uit weiden.
Na de Slag aan de IJzer (oktober-november 1914) bezetten de Duitsers nog enkele stellingen op de linkeroever van de IJzer. Een beduchte stelling waren de Petroleumtanks: van hieruit konden ze de Belgische stellingen in de bocht van de IJzer ter hoogte van kilometerpaal 16 onder vuur nemen. Ook vanuit het zuidoosten, vanaf de Minoterie, werden de Belgische stellingen bij Poste de la borne 16 beschoten. De Belgische 3de Legerdivisie ondernam in mei 1915 enkele, bloedige aanvallen op de Petroleumtanks, maar tevergeefs. Bij deze aanvallen kon evenwel wat terrein op de vijand veroverd worden, dat niet verloren mocht gaan.
Generaal-Majoor Jacquet van de 3de Legerdivisie besloot dat een sappe (= naderingsgang of boyau) moest uitgegraven worden langs de IJzerdijk, ten oosten van het verharde jaagpad vanaf kilometerpaal 16 zo'n 700 meter noordwaarts. Vanaf 18 mei 1915 werden de bestaande schutterskuilen en stukjes dwarsliggende gevechtsloopgraven (die om de 40 à 50 meter waren uitgegraven) met elkaar verbonden door het graven van de sappe. Een gevaarlijke klus, want de omgeving van kilometerpaal 16 lag voortdurend onder vijandelijk geschut. Op 27 mei ontdekte men bovendien dat de Duitsers eveneens vanaf de Petroleumtanks begonnen waren te graven, richting kilometerpaal 16, zodat beide partijen elkaar naderden tot op enkele luttele meters. Tijdens een nachtelijke aanval drongen ze zelfs door in het Belgische sappenhoofd. Het uitgraven van zowel de Belgische als de Duitse naderingsgang werd gestopt.
Vanaf juni 1915 werd de smalle en ondiepe greppel van ongeveer 350 meter lang ingericht tot een verbindingsgang: Boyau de Communication de la Borne 16 de l'Yser. Dit werd vanaf eind 1915 omgedoopt tot Boyau de la mort, wegens het heel gevaarlijke werk en de vele slachtoffers die er vielen.
De gang werd verder uitgegraven en opgebouwd, tot ze een diepte van circa 180 centimeter had en zo'n 120 centimeter breed was. De wanden werden verstevigd met vaderlandekes (aardezakjes). Hier en daar werd een abri in de wanden ingebouwd, een schuilplaats onder zware houten balken. De boyau liep in de IJzerdijk niet echt zigzag, zoals een gewone sappe, maar tamelijk rechtlijnig. Er werden dwarswallen opgericht om zich in te dekken tegen het enfiladevuur (in de lengte). De boyau werd steeds meer als gevechtsloopgraaf (tranchee) gebruikt en ingericht: wanden werden verstevigd, er kwamen schietposten en schuilplaatsen, prikkeldraadversperringen… In juli 1915 werd een terugkeergang aan de westelijke zijde van de IJzerdijk aangelegd, een bijna rechtlijnige gang, met daarin een houten smalspoor. Beide gangen werden steeds verder uitgebouwd: ze hadden een breedte van 150 centimeter, met borstweringen van gemiddeld 170 à 180 centimeter hoog.
Het uiteinde van de Dodengang, slechts op enkele meters verwijderd van de Duitse stellingen, was geregeld het toneel van hevige Duitse aanvallen. Om vijandelijke invallen in de Belgische stellingen te vermijden, liet de genie van de 3de Legerdivisie op 11 oktober 1915 een dijkbres van zo'n zes meter diep en 15 à 20 meter breed ontstaan, door de explosie van een mijn op het voorste deel van de Belgische stelling.
De Belgische stelling werd dan ook onder vuur genomen vanuit drie kanten: de Bloemmolens in Diksmuide, de vijandelijke loopgraven tegenover de Dodengang en Duitse scherpschutters, die zich in de bocht van de IJzer hadden opgesteld.
In september 1915 werd gestart met de uitbouw van de Ruiterschans (kortweg Ruiter of Cavalier genoemd), een gevechtsstelling bestaande uit twee evenwijdige loopgraven, waarbij de bovenste als een ruiter te paard boven de andere is aangelegd. De bovenste loopgraaf fungeerde als gevechtsloopgraaf, van waaruit men de beide IJzeroevers onder schut kon nemen. De parallelle loopgraven werden met elkaar verbonden via ladders en trappen. De uitbouw van de Ruiter verliep niet steeds makkelijk, door het vijandelijk geschut dat vooral in mei 1916 hevig was, maar het bolwerk werd in de loop van 1916 steeds meer 'geperfectioneerd' tot een oninneembare vesting. In juli 1916 werd een observatiepost geplaatst, bestaande uit sterke staalplaat, met een op de vijand gerichte kijkspleet en een periscoop, en verbonden met de bevelhebbers via telefoonlijnen. In 1917 waren er vier stelplaatsen voor Maxim-mitrailleurs, een observatiepost en een seinpost aanwezig in de bovenste loopgraaf. Onderaan beschikte men over een stelplaats voor mitrailleurs, twee plaatsen voor mortieren Van Deuren en drie plaatsen voor mitrailleurs. Er zijn momenteel op de Ruiter dertien schuilplaatsen aanwezig, zowel in beton als in hout opgetrokken, voor het logement van de manschappen of voor het opslaan van munitie.
Het uiteinde van de Dodengang, dat met wolfijzers en prikkeldraadversperringen werd beschermd tegen de zeer nabije vijand, werd in 1917 uitgebouwd tot een oninneembare vesting, waar een vijandelijke indringer als een muis in de val zou zitten. De Muizenval, met haar grote betonnen bunker, voorzien van stalen deuren, granaat- en schietgaten, werd met de Ruiterschans verbonden door een vibrator, een toestel die door middel van trillingen alarm kon slaan. Ze was het sluitstuk van de ontdubbelde boyau. De ruimte tussen de betonnen bunker en de twee wachtposten werd ingericht met valkuilen en prikkeldraad en omgeven van drie meter hoge muren van aardezakjes.
De Dodengang was oorspronkelijk ingegraven in de IJzerberm. Om het jaagpad langs de IJzer opnieuw operationeel te maken, werd de IJzerberm in 1924 verbreed en werd het huidige jaagpad aangelegd. De site werd voor een eerste keer hersteld in 1924 en was nog herhaaldelijke keren onderhevig aan herstellingswerken, onder meer in 1962, 1973, 1981, 1995 en 1998. De originele aardezakjes werden vervangen door cementzakjes. Sommige stukken van de Dodengang en terugkeergang waren versterkt met gevlochten takken en blinderingen van balken en planken, terwijl de bodem bestond uit lange stukken hout, met dwarslatten, die als loopplanken dienden. De bodem nu bestaat grotendeels uit een betonnen vloer, net zoals de originele trappen vervangen zijn door betonnen trappen. Ook de bres, die in de IJzerdijk geslagen werd tussen de Muizenval en de Duitse bunker, werd opgevuld. De prikkeldraadversperringen zijn verdwenen.
Het loopgravenstelsel bestaat uit een eerste verdedigingsstelling, de Cavalier of Ruiter geheten, iets ten zuidwesten van kilometerpaal 16 en naar het noordwesten uitgebouwd. Vervolgens de Dodengang, bestaande uit een loopgraaf met traversen of dwarswallen, met een parallelle, rechtlijnige terugkeergang ten westen. De Dodengang mondt in het noordwesten uit in een verdedigingsstelling, de Muizenval geheten.
De loopgraven worden vandaag de dag gevormd met cementzakjes (circa H.15xL.50xD.25cm), een betonnen vloer en betonnen constructies, met diverse uitzichten en functies.
Het loopgravenstelsel wordt betreden via de Ruiter. Rechts twee betonnen staanplaatsen, die uitkijken naar de IJzer. Ze zijn opgetrokken uit betonblokken (circa H.20 x L.40 x D.20 cm) en gegoten beton. De eerste, meest westelijke constructie bevat een smalle kijkspleet, in de tweede constructie steken horizontaal ijzeren balken waarvan één balk twee smalle kijkgleuven en twee kleine schietgaatjes bevat, respectievelijk voor een rechtse en een linkse schutter. Er zijn nog inscripties te bespeuren. Via een bedekte doorgang, waarvan de zijkanten bestaan uit beton, gegoten tegen een houten bekisting en waarbij nog restanten hout te zien zijn aan het plafond, wordt de eigenlijke Dodengang bereikt. Deze betonnen overdekte loopgraaf met twee gangen, is evenzeer als schuilplaats voor manschappen uitgebouwd.
De eigenlijke Boyau de la mort of Dodengang was initieel als verbindingsgang bedoeld, maar groeide uit tot een ontdubbelde gevechtsloopgraaf en terugkeergang. De oostelijke loopgraaf bevat verschillende dwarswallen of traversen. Na enkele tientallen meters worden de dwarswallen regelmatiger en breder. Een bedekte doorgang verbindt de gevechtsloopgraaf met de terugkeergang.
Meer noordwaarts staat links van de gevechtsloopgraaf een betonnen bunker, van circa twee op twee meter, met schietgat naar het noorden gericht en een deurgat naar het zuiden gericht (dat met balken gebarricadeerd kon worden), opgetrokken uit betonblokken (volgens kop en strek patroon). Het is de eerste van vijf gelijkaardige bunkers, de volgende vier staan rechts in de loopgraaf en maken deel uit van de opeenvolgende dwarswallen. Ze kunnen zowel als schuilplaats als schietpost fungeren. Het dak van de bunkers wordt dikker naarmate meer noordelijk gelegen.
Links van de vijfde bunker/schuilplaats, in de terugkeergang, staat een grotere betonnen constructie, van circa vier op vier meter, met stalen balken, de vorm van I-profiel boven deurgat en in plafond. Iets ten noorden van de vijfde bunker/schuilplaats staat een nagenoeg even grote betonnen constructie, die evenwel volledig gegoten is.
In de rechtlijnige terugkeergang zijn her en der nog betonnen schuilplaatsen onder de borstweringen aanwezig. De bredere ruimte in de terugkeergang - net vóór het punt waar de gevechtsloopgraaf versterkt wordt met betonnen constructies – is de plaats waar het Décauvillespoor (die in 1915 in de terugkeergang werd aangelegd) eindigde.
De Dodengang mondt via een grote betonnen constructie uit in de Muizenval. De Muizenval bestaat in haar meest noordelijke punt uit twee betonnen observatieposten, waarvan de rechtse uitkijkt op de IJzer en de linkse uitgeeft op de Duitse bunker, die slechts enkele tientallen meters verwijderd is. Deze constructies zijn opgetrokken uit betonblokken, het dak is gegoten tegen golfplaten. Achter de twee observatieposten ligt een open ruimte van circa zes op zes meter, die in het zuiden afgesloten wordt door een grote betonnen constructie, die een halve meter ingegraven is en aan de zijde van de open ruimte één deuropening bevat. De muren van deze constructie bevatten aan de kant van de open ruimte, maar ook aan de west- en oostkant verschillende kijk-, schiet- en granaatgaten. De dakbedekking is zo'n 70cm dik. Binnenin is de ruimte circa 160cm hoog. Hier zijn de namen van elf militairen gegrift, behorende tot het 2de regiment Genie. Het plafond bestaat uit een laag stalen staven en een laag beton. Aan de zuidkant heeft de bunker twee deuropeningen, respectievelijk de toegangen tot de gevechtsloopgraaf en de rechtlijnige terugkeergang.
De Ruiter of Cavalier is een bovengrondse stelling uit twee verdiepingen, bedoeld om vijandelijke aanvallen vanaf de overkant van de IJzer en vanaf de Petroleumtanks af te slaan. Ze bestaat uit twee evenwijdige loopgraven, met kantelend patroon met dwarswallen. De loopgraaf dichtst bij de Dodengang, ligt het hoogst gelegen en is uitgebouwd als gevechtsloopgraaf. Er zijn nog delen van de oorspronkelijke treden bewaard, waarmee de bovenste loopgraaf met de onderste werd verbonden.
Het geheel is uitgerust met (restanten van) mitrailleurposten, observatieposten en een seinpost, naast gebetonneerde, vaak heel ruime schuilplaatsen.
Bron: WOI Relict (217): Loopgravenstelsel Dodengang (Kaaskerke - WOI)
Auteurs: Decoodt, Hannelore; Bogaert, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Net voor het loopgravenstelsel bevindt zich een granito gedenkzuil, die op 1 augustus 1999 werd ingehuldigd. Het betreft een persoonlijk initiatief van Marcel Baugniet, voorzitter van het Nationaal Comité voor Waakzaamheid en Aktie.
Aan een van de twee betonnen staanplaatsen die toegang verschaffen tot het loopgravenstelsel hangt een koperen gedenkplaat voor de majoor-geneesheer Felix Bastin.
Omvat
Demarcatiepaal nummer 12
Is gerelateerd aan
Duitse bunker Dodengang
Is gerelateerd aan
Naamsteen Petroleumtanks
Is deel van
Ijzerdijk (Kaaskerke)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Belgische stelling Dodengang [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/78243 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.