Woonforenzen- en landbouwgemeente, de bebouwing geconcentreerd in een ruim kerndorp.
De bewoning is zeer oud: de plaatsen "Keyberg", tussen Vlijtingen en het gehucht Lafelt, en de plaats "Lippenberg", op de grens met Hees vertonen bewoningssporen uit het neolithicum en de Romeinse periode. Op de "Keyberg" werden in 1960-1963 belangrijke bandkeramische resten opgegraven, evenals sporen van een nederzetting uit de ijzertijd; er werden ook resten van een Romeinse villa gevonden. Ook de "Lippenberg" is een bandkeramische vindplaats, met sporen van een Romeinse villa. Voorts werden sporen van een Romeinse villa aangetroffen bij de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën en in het dorpscentrum (1960). Drie Romeinse wegen doorkruisen het grondgebied: de weg Tongeren-Maastricht-Nijmegen, het diverticulum van de weg Tongeren - Maastricht naar Eigenbilzen, en de weg Tongeren - Maastricht - Keulen (gehucht Lafelt). Sporen van centuriatio. De continuïteit van de bewoning wordt aangetoond door de Merovingische vondsten.
Vlijtingen was één der elf zogenaamde banken van Sint-Servaas, vrije rijksheerlijkheden, door de keizers van het Duitse rijk aan het kapittel van Sint-Servaas te Maastricht, zelf begin 11de eeuw ontstaan uit de abdij van Sint-Servaas, geschonken. Bij de eerste vermelding van Vlijtingen in 1079 (Fletingen en Fleytingen) maakte het reeds deel uit van de banken van Sint-Servaas. Vanaf 1301 belastte één der kanunniken, als rijproost (praepositus aequitaturae) zich uitsluitend met het bestuur van deze dorpen; vanaf 1636 bestuurt één rijproost de dorpen Vlijtingen en Hees. In 1204 wordt Maastricht met alle aanhorigheden binnen en buiten de stad, dus ook de kerk van Sint-Servaas, in leen gegeven aan Hendrik I, hertog van Lotharingen en Brabant. Via de hertogen van Brabant komt Vlijtingen onder het gezag van de hertogen van Bourgondië. In 1530 verenigt Karel V Maastricht met het hertogdom Brabant; de toestand van de elf banken is hierbij niet duidelijk aangezien zij nog steeds in beroep gaan bij het rijkstribunaal van Aken. De Verenigde Provinciën trekken in 1590 de afhankelijk van de elf banken van Brabant, in de persoon van Philips II, koning van Spanje, in twijfel. Bij het Vedrag van Munster in 1658 wordt Maastricht toegewezen aan de Verenigde Provinciën, die zich in 1661 de elf banken toeëigenen; hiertegen wordt verzet aangetekend door het Sint-Servaaskapittel. Pas in 1785 (verdrag van Fontainebleau) worden de dorpen definitief eigendom van de Verenigde Provinciën.
De Hoofdbank van Vlijtingen (onder voorzittersschap van de schout van Vlijtingen en twee of drie afgevaardigden van de tien andere banken van Sint-Servaas) fungeerde als beroepshof voor de elf schepenbanken. Zelf ging zij tot 1573 in beroep bij de keizerlijke hoven van Aken en Spiers, daarna bij de commissarissen-deciseurs van Maastricht. Er was voor elk kwartier (Vlijtingen, Lafelt en Ellicht) een burgemeester.
De zeer oude Sint-Albanusparochie (waarschijnlijk 7de-8ste eeuw) had de kapel van Hees (Bilzen) als filiaal. Begevingsrecht en tienden waren in bezit van het Sint-Servaaskapittel.
Gedurende de Tachtigjarige Oorlog heeft het dorp heraaldelijk te lijden van de verwoestingen der troepen, evenals tijdens de oorlog van Lodewijk XIV tegen de Verenigde Provinciën (1677).
In 1747 heeft te Lafelt één der belangrijke veldslagen uit de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748) plaats (confer Lafelt). Na de slag vallen de zegevierende Franse soldaten Vlijtingen binnen, dat geplunderd wordt en in brand gestoken; bij deze brand worden alle huizen verwoest.
Oppervlakte: 883 hectare. Aantal inwoners (1990): 2.292.
- BAUWENS-LESENNE M., Bibliografisch repertorium van de oudheidkundige vondsten in Limburg, behoudens Tongeren-Koninksem (vanaf de vroegste tijden tot de Noormannen). Brussel, 1968, p.361-365.
- HARDENBERG H., Het Limburgsch gedeelte van de Romeinsche heerbaan Keulen-Tongeren, (De Maasgouw, 62, 1942, p.24).
- SIMENON W., Geschiedenis der voormalige heerlijkheid Vlijtingen, Maastricht, 1901.
- SPITS J., onuitgegeven inventaris n.a.v. Monumentenjaar 1975.
- VANDERHOEVEN M., Vlijtingen, (Archeologie, 1963, 1, p.9).