Noordelijke deelgemeente van Puurs, op de zuidelijke oever van de Rupel met als westgrens de Vliet (Bornem) en als oostgrens de A12 Antwerpen-Brussel (Willebroek). Oppervlakte: 965 hectare en 4.103 inwoners (1/1/1994).
Van oudsher een dijken- en polderdorp meermaals geteisterd door zware overstromingen (onder meer 1546, 1570, 1585, 1682, 1820, 1877, 1953, 1976). Vermoedelijk reeds met een bewoningskern in de Gallo-Romeinse tijd (zie muntvondsten) aan de grote Rupelovergang van Hellegat, een wijk vernield tijdens de overstroming van 1820 en nadien gevestigd op de noordelijke Rupeloever (Niel); van een mogelijke Romeinse aanlegplaats zouden de sporen reeds tijdens de middeleeuwen verdwenen zijn door de vele overstromingen. Volgens J. Verbesselt was Ruisbroek een deel van het Karolingische domein van Cornelimunster (zie Puurs), dat reeds vroeg, samen met Willebroek, een afzonderlijke heerlijkheid werd met eigen schepenbank in het bezit van de Berthouts en hun erfgenamen. In 1190 bij het Land van Rumst gevoegd, een feodale entiteit gecreëerd rond Hellegat, de belangrijkste Rupeloversteekplaats tot het ontstaan van Klein-Willebroek in het midden van 16de eeuw. In 1560 werden Ruisbroek en Willebroek verkocht aan Melchior Schetz, in 1619 kwamen beide in het bezit van de familie de Ligne en in 1661 van Jan Helman, die Ruisbroek en Willebroek als afzonderlijke entiteiten naliet aan zijn twee zoons. Ruisbroek werd vervolgens in 1731 verkocht aan Frans Mosselmans en in 1738 aan de familie Lecocq, graven van Humbeek, waarvan het wapenschild als gemeentezegel werd overgenomen. De parochie, waarvan het benoemingsrecht in 1177 werd toegewezen aan het nonnenklooster van Nieuwenrode (Grimbergen), zou opklimmen tot de 11de eeuw. Een eeuw later kwam het benoemingsrecht tot aan de Franse Revolutie in handen van de abt van Grimbergen.
Heden nog vrij landelijke gemeente met twee woonkernen: Ruisbroek ten noorden en Sauvegarde ten zuiden, gegroeid als straatdorpen aan de weg naar de Rupeloversteek (Hellegat) en rondom het middeleeuwse bedevaartsoord van de Heilige Katharina; in 1983 respectievelijk erkend als herwaarderingsgebied Ruisbroek-Noord en Ruisbroek-Zuid. Ten noordoosten: industriegebied op de oevers van het Zeekanaal. Heterogene bebouwing met voornamelijk 20ste-eeuwse woonhuizen, vaak aanpassingen van oudere 19de-eeuwse panden zoals Kapelstraat nummer 32 en omgeving, Sint-Katharinastraat, Kerkstraat nummer 105.
- DE KEERSMAECKER J., Ruisbroek aan de Rupel. Bijdragen tot de geschiedenis van de gemeente, deel I, Ruisbroek, 1988.
- Heemkundige Jaarboeken van de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant, 1972-1973, 1974, 1976, 1979-1980, 1990-1991.
- MELKENBEECK J., Heraldiek der gemeenten van Klein-Brabant, in Eigen Schoon en de Brabander, LII, 1969, p. 196-197.
- Profiel van Klein-Brabant, Antwerpen, 1981.
- VERBESSELT J., Het Parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw, deel IX: Tussen Zenne en Rupel, Pittem, 1969, p. 233-252.