Van Goezeputstraat naar Begijnenvest. Zogenaamd naar oostelijke ligging in het meersengebied, zijnde de lage weidegrond in het zuiden van de stad. Begrenst aan oostzijde het hospitaaldomein en het Begijnhof. Een deels overwelfd reitje, links van nummer 122, verbindt het Capucienenreitje met het Minnewater; Oostmeersbrug: vermeld als houten brug in 1430, heden lage bakstenen segmentboogbrug met bakstenen muurtje aan de westkant. In 1562 tekent Marcus Gerards tot aan het reitje een gesloten bebouwing, langs het Begijnhof een gracht onderbroken door ingangspoortje; tussen Oost- en Westmeers een sluis waarvan laatste resten zijn afgebroken in 1939. Nummer 107 op de hoek met de Professor Dr. J. Sebrechtsstraat, voormalige hovenierswoning (?), oudere in 19de tot 20ste eeuw sterk verbouwde kern. Straateinde gekarakteriseerd door tweetal vrijstaande panden (derde kwart van de 20ste eeuw), plantsoen aansluitend bij de ringlaan en tuinmuur van de "Minnewaterkliniek". Van oudsher een volksrijke buurt met eenvoudige huisjes. In de loop van de 19de eeuw aanwezigheid van een vijftal beluiken of zogenaamd Fortjes: Fort "Verstraete" ter hoogte van nummer 5 en vervangen door parochiaal centrum, Fort "de Rozenhoed" met vier huisjes nummers 38-44 aan de straatkant, Fort "de Groote Poorte" nummer 114 en Fort "Macharius" nummer 116 (beide gesloopt in 1960), Fort "Benninck" vanaf het vierde kwart van de 19de eeuw vervangen door mouterij Cauwe, huidig nummer 104. Voorts in de 19de eeuw en de eerste helft van de 20ste eeuw belangrijke handelsactiviteit, aanwezig- heid van ateliers en mouterij, in tweede helft van de straat aan oostzijde blekerijweiden ter hoogte van huidig nummers 105-107; 1890 aanleg van de Professor Dr. J. Sebrechtsstraat ten behoeve van de Minnewaterkliniek met zijgevel aan de Oostmeers. Heden voornamelijk huisvesting, daarnaast pedagogische (nummer 27), administratieve (nummer 17, nummer 105), commerciële en caritatieve functies (Poverello, nummer 1); ook horeca (nummers 124-130).
Gekasseide straat met licht krommend tracé. Heterogene bebouwing waarvan oudste kern opklimt tot de 16de eeuw zie nummer 9. Overwegend breedhuizen van twee à vijf traveeën met lijstgevels onder zadeldaken. Oorspronkelijk meerdere 16de en 17de-eeuwse éénlaagshuisjes zie nummer 20, nummers 34-36 (met 18de-eeuwse kern en tuitgevel van 1929), nummer 38 en nummer 81; rij godshuisjes worden in 1907 vervangen door huidig nummer 17; voorts in de loop van de 19de en de 20ste eeuw verhogen met één bouwlaag of vervangen door bak- stenen lijstgevels van twee à tweeënhalve bouwlaag: nummers 19-21 met doorlopende banden, sierankers en overhoekse muizentandfries, hoekhuizen nummers 29 en 32, nummer 50 en nummer 88. Nummer 107 was mogelijk de hovenierswoning (?) van het Begijnhof horend bij voormalige blekerijweiden van het Begijnhof. Ook eenheidsbebouwing: nummers 22-30 (eerste helft van de 19de eeuw) en nummers 52-58 met overhoekse muizentandfries, nummers 37-45, nummers 38-44, nummers 47-49, nummers 57-63, nummers 68-74, nummers 69-71 met doorlopende onderdorpel op de bovenverdieping, nummers 73-79, nummers 76-78 met bepleisterde omlijsting, nummers 93-103, nummers 96-102 met doorlopende banden, nummer 98 heeft bewaard 19de-eeuws houtwerk. oostkant gedomineerd door enkele grote gebouwen: nummer 17, in 1907 opgericht als kraamkliniek van het Sint-Janshospitaal naar ontwerp van architect A. De Pauw (Brugge), schoolgebouw nummer 27 (1950) in plaats van 16de-eeuwse trapgevel en 19de-eeuwse kapel van de Congregatie van de Heilige Germana, is grosso modo pastiche van de laat 18de-eeuwse architectuur naar ontwerp van architect J. Denorme (Oostende). Historiserend: nummer 1 en nummer 84 in 18de-eeuwse stijl, eenheidsbebouwing nummers 11-15 met neo-Brugse elementen; met tuitgevels: nummer 3, twee hoekhuizen nummers 16 en 18, nummers 62- 64, nummer 83 met links een devotiekapelletje afkomstig van ouder pand, nummers 126-130 (vierde kwart van de 20ste eeuw). Van de tweede helft van de 20ste eeuw nieuw of met vernieuwde gevel: nummers 51, 55, 60, 65-67, 80, 82, 86, 90-94, nummer 99, nummers 102-122. Vernieuwbouw: nummer 31 en nummer 66.
- Dienst Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening Brugge, Bouwvergunningen, nummer 2541/1991.
- Stadsarchief Brugge, Bouwvergunningen, nummer 312/1907, 460/1929, nummer 35/1950.
- DEVLIEGHER L. 1975: De huizen van Brugge, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen 2-3, Tielt, 261-262.
- GEVAERT H., Brugse bruggen, Brugge, 2001, p. 39.
- RAU J., De huisvesting van het proletariaat in het 19de-eeuwse Brugge. De Forten, in Brugs Ommeland, 1996, XXXVI, nummer 1-4, p. 93-101.