erfgoedobject

Sint-Jozefsinstituut

bouwkundig element
ID
85120
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/85120

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Sint-Jozefsinstituut
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als beschermd monument Sint-Jozefsinstituut
    Deze bescherming is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als beschermd monument Kasteel Vilain XIIII
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Sint-Jozefsinstituut
    Deze vaststelling was geldig van tot

  • omvat de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteeldomein Vilain XIIII
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

Klooster en schoolgebouwen van VZW Sint-Jozefgesticht met traptoren, feestzaal, wintertuin beschermd als monument bij Ministerieel Besluit van 3 juni 2005.

Het Sint-Jozefinstituut is gesitueerd aan de noordzijde van de vrij smalle Wegvoeringstraat op een terrein dat ten noorden paalt aan de Schelde, westwaarts aan het nieuwe bejaardentehuis met serviceflats van het OCMW Wetteren genaamd "Schelderust" en "Scheldezicht" (nummer 55 en 57) dat het vroegere ziekenhuis van Wetteren vervangt. Heden omvat de site horende bij het Sint-Jozefgesticht: een lagere school (nummer 59), een middelbare school (nummer 59A), een kinderdagverblijf (nummer 61), woningen van de aalmoezenier en van de directeur (nummer 63A en 63B), en het klooster van de zusters apostolinnen van Sint-Jozef (nummer 63), gehuisvest in het 19de-eeuwse kasteel Vilain XIIII. De uitgestrekte bijhorende tuin die grotendeels op het vroegere kasteeldomein op het Scheldetalud teruggaat strekt zich verder oostwaarts uit aan de straat. In het oostelijk deel staat het nieuwe gebouw van het Rust en Verzorgingstehuis (RVT) Sint-Jozef (nummer 65).

Historiek

Op 21 november 1853 werd te Wetteren de congregatie van de zusters apostolinnen van de Heilige Jozef gesticht door de toenmalige pastoor van Wetteren. Zij stonden aanvankelijk in voor de bediening van het godshuis opgericht in 1838 aan de Wegvoeringstraat te Wetteren, ter vervanging van de zusters van de Heilige Vincentius van Deinze. In de loop van de tweede helft van de 19de eeuw werden nieuwe schoolgebouwen opgetrokken (1871) en werd het ouderlingenhuis gebouwd (1872). De toenmalige Commissie voor Openbare Onderstand van Wetteren bouwde in 1890 ten westen een hospitaal voor besmettelijke zieken dat ook door de zusters werd bediend. Het Sint-Jozefgesticht paalde rechts (ten oosten) aan het kasteeldomein van burggraaf Vilain XIIII. Na de dood van burggraaf Vilain XIIII bleef het kasteel tot 1901 bewoond door zijn weduwe, barones Leontine De Wal. Bij haar overlijden werd het domein verkocht aan E.H. Magloir Van den Bossche, bestuurder van het apostolinnenklooster van Wetteren. Hij liet het domein over aan de Franse congregatie Les Dames du Sacré Coeur. Deze orde liet kort na de Eerste Wereldoorlog een vleugel haaks op het kasteel bijbouwen, waarin een pensionaat voor meisjes werd ondergebracht. De nieuwe vleugel van circa 1920 werd in dezelfde stijl als het neoclassicistische kasteel gebouwd. In 1927 konden Les Dames du Sacré Coeur terugkeren naar Frankrijk en werd het domein met 10 ha grond, het kasteel met pensionaat en huishoudschool onder impuls van de toenmalige directeur, E.H. Jan-Frans Bosteels aangekocht door de zusters apostolinnen.

Op initiatief van dezelfde directeur E.H. J.-F. Bosteels werd in de periode 1935-1938 door grootse bouwwerken het weeshuis en klooster van het Sint-Jozefgesticht en het kasteel met pensionaat van het Heilig Hart tot één geheel gemaakt. Volgens bewaarde plannen van 1935 en 1937 werd het bouwontwerp opgemaakt door architect Adriaan Frans Bressers uit Gent. De plannen van 1935 met ontwerp van verbouwing en uitbreiding van het instituut voorzagen, na afbraak van een groot deel van de bestaande school- en kloostergebouwen, in de bouw van een nieuw schoolcomplex met geïntegreerde semipublieke kapel van de instelling. De bouwwerken vingen aan eind 1935. Binnen het koor van de Sint-Jozefkapel bevindt zich een datumsteen "19.3.1936" (feestdag van Sint-Jozef) onder een steen met kruisje; vermoedelijk datum van eerstesteenlegging van de kapel. Op 22 oktober 1936 werd de grote nieuwe kapel toegewijd aan Sint-Jozef ingewijd. Ook het grootste deel van de aanpalende nieuwe schoolgebouwen met feestzaal waren wellicht al in 1936 gerealiseerd.

Het rechterdeel van het schoolcomplex aansluitend bij het vroegere pensionaat en kasteel Vilain XIIII, betrof volgens ontwerpplannen van 1937 veeleer een verbouwing met uitbreiding van de bestaande constructies; dit was in 1938 voltooid (zie jaartal "1938" in balustrade in achtergevel). Deze werken omvatten onder meer de aanpassing van de bestaande woning van de heer directeur en verbouwing van de ingang van het klooster en Heilig Hartkapel. De aankleding en uitrusting van de Sint-Jozefkapel werd uitgevoerd door het kunstatelier Bressers te Gent. De afwerking was wellicht begin jaren 1940 voltooid (zie tekeningen van wanddecoratie en kerkmeubilair van 1941).

Beschrijving

Het deel van het Sint-Jozefinstituut van Wetteren gerealiseerd in 1935-1938 omvat verschillende volumes met overwegend platte daken die door hun gemeenschappelijke voorgevel aan de straat in een coherente bouwstijl als een samenhangend geheel overkomen. Deze straatgevel met hoogteverschillen, terugwijkende delen en vooruitspringende elementen visualiseert tevens de verschillende achterliggende delen en hun ruimtelijke structuur naar buiten toe. Er werd gestileerd beeldhouwwerk in verwerkt. Het eerste bouwblok omvat (van links naar rechts) een afzonderlijk schoolgebouw van drie bouwlagen van de huidige lagere school (nummer 59), lage muur van de naastliggende speelplaats met inkompoort, tevens toegang naar de achterin gelegen semipublieke Sint-Jozefkapel.

Het hoofdblok met doorlopende daklijst doch verspringende bouwlagen verenigt diverse volumes en omvat ook van links naar rechts: een schoolgebouw van drie bouwlagen van de middelbare school met hoofdtoegang van de school (nummer 59A); een laterale gang scheidt de klassen aan de straatzijde van de feestzaal die ten noorden paalt aan de parallelle Sint-Jozefkapel; een achterin springend volume van vier bouwlagen gevormd door twee huizen, van de directeur en van de aalmoezenier, met betegeld voortuintje (nummer 63A en 63B); het laatste volume sluit deels aan tegen de achterin gelegen oudere volumes van het vroeger pensionaat (heden klaslokalen) en het klooster van de zusters apostolinnen; het blok bevat de ingang naar de op de bovenverdieping gelegen privé-kapel van de kloosterzusters, gewijd aan het Heilig Hart (nummer 63) en rechts de aansluitende poort met ingang naar het klooster.

Beide zijgevels van het hoofdblok bezitten op de begane grond een rondbogengalerij die aan een kloosterbouw refereert. Onder de dwarsbeuk bevindt zich op de gelijkvloerse verdieping een deel van het kinderdagverblijf Sint-Jozef (nummer 61).

De voorgevel van het schoolcomplex is niet symmetrisch opgebouwd. Duidelijke afwisseling tussen sterk verticaliserende partijen, vooral ter hoogte van de trappenhuizen, en de horizontaliserende componenten als vensterregisters. Het metselwerk is in een zelfde typisch Vlaams verband uitgevoerd; dit contrasteert met diverse lichtgeel geschilderde delen als vensterkozijnen, cordonlijsten, gevelvlakken en andere markerende soms sculpturale gevelelementen. Typerend voor de bouwperiode zijn de brede rondboogvormige toegangen die licht verdiept zijn tot portieken. Zij vormen sterke accenten in de gevel door de gevarieerde wijze waarop de bogen werden benadrukt. De deurlichten bezitten ook gelijkaardig smeedwerk en geometriserend glas-in-loodwerk in art-decostijl. Ook het smeedwerk aan vensters en afsluiting voor de huizen 63A en B is soortgelijk van stijl. Het gebruik van brede vensters met kozijnen en/of roedeverdeling, lijstwerk en verspringende gevelvelden geaccentueerd tot horizontale registers getuigt van een eigentijdse moderniteit. Dit geldt evenzeer voor de gegroepeerde hoge laddervensters van de trappenhuizen evenals voor de hoge gebogen erkervormige geveluitsprongen. Deze laatste zijn toegepast op de hoekblokken die hierdoor als sterke visuele afbakening van het bouwcomplex in het straatbeeld functioneren. Het kapelblok rechts met kloosteringang vertoont tegen de blinde gebogen uitbouw een groot licht uitspringend geschilderd kruis. De gevelhoek bezit een hoger opgaand gestileerd Heilig Hartbeeld, verwijzend naar de patroon van de zusterkapel in dit bouwblok. Een pendant ervan in de vorm van een Sint-Jozefbeeld verwijst naar het Sint-Jozefinstituut zelf, de kloostercongregatie (apostolinnen van de Heilige Jozef) en de bijhorende semipublieke Sint-Jozefkapel.

Trap- en horlogetoren

De trap- en horlogetoren maakt deel uit van het bouwblok tegen de westzijde van de Sint-Jozefkapel. In het bouwblok met toren bevinden zich de inkom van de kapel en het trappenhuis met toegang tot de klaslokalen in de twee verdiepingen boven deze kapel. De vierkante hoektoren is als een apart bouwvolume uitgewerkt en bezit in relatie tot de kapel het karakter van een campanile. De overeenkomsten met de toren van het Hilversummer Raadhuis (1927-1931), een van de meest bekende bouwwerken van de Nederlandse architect Willem Marinus Dudok (1884-1974), zijn opvallend. Herkenbare elementen zijn de lange smalle verticale vensters, de asymmetrische plaatsing van het uurwerk geaccentueerd door parallelle horizontale lichtspleten. Het afgeronde metselwerk van de torenhoek is ook een typische Dudok oplossing. Hiermee is het Sint-Jozefinstituut een duidelijke illustratie van de invloeden van Dudok op de architectuur tijdens het interbellum in Vlaanderen. De gestileerde vorm van het stenen kruis dat boven de toren oprijst en een reliëf met gestileerde voorstelling van de Heilige Familie onder het westelijk torenvenster verleent de toren het karakter van religieuze architectuur.

Schoolgebouwencomplex met klooster

Het schoolgebouwencomplex met klooster bewaart grosso modo zijn binnenindeling. In de circulatieruimten als gangen en trappenhuizen komen naar afwerking dezelfde elementen terug die naar materiaal en/of vormgeving typerend zijn voor de jaren 1930 in een mengstijl van art deco en modernisme, zoals de karakteristieke vloeren van vierkante cementtegels (in geel, grijs, rood, bruin) gelegd in geometrisch patroon of in banden, de toepassing van brede bogen voor doorgangen, deuropeningen en wandnissen, gekleurde glas-in-loodramen met strakke geometrie van buitendeuren, binnendeuren en beglaasde delen van wanden (zie gang met spreekkamers); voor de laddervensters van de trappenhuizen enkel bewaard in het trappenhuis bij het klooster, eenvormige trappenhuizen voorzien van bordestrappen met granito treden, plintstenen van vierkante tegels; bepleisterde gemetste balustrades met afgeronde hoeken en cilindrische trappaal (handlijsten toegevoegd op oorspronkelijke houten afdekking), binnendeuren met typische horizontale roedeverdeling in de beglaasde gedeelten en originele deurklinken met gestileerde vormgeving.

Enkele bijzondere ruimten met specifiek karakter: Feestzaal met podium en oplopend balkon boven de achterste helft van de zaal; oorspronkelijke houten scheidingswand onder balkon. Zoldering met zichtbare betonnen structuur van overspanning, met cassetten en plafondlichten. Modernistische gestroomlijnde vormgeving in gebogen leuning met kwartronde uitsprongen van podiumtrappen herhaald in de balustrade van het balkon. Achterste deel van feestzaal omgevormd tot turnzaal.

Wintertuin onder zoldering met betonnen dragende structuur en daklichten; aansluitend trappenhuis met opengewerkte metalen balustrade in art-decostijl; mozaïekvloer. De wintertuin wordt omgeven door de schoolgebouwen, maar is een private plaats voor de kloosterzusters.

Heilig Hartkapel. Kapel van de zusters op bovenverdieping in het rechterblok. Eenvoudige rechthoekige ruimte met een vlakke zoldering en getrapt versmallend tot ondiep koor. In aankleding en uitrusting zijn elementen van de jaren 1930 met oudere samengebracht. Eén zijwand verlicht door segmentboogvormige vensters met glasramen. Rondboogvormige nis van koor met voorstelling van Christus met twee engelen tussen twee deuren versierd met medaillons met bustes en rocaillemotieven. Beelden van Onze-Lieve-Vrouw met Kind, Heilig Hart van Jezus, Heilige Theresia van Lisieux, Sint-Jozef met Kind. Witgrijs geschilderd koorgestoelte. Fraai uitgewerkte kruisweg in bas-reliëf. Biechtstoel onder het doksaal. Smeedijzeren balustrade van doksaal versierd met gouden rozetten en wapenschild. Glasraam met voorstelling van Christus de Goede Herder en het opschrift "EGO SUM PASTOR BONUS"; glasraam met geometrische motieven.

Sint-Jozefkapel

De Sint-Jozefkapel is een deels binnen de schoollokalen geïncorporeerde, georiënteerde kapel met L-vormig plattegrond. De Sint-Jozefkapel vertoont naar aanleg, architecturale vormgeving en aankleding van het interieur kenmerken die volledig los staan van de neogotiek en is exemplarisch voor de evolutie en vernieuwing in de gebouwen voor de katholieke eredienst als gevolg van de "Liturgische Beweging" in het tweede kwart van de 20ste eeuw. Het schoolgebouw waarbinnen de kapel geïntegreerd is getuigt van een assimilatie van de nieuwe tendensen binnen de architectuurstijlen uit het interbellum: lokale baksteenarchitectuur, dudokiaanse invloeden, aspecten van het modernisme vooral behorend tot het romantisch kubisme en de art deco.

De kapel omvat een rechthoekige beuk eindigend op een koor op een hoger bouwniveau met ondiepe gebogen apsis; op hetzelfde niveau als het koor sluit ten noorden een kortere en kleinere beuk of kapel aan voorbehouden aan de zusters en scholieren. De grote beuk van de kapel beslaat met een achterliggende refter de benedenverdieping van een bouwblok dat ten zuiden grenst aan de feestzaal en ten noorden aan een omsloten speelplaats; boven de beuk bevinden zich twee bouwlagen met klaslokalen. Aan de westzijde naast de hoofdtoegang van de kapel geeft een kleine rechthoekige bidkapel en een overeenkomstige daarboven op niveau van het doksaal aansluiting op de grote beuk; aanvankelijk respectievelijk dienstig als bidkapel voor oude mannen en erboven voor dames. Tegen de noordgevel van de grote beuk leunt een overdekte lage laterale gang in aansluiting met twee trappenhuizen ten oosten en ten westen van de kapel; voorziet in de circulatie naar de diverse toegangen van de kapel.

De beuk is aan de noordzijde verlicht door hoge en smalle rechthoekige tweelichten; de twee- en vierlichten die de haakse kleine beuk aan drie zijden verlichten bevinden zich op hetzelfde niveau. Het koor is uitwendig herkenbaar aan het koepeldak. Volgens mondelinge overlevering was de aansluiting bij de basiliekvorm met koepelbouw opgelegd door de toenmalige geestelijke directeur van het klooster. Een herinneringssteen met Latijns opschrift in de gang naar hoofdingang van de kapel vermeldt onder meer de inwijdingsdatum van de kapel (22 october 1936) en de ontwerper architect A. Bressers, de leider van de werken Gerard Van Offeren, de aannemers gebroeders Myncke. Boven de gedenksteen muurschildering met voorstelling van een Piëta. Beglaasde rondbogige ijzeren vleugeldeur als westelijke hoofdtoegang van de kapel onder opschrift "Dit is het Huis des Heren".

Interieur. In het koor: datumsteen 19.3.1936 verwijzend naar feestdag van Sint-Jozef bij kruis, symbool voor een eerstesteenlegging. Rijke afwerking met weelderige versiering en kostbare materialen (vele marmersoorten). De aankleding en uitrusting van de kapel is volledig door het kunstatelier Bressers uitgevoerd. Het koor is opvallend hoger gelegen en afgedekt door een verhoogde koepel met bovenlichten. De grote beuk is van het koor gescheiden door twee achter elkaar geplaatste bogen; een trap ertussen voert er met acht treden naar het koor. De overwelving van de grote beuk met een cassettenplafond op een zichtbare betonnen dragende structuur met gestileerde vormgeving en ook de afdekking van het koor met koepel werden ook toegepast in enkele progressieve interbellumkerken van de Pelgrimbeweging. De bijkapellen sluiten met brede bogen aan op het koor of de beuk. Aan weerszij van de apsis bezit het koor een gebogen galerij rustend op een zuil. Vele interieurelementen vertonen siermotieven of een sterk gestileerde vormgeving eigen aan de art deco. De kapelvloer is verrijkt met kleurrijke mozaïeken die vooral in de middengang en in de doopkapel onder het doksaal opvallend mooi van motieven zijn. De wanden en bepaalde zolderingen zijn voorzien van figuratieve muurschilderingen en Nederlandstalige tekstbanden, waaronder Bijbelteksten en gebeden. In de grote beuk taferelen uit het Nieuwe Testament met de bijhorende tekst uit het Nieuwe Testament, reeksen van christelijke symbolen. Op het doksaal zijn de vier kardinale deugden, voorzichtigheid, matigheid, kracht en gerechtigheid, vermeld en symbolisch voorgesteld. In de kleine beuk, haaks op het koor, voorstellingen van Christus, Maria en een engel aan de linkerzijde en de tekst van het Wees gegroet aan de rechterzijde. Op de scheiwand met het koor, voorstelling van de Boom van Jesse; op het plafond is de Kroning van Maria afgebeeld door de Drie-eenheid: Christus, God de Vader en de Duif; de centrale groep wordt omringd door engelenkoren; aan de rand bevinden zich een reeks aartsvaders, kerkvaders, martelaren en andere heiligen. In de kleine kapel onder het doksaal, Christus omgeven door zijn 12 leerlingen. In de koepel van het koor wordt de Drievuldigheid afgebeeld en engelen. Mozaïeken van Byzantijnse inspiratie verrijken de wanden van het lokaal. In het koor de geboorte van Christus, de dood van Jozef met Christus, Maria en engelen; in de doopkapel het doopsel van Christus en in de beuk de Heilige Familie en icoon van Onze-Lieve-Vrouw.

Glasramen in art-decostijl: 22 kleine in de koepel met Bijbelse figuren; in het koor twee grote met symbolen van de eucharistie (druiven korenaren) en twee kleine (fontein en twaalfarmige kandelaar); in de middenbeuk twaalf met symbolen van de twaalf apostelen en één symbool van Petrus en Paulus; in de zijkapel veertien met symbolen van de litanie van Onze-Lieve-Vrouw en aan het orgel vier grote profeten; in de doopkapel drie met symbool van de Heilige Geest en symbolen van doopsel (kaars en Heilige Olie).

Mobilair. Altaar in diverse marmersoorten, gestileerde monochrome heiligenbeelden, zwarte marmeren lambrisering, marmeren doopvont met moderne vormgeving, kruisweg in bas-reliëf (plaaster), vier houten modernistische biechtstoelen geïntegreerd in wandnissen, marmeren communiebank, smeedwerk voor hekken in art-decostijl onder meer aan de communiebank met motief van het hert drinkend aan de bron dat het verlangen naar Christus symboliseert.

  • Archief van de Congregatie van de zusters apostolinnen van de Heilige Jozef te Wetteren.
  • Architectenbureau Bressers Gent, plannenarchief (59. Zusters Apostolinnen Wetteren).
  • Gemeentearchief Wetteren, Bouwplannen, XV, (bundel 1935). Gent, kadasterarchief Wetteren.
  • Vlaams Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Wonen en Onroerend Erfgoed, Agentschap Ruimtelijke Ordening Vlaanderen, Ruimtelijke Ordening Oost-Vlaanderen, Onroerend erfgoed, Archief.
  • De kloosterkerk van de Zusters Apostolinnen Wetteren, Open Monumentendag Wetteren, Wetteren, 1993.
  • De jaren '30 in Antwerpen. Katholieken, kunst en moderniteit, KADOC studiedag 1 april 2000, informatiemap.
  • BROWAEYS M., Flor Van Reeth (1884-1975) en zijn vrienden, Antwerpen 1997, 52- 85.
  • DE MAEYER J. & VERPOEST L. (red.), Gothic Revival. Religion, Architecture and Style in Western Europe 1815-1914, Proceedings of the Leuven Colloquium, 7-10 November 1997, in KADOC Artes, 5, Leuven, 2000.
  • DE POTTER F. & BROECKAERT J., Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen. Vierde reeks – arrondissement Dendermonde. 47ste deel. Wetteren, Gent, 1891, 210-212.
  • DUBOIS M., Invloed van de architectuur van W.M. Dudok in Vlaanderen, in W.M. Dudok 1884-1974, Monografieën van de Stichting Architectuur Museum, Amsterdam, 1980, 40-52.
  • FLOUQUET P.-L., Dynamisme de l'architecture flamande, in Bâtir, Revue mensuelle illustrée d'architecture, d'art et de décoration, janvier 1937, 1000.
  • POULS J., De kunstenaarsdagen van de Algemene Katholieke Kunstenaarsvereniging in Huijbergen (1932-1940). Bakermat van de Delftse School, in Trajecta Tijdschrift voor de geschiedenis van het katholieke leven in de Nederlanden, 10.2001.2, 160-183; 10.2001.3, 225-243.
  • TIMMERS J.J.M., Christelijke symboliek en iconografie, Bussum, 1974.
  • VAN DE PERRE D., Op de grens van twee werelden. Beeld van het architectuuronderwijs aan het Sint-Lucasinstituut te Gent in de periode 1919-1965/1974, Gent, 2003, 31, 41, 77, 78, 121, 129, 132, 164.
  • VAN LOO A., Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, Antwerpen, 2003, 175.

Bron: BOGAERT C., DUCHÊNE H., LANCLUS K. & VERBEECK M. 2006: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Oost-Vlaanderen, Gemeenten: Berlare, Buggenhout, Lebbeke, Waasmunster, Hamme en Zele, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 20n, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Verbeeck, Mieke; Duchêne, Helena
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    Kasteel Vilain XIIII

  • Is deel van
    Wegvoeringstraat


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sint-Jozefsinstituut [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/85120 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.