Landelijk gelegen dorp van 1087 inwoners (31/12/2009) en circa 465 hectare gelegen in de Provincie West-Vlaanderen. Sinds 1975 vormt het de fusie met de gemeente Eernegem en de hoofdgemeente Ichtegem. Naast de andere deelgemeente Eernegem (ten zuiden) is Bekegem omgeven door enkele andere kleine dorpen, namelijk Zerkegem (Jabbeke), Roksem en Westkerke (beide Oudenburg). De dorpskern van Bekegem ligt ruim 7 kilometer in vogelvlucht en ruim 10 kilometer over de weg van het centrum van de hoofdgemeente.
Fysisch-geografisch behoort de gemeente Bekegem tot de grote landschappelijke regio van Zandig Vlaanderen en meer specifiek het Westelijk Houtland. Noordelijk, aansluitend bij het grondgebied van Roksem (Oudenburg) en Zerkegem (Jabbeke) correspondeert deze zone ook met de zogenaamde dekzandrug tussen Westkerke en Varsenare. Oostelijk, aansluitend bij het grondgebied van Aartrijke (Zedelgem) worden de oude veldgebieden van Zedelgem en Sint-Andries onderscheiden, waarvan het "Vloetemveldbos" een restant vormt. Ten westen van het grondgebied, aansluitend bij het grondgebied van Westkerke (Oudenburg), situeert zich een overgang naar de regio van de Kustpolders en meer specifiek het Westelijk Middelland.
De bodem is hoofdzakelijk samengesteld uit zand- en zandleemgronden uit het Eoceen (40 tot 70 miljoen jaar oud).
Bekegem heeft een zacht tot plaatselijk glooiend landschap met hoogteverschillen die variëren van circa 5 meter boven zeespiegelniveau in het noordwesten nabij "Watervalle" aansluitend op de laagvlakte van de Kustpolders tot circa 16,5 meter ten noorden van de dorpskern, nabij kamlijn van de zandrug tussen Westkerke en Varsenare. Het reliëf neemt af ten westen van het grondgebied, respectievelijk naar de grondgebieden van Eernegem en Roksem (Oudenburg) toe.
De beekstelsels, met de Pastorijbeek, de Bourgognebeek/Moerletebeek en de Zeewegbeek met de Krombrugsebeek/Bekegemsebeek als zijloop, wateren in essentie noordwestwaarts af, en komen via de Bourgognevaart terecht in de Moerdijkbeek-Moerdijkvaart, waar het oppervlaktewater verder noordwaarts over het Grootgeleed wordt afgeleid.
Actuele bossen situeren zich in het zuidoosten van het grondgebied, nabij "Dorenhoek", met de uitlopers van het Vloetemveldbos.
Net zoals voor Ichtegem en Eernegem zijn voor het grondgebied van Bekegem relatief weinig archeologische vondsten gekend, door het ontbreken van systematische prospectie. De enige noemenswaardige archeologische vondst uit Bekegem is een vuurstenen gepolijste bijl die dateert uit het Neolithicum (circa 5.000 jaar voor Christus). Dergelijke objecten zijn niet altijd aan bewoningssites gelinkt, maar moeten doorgaans in een rituele sfeer worden gezien, waarbij luxevoorwerpen (zoals gepolijste bijlen) werden geofferd of uitgewisseld.
Andere archeologische sporen zijn op heden ongekend, maar het leidt weinig twijfel dat de kennis van de oudste bewoners van Bekegem exponentieel zou toenemen, mocht er structureel gezocht worden.
Ten westen van de dorpskern van Bekegem loopt de Zeeweg. Deze in oorsprong Romeinse weg (1ste-2de eeuw na Christus), verbindt de rand van de kuststreek, met name de belangrijke nederzetting van Oudenburg met het binnenland. De weg volgt de zandrug waarop Oudenburg is gelegen en die uitsteekt tegenover het omliggende waddengebied tot op het grondgebied van Bekegem, waarna hij verder doorloopt naar Torhout en zo verder naar het binnenland via de Steenstraat.
De eerste vermelding van Bekegem dateert van 1107: de bisschop van Doornik, Baldericus, bekrachtigt het altaar van "Bichengem" aan de Sint-Amandsabdij van Elnone.
In 1180 is er in de bronnen sprake van een herberg en een wijk genaamd "de Watervalle", gelegen aan de Zeeweg van Oudenburg naar Torhout. De naam Watervalle wordt reeds vermeld in een schenkingsakte van 1180. Toen schonk ridder Arnold van Gistel en zijn echtgenote Agnes aan de abdij van Oudenburg, "Rocsem et Bekeghem inter Pitha et Watervalle". De watervalle was een belangrijk eindpunt van een watergang. Hier werd tol geheven, daarom waren hier ook tolbarrières aanwezig.
Door de Duinkerke II transgressie (300-700) ontstond er ten oosten van deze een gebied van slikken en schorren. Dit gebied werd al snel geëxploiteerd als schaapsdriften. Er was waarschijnlijk ook een kleine nederzetting. De hoeve van die nederzetting kan de oorsprong zijn van het toponiem "Watervalle", dat in oudere geschriften voorkomt als "Watervalle". In "-valla" kunnen we de verbastering van "wallis" terugvinden, wat betekent aarden wal of beschutting. Een eerste hypothese is dus dat deze omwalde hoeve later bewoond werd door de Frankische familie van Bikjo (= Bikjo-inga-haim), later verbasterd tot Bekegem. Waaruit dan zou volgen dat de plaats waar nu de dorpskern gelegen is, pas later is ontstaan bij het in cultuur nemen van dit gebied.
Het toponiem "Watervalle" kan ook leiden tot een tweede hypothese, namelijk dat deze niet zou wijzen op een omwalde hoeve ter uitbating van de schorren, maar wel op een dijk. Op het einde van de 10de eeuw verschenen rond de schorren kleine nederzettingen die zich bezighielden met het ontwateren van de omliggende veengronden. Dit door middel van de aanleg van grachten en kleine dijkjes. Door deze ontzouting waren deze gronden als weiland geschikt, terwijl de schorren beter als akkerland dienst deden. De dijkjes werd uitgebreid en versterkt met de overstromingen van de Duinkerke IIIa transgressie in de eerste helft 11de eeuw. "Watervalla" zou dan wijzen op deze dijkjes en de woning van de "Bikjo" zou zich toen al ter hoogte van de huidige dorpskern bevonden hebben.
Het altaar van "Bekinghem" wordt vanaf 1227 vermeld als bezit van de Sint-Bertijnsabdij in Sint Omer. Volgens de literatuur zou in de 13de eeuw een kleine bedeplaats zijn gebouwd.
Bekegem is afgebeeld op de Grote Kaart van het Brugse Vrije door Pieter Pourbus (1571) en gekopieerd door Pieter Claeissens (1601). Bekegem een klein, landelijk dorp bestaande uit een zestal huizen rondom de kerk gegroepeerd. De kerk wordt weergegeven als een kruiskerk met een transept en westtoren.
Ter hoogte van het kruispunt van de Watervallestraat en Zeeweg is een "Laurentiuskapel aan de Watervalle" aangeduid met daar rond een tweede, grotere bewoningskern
De oorlogsellende van de godsdienstoorlogen van de afgelopen jaren heeft z'n tol geëist. De streek werd bijna onophoudelijk bedreigd sinds 1568. In mei 1570 hadden soldaten hier overlast bezorgd.
Vooral vanaf 1578 hielden soldaten van beide partijen, zowel Spanjaarden als Nederlanders, nogal huis. De aanvallen van de Malcontenten in 1581 zorgden dat het voor de plattelandsbewoners zo onveilig werd, dat het grootste deel wegvluchtte. Naar aanleiding van de geuzentroebelen ontvolkte ons dorp volledig omstreeks 1584. Het bleef onbewoond achter. In 1604 keerde de relatieve rust in de streek terug.
In 1636 wordt een laatgotische, eenbeukige kerk gebouwd ter vervanging van een 13de-eeuws bedehuis. Het schip is 13 meter lang en 9 meter breed en de kerk is voorzien van een dakruiter met kleine klok in plaats van een klokkentoren. Het gebouw werd toen omschreven als "kort en smal doch ruym genoeg voor de bevolking en verbeeldt een kruys".
In 1651-1652 inrichting van de kerk met het hoofdaltaar opgedragen aan de patroonheilige Sint-Amandus (1651) en het zuidaltaar opgedragen aan Sint-Laurentius (1652), noordaltaar opgedragen aan Onze-Lieve-Vrouw (1648-1649) (wapenschild abt van Baudelo in schilderij).
Tijdens de oorlog tussen Spanje en Frankrijk (1666-1684) heeft de pasgebouwde kerk ernstig schade ondervonden. Door de Fransen werd de kerk gedeeltelijk afgebrand.
De ommeloper van 1711 toont dat Bekegem op dat ogenblik een armtierige gemeente is. Er lagen vele "landen vague" en ongecultiveerd en veel land was "schier de oncosten niet weerd". Er zijn heel wat verlaten huizen en vervallen boerderijen. Amper 35 huizen zijn nog bewoond. Hoofdman Joannes Moyaert maakt in 1748 "een staedt van alle inwoonders" van Bekegem op. Er zijn 184 inwoners waar onder 20 dischgenoten.
In 1756 wordt het kerkgebouw grondig gerenoveerd. De vloer wordt verhoogd met nieuwe tegels, er worden herstellingen uitgevoerd aan de vensters en aan de ingangsdeur en er wordt een nieuwe voet gemaakt voor de monstrans. In 1774 wordt de kerk lokaal hersteld en wordt ze witgekalkt. Twee jaar later in 1776 wordt een Dumery-klok geplaatst in de dakruiter.
Sinds de inval van de Franse revolutionairen krijgt elke gemeente een "maire" (burgemeester). Jacobus Blomme is in 1798 de eerste "meyer der commune". In hetzelfde jaar wordt een vrijheidsboom geplant.
Op de Ferrariskaart (1770-1778) bestaat de dorpskern van Bekegem uit een kleine kerk waarrond een zestal vrijstaande woningen. In het omringend gebied bevinden zich verspreide kleinere hoeves Van noord naar zuid loopt een bosrijke zone die ten zuiden uitwaaiert en overgaat in het "oude vyverbosch". De overige parcellering is smal van vorm, wordt afgezoomd door bomenrijen en vormt dus een gesloten landschap.
In 1827 ziet Koning Willem I zich verplicht om Roksem en Bekegem te fusioneren doordat de administratie van Bekegem hopeloos achter blijft. De Belgische revolutie van 1830 zorgt er echter voor dat deze plannen niet doorgaan. Deze burgerlijke revolutie tegen de Nederlandse koning Willem I leidde tot de onafhankelijkheid van België.
In hetzelfde jaar 1830 wordt door Joseph Monteyne - zoon uit de Witte Molen van Roksem - een windmolen gebouwd aan de Watervalle langsheen de huidige Zeeweg (zie Zeeweg nummer 4). De gemeente koopt in 1844 aan de Commissie van Openbare Onderstand 44 are grond om een schoollokaal en onderwijzerswoning te bouwen.
Op de Atlas der Buurtwegen (circa 1841) is Bekegem te zien als een schaars bebouwde gemeente. In vergelijking met de Ferrariskaart (1770-1778) is de bebouwing iets toegenomen. In de dorpskern zijn een aantal huizen bijgebouwd maar ze blijven vrijstaand en erg verspreid.
In 1848 worden er herstellingswerken uitgevoerd aan de Sint-Amanduskerk door Victor Dereere "metsenaere" uit Eernegem. In 1856-1857 wordt de kerk vergroot met twee neogotische zijbeuken naar ontwerp van provinciaal architect Pierre Buyck (Brugge). De oude kerk van 1636 was slechts eenbeukig. Hierdoor verdwijnen heel wat oudere grafstenen onder de nieuwe volumes. In 1852 wordt een Van Peteghemorgel geplaatst. In 1872 wordt een sacristie bijgebouwd.
Molenaar Callemeyn van de Watervalle (zie Zeeweg nummer 4) vraagt in 1869 toelating om een stoommachine te plaatsen met een kracht van 4 PK. De industriële revolutie doet zijn intrede in Bekegem.
In 1875 beslist de gemeenteraad tot "bouwing der kassijde verbindende de dorpplaats tot aan de Watervalle”, de huidige Watervallestraat. Deze benaming werd daarvoor echter gebruikt voor de huidige Leegstraat. Er wordt in 1882 een besluit genomen voor het ontwerpen van een kasseiweg van Bekegem naar Zerkegem. Het zou nog 20 jaar duren vooraleer de Dorpstraat zou worden verhard.
In 1880 richt pastoor Tras, als tegenhanger van het 'goddeloze' gemeenteonderwijs, een vrije katholieke school op. Deze stond op de hoek van de Bevrijdingsweg en de Zilverstraat, toen bekend als het "Alhambra". Zijn opvolger E.H. Reynaert contacteerde de zusters van Maria uit Pittem om in Bekegem een klooster op te richtten, met een vrije school daaraan verbonden (zie Dorpstraat nummer 5).
In 1900-1901 wordt de vrije katholieke school met aangebouwd klooster afgewerkt, de school kreeg de naam "Sint-Laurentiusschool". De school bestaat uit drie lagere klassen, een huishoudklas, een bewaarklas en een kantschool. Door de invoering van de leerplicht in 1914 moeten twee klassen opnieuw verhuizen naar het Alhambra, die wordt omgedoopt tot de Vrije Katholieke Sint-Amandusschool. Die verdween na de oorlog en vanaf 1920 gaan de jongens van de lagere school naar de gemeenteschool waar er een lokaal was bijgebouwd. In 1924 werd in de tuin van het klooster een Lourdesgrot gebouwd. De gemeenteschool van Bekegem wordt in een opzichterrapport van 1931 de "schamelste school" genoemd. In 1936 wordt de gemeenteschool uitgebreid.
In 1953 wordt nog een huiskapel bijgebouwd en op 30 mei 1955 zegent bisschop De Smedt het nieuw Maria-monument naast het klooster in. Dit waarschijnlijk naar aanleiding van het Mariajaar 1954. Ondertussen heeft de nieuwe pastoor Nys in 1946-1947 de school met een klaslokaal uitgebreid en ook de ramen en de speelplaats vernieuwd. In 1952 wordt naast de speelplaats van de Sint-Laurentiusschool een nieuwe Alhambrazaal opgericht. In de tweede helft van de jaren 1950 organiseert E.H. Van Overbeke er een bibliotheek. Wegens plaatsgebrek werd in 1987 de wasplaats van de zusters omgevormd tot klaslokaal. In 1999 krijgt de school nog een prefablokaal en een speelplein in de tuin van de zusters.
In 1970 wordt aan de Zeeweg een vuilnisstort gegraven. Na een kortstondig gebruik raakt de put gevuld met water en verwildert hij tot een natuurgebied, sinds 1990 gekend als "de Magere Bulte".
Ook in de 20ste eeuw worden heel wat wegen voor het eerst verhard. Bekegem treedt in 1923 toe tot de intercommunale voor elektriciteit van de gemeente. Het zou nog tot 1929 duren voor de elektrische stroom tot in de Dorpstraat kwam. In datzelfde jaar wordt voor het eerst een wekelijkse busverbinding met Brugge georganiseerd vanuit Eernegem over Bekegem. Op 11 augustus 1930, met Sint-Laurentiuskermis, wordt ter gelegenheid van het eeuwfeest van België een jaarboom geplant.
Vanaf 1942 nemen een aantal Duitse bezetters hun intrek in verschillende huizen. De Sint-Laurentiusschool wordt ingericht als magazijn. De school verhuist naar het gemeentehuis. Aan de Zeeweg, tussen de Streulestraat en de Leegweg, installeren de Canadezen vanaf 1944 een kamp. Elke avond trekken een dertigtal tanks naar Steenbrugge om de Duitsers te dwingen verder terug te trekken. Hierdoor wordt deze weg erg beschadigd en hij wordt dan ook in hetzelfde jaar nog hersteld.
Na de oorlog, in 1947, wordt het dak van de kerk hersteld. In 1960 wordt het gemeentehuis op het Marktplein aan de kerk afgebroken. Het gemeentebestuur vestigde zich toen aan de gemeenteschool, in de huidige zaal De Kouter. In 1968 wordt de openbare bibliotheek opgericht.
De gemeenteraad verwerpt in 1973 het voorstel tot fusie met Eernegem en Ichtegem. Het tegenvoorstel met de fusie van Ettelgem, Roksem, Westkerke, Zerkegem, Bekegem en Oudenburg wordt wel goedgekeurd door de raad. De reeds bestaande samenwerking (openbaar vervoer, veldwachter, wegenwerken) met Roksem zijn hier de motivatie. Op 31 december 1975 wordt door de fusiewet Bekegem bij Eernegem en Ichtegem gevoegd tot groot Ichtegem.
In 1976 wordt het schoolgebouw heringericht voor lokale verenigingen en vindt de bibliotheek (voordien in het klooster) er onderdak. In 1991 wordt het polyvalent centrum "De Kouter" ingehuldigd.
In het kader van de dorpskernvernieuwing wordt in 2005 het pleintje ter hoogte van de Sint-Amanduskerk heraangelegd. De kerkweg wordt ook heraangelegd met kasseien.
Deelgemeente van Ichtegem, gelegen in de noorden van de fusiegemeente. De dorpskern situeert zich rondom de Sint-Amanduskerk. Deze vormt samen met de pastorie en het kerkhof een beschermd dorpsgezicht. Het dorp wordt gedomineerd door de Sint-Amanduskerk (zie Kerkweg) van 1636 en uitgebreid in 1856-1857 naar ontwerp van provinciaal architect Pierre Buyck (Brugge). Ook het bijhorende kerkhof afgezoomd een dubbele gearmde lindenrij is gaaf bewaard er staan 19de-eeuwse en 20ste-eeuwse grafmonumenten. De nabijgelegen pastorie van 1841 (zie Bevrijdingsweg nummer 1) is toegankelijk via een lange dreef afgezoomd met bomen.
Lintvormige uitwaaieringen langs de Watervallestraat, de Dorpstraat, de Zedelgemsestraat en de Bevrijdingsweg. In de dorpskern aanwezigheid van de school en bijhorend klooster, beiden daterend van 1880. De bebouwing in de dorpskern bestaat uit lage eenvoudige breedhuizen. De ene meer uitgewerkt dan de andere, onder meer door verschillend baksteengebruik, gebruik van cementering. Weinig uitgesproken stijlkenmerken.
Buiten de dorpskern verspreid gelegen hoeves bestaande uit losse bestanddelen gegroepeerd rondom een erf. Sommige sites gaan terug tot de 18de eeuw en staan weergegeven op de kaart van Ferraris (1770-1778). Maar meestal grondig verbouwd in de loop der jaren. De hoeve zogenaamd "Dravershof", gelegen langs de Bevrijdingsweg werd afgebeeld op de kaart van Ferraris. De hoevesite was toegankelijk via twee dreven, de ene toegangsdreef met kasseien is tot op heden bewaard gebleven en aangeduid met de naam Zilverstraat, waarlangs in de jaren 1960 een verkaveling is ontstaan. Het gebouwenbestand van de hoeve is volledig afgebroken met uitzondering van de imposante erfpijlers.
Zeeweg nummer 2, een site weergegeven op de kaart van Ferraris (1770-1778), heeft nu een gebouwenbestand daterend uit de tweede helft van de 19de eeuw. De gebouwen zijn opgetrokken in rode baksteen in combinatie met gele baksteen voor het verfraaien van de gevels. De naastgelegen kapel werd met dezelfde materialen gebouwd.
Het landelijk gebied van Bekegem wordt gekenmerkt door een aantal kapellen al dan niet te situeren bij een erftoegang en dikwijls in combinatie met lindebomen. Over het ganse grondgebied komen 19de- en 20ste-eeuwse kapellen voor, in verschillende groottes en bouwstijlen. De belangrijkste kapel zogenaamd "Boskapel" vanouds gelegen op een hoekperceel bij de Zeeweg en de Bruggestraat.
Bron: GILTÉ S. & VANNESTE P. met medewerking van BAERT S., BOONE B. & VRANCKX M. 2010: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Ichtegem, Deelgemeenten Bekegem en Eernegem, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL48, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol; Gilté, Stefanie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Ichtegem
Omvat
Bevrijdingsweg
Omvat
Bruggestraat (Bekegem)
Omvat
Dorpstraat
Omvat
Kerkweg
Omvat
Leegstraat
Omvat
Vanderkinderenweg
Omvat
Watervallestraat
Omvat
Zeeweg
Omvat
Zerkegemstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Bekegem [online], https://id.erfgoed.net/themas/15993 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.