Geistingen is waarschijnlijk ouder dan Ophoven (zie ook de inleiding Ophoven); er was reeds een parochie in de 8ste eeuw. De oudste bewoning klimt op tot het Paleolithicum. Er werden ook vondsten uit het Neolithicum gedaan in de buurt van het Hoezerhof. Bovendien werden er bronzen bijlen gevonden, en vanaf 300 voor Christus is de aanwezigheid van Eburonen geconstateerd. In Geistingen bevond zich een Romeins legerkamp uit I en begin II; er werden ook Romeinse graven ontdekt. De Romeinse heirbaan doorkruiste het dorp via het tracé Geistingen-Steenpad-Kessenicherweg.
Het lijkt erop dat het belangrijke centrum dat Kessenich was vanaf de Keltische tot de Romeinse tijd, op het einde van deze periode zijn invloed verloor ten voordele van Geistingen. In Geistingen bevond zich het belangrijke Vroenhof, waarschijnlijk opklimmend tot de Frankische landname. In de onmiddellijke omgeving ervan bevond zich de hoeve, waarschijnlijk het huidige Hoezerhof. De juiste betekenis van dit complex is nog niet volledig duidelijk, maar schijnt wel van groot belang voor de streek geweest te zijn. Volgens de laatste stand van het onderzoek zou het Vroenhof de residentie van de Frankische edelman en grootgrondbezitter, Adelard kunnen zijn, mogelijk dezelfde Adelardus die als getuige optreedt bij een schenkingsacte van Karel Martel en zijn zoon Carloman vanuit het paleis van Herstal, en vader van de Heiligen Harlindis en Relindis, die circa 720 in Aldeneik een klooster voor zijn dochters stichtte. Geistingen zou dan het centrum zijn van een belangrijk Merovingisch domein, mogelijk het oorspronkelijk grafelijk domein van de Opper-Maasgouw. Dit domein strekte zich uit van de Ganzenkotbeek ten zuiden van Maaseik tot en met het grondgebied van het huidige Thorn in het noorden. Het gebied was in het westen beveiligd door de uitgestrekte moerassige strook van de broeken, ten oosten door de Maas. Door zijn ligging op een laagterras was Geistingen beschermd tegen overstromingen; de site is met een duidelijke talud een paar meter boven de alluviale strook verheven. Vanuit Geistingen ontwikkelde de nederzetting zich verder naar het zuiden, naar de "Ophoven", de stroomopwaarts gelegen hoeven bij de gemeentegrens met Maaseik, en van hieruit naar Maaseik. Een aanwijzing hiervoor is dat de huidige grens tussen Ophoven en Maaseik volledig kunstmatig schijnt, aangezien ze bepaalde bestaande gehuchten zoals Gremelslo en het Leu doormidden snijdt. In Geistingen werd ook Karolingisch aardewerk ontdekt.
Het dorp behoorde, zeker sinds de 13de eeuw, tot het graafschap Horn, vanaf 1568 tot het Land van Luik. In Geistingen werd gedeeltelijk Loons recht, gedeeltelijk Rijks recht gesproken; volgens sommige bronnen werd in Geistingen alleen Loons recht gesproken. Op het grondgebied van Geistingen bevonden zich verschillende laathoven, onder meer: de laetbanck van graeve de Kerckhem; de laatbank van de proostdij van Meersen, reeds vermeld in 1178; de proostdij bezat reeds zeer vroeg eigendommen in Geistingen; het belangrijke laathof van de kanunniken van Aldeneik, voor het eerst vermeld in 1450.
Het dorp werd tijdens het Ancien Régime bestuurd door twee burgemeesters. De Sint-Lambertusparochie was in handen van het kapittel van Aldeneik; de pastoor van Aldeneik nam de diensten in Geistingen waar.
De dorpskern van Geistingen is een hoopdorp met typische Maaslandse vorm: het ontwikkelde zich parallel met, en tussen de heirbaan en de stroom, en was oorspronkelijk gelegen op de oever van de toenmalige Maasbedding.
- BOONEN M. - e.a., Maaseik, Ontstaan en groei van een grensstad, Antwerpen, 1994, p. 32-47.