is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Domein Hof van Boechout
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Domein Hof van Boechout: kasteel
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd cultuurhistorisch landschap Domein Hof van Boechout: park
Deze bescherming is geldig sinds
Het 17de-eeuwse Hof van Boechout, ook Kasteel Vredenberg genoemd, bevindt zich ten zuiden van de dorpskern van Boechout op een grotendeels omhaagd domein. Naast grasvelden en weiden wordt het kasteel omgeven door percelen eiken-, beuken- en berkenbos en twee met elkaar verbonden vijvers met een uitloper voor de dienstgebouwen.
De in 1286 vermelde curie van ridder Gerondus de Boechout mag beschouwd worden als de voorloper van het kasteel. Deze curie, waarschijnlijk te identificeren met de hoeve ten Broecke (Bisthoeve) of met het Hof van Ymmersele of beiden samen, aangezien ze in de 15de eeuw vermeld worden als bezittingen van Hendrik van Immerseel. Het goed wordt voor het eerst vermeld in 1440 als "'t hoff van Ymmerseel". Het kwam omstreeks 1520 in handen van Antonio del Vaille om in 1559 verkocht te worden aan François van den Cruyce. Vermoedelijk heeft deze een nieuw kasteel gebouwd, genaamd Vredenborgh, daar het oude in 1583 door brand vernield werd. Het van torens voorziene kasteel werd in 1645 geërfd door Joseph de Smit en in 1662 verkocht aan Jacob van Baerland. Vanaf 1662 tot het einde van het ancien regime was het de verblijfplaats van de heren van Boechout, vandaar de naam Hof van Boechout. Nog in 1662 erfde Geraard van Groesbeeck het kasteel. Vanaf circa 1663 ging de restauratie en vergroting van het kasteel van start. Deze werken werden voortgezet door zijn broer Jacob in de jaren 1671-1674.
Geraard liet onder meer de voornaamste dreven aanleggen en de omgrachting graven; verondersteld wordt dat zijn broer Jacob de torens van het kasteel liet slopen en ze verving door vleugels (datering 1671 door middel van muurankers). Hij liet ook een geometrische Franse tuin aanleggen en een tweede vijver graven. In 1675 werd het kasteel onafgewerkt verkocht aan Carolus Franciscus Courtois, die het werk voltooide. Sinds 1675 werden heerlijkheid en kasteel nooit meer verkocht.
De kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) geeft het “Château de Boeckhout” weer als een kasteel omgeven door een U-vormige gracht met een gebouw (mogelijk een poortgebouw) ten noorden ervan. Ten zuiden van het kasteel liggen enkele moestuinperceeltjes en een vijver. Dit geheel wordt omgeven door een gracht. Het kasteel is toegankelijk langs de noordelijke zijde via een dreef die haaks aansluit op de zuidwest-noordoost georiënteerde dreef ten noorden van het kasteel. Ten zuiden van de omgrachting wordt een sterrenbos weergegeven, met uitlopers ten oosten van de omgrachting. Het kasteeldomein wordt omgeven door akkers en vochtige weilanden.
Tussen 1805 en 1810 werd het kasteel verbouwd in laatclassicistische geest door Lodewijk van Colen. Deze liet het geheel bepleisteren en liet een aantal vensters vergroten, middenrisalieten aanbrengen onder driezijdige frontons, het dak verlagen en ophaalbruggen verwijderen. Het kasteel lag oorspronkelijk aan een vierkante vijver waarvan de noordzijde gedempt werd zodat een voorhof ontstond. Lodewijk van Colen veranderde het tracé van het park door de geometrische tuin aan de zuidzijde te vervangen door een Engels landschapspark met vijvers. De beelden van het geometrische park werden verspreid opgesteld. De dienstgebouwen werden eveneens vernieuwd in 1805. Zo werd het poortgebouw bepleisterd en de datering 1440 aangebracht, schietgaten werden door blinde vensters vervangen en door kantelen verkregen de hoektorens een versterkt karakter. In 1840 werden de gesloten gevels van het poortgebouw aan de voorhofzijde opengebroken met rondboogvensters en deuren.
De kaart van Vandermaelen (1846-1854) geeft het “Château de Boechout” weer als een deels omgracht complex. Het kasteel, ook aangeduid als “Château Moretus”, bevindt zich ten zuiden van de bijgebouwen en ligt aann de noordzijde van één van de twee grote vijvers, die onderling verbonden zijn. Grasland en akkers omgeven het kasteeldomein.
In de 19de eeuw kwam het domein in handen van Jean-Paul Moretus, Charles van Colen de Bouchout en de familie Moretus. De laatste werken werden uitgevoerd onder graaf Oswald Moretus-Plantin die het kasteel naar ontwerp van Adrien Blomme in 1937 liet herstellen in zijn 17de-eeuwse toestand. Daarbij bleef de gevelcompositie bewaard, de bepleistering verdween, de frontons werden vervangen door een topgevel, het dak werd verhoogd en een archiefkamertje werd aangebracht aan de westgevel.
Het Hof van Boechout bevindt zich ten zuiden van de dorpskern van Boechout op een grotendeels omhaagd domein. Naast grasvelden en weiden wordt het kasteel omgeven door percelen eiken-, beuken- en berkenbos en twee met elkaar verbonden vijvers met een uitloper voor de dienstgebouwen. Het domein wordt aan de noordzijde afgezoomd door een beukendreef (Fagus), vanwaar een jonge lindendreef (Tilia) vertrekt naar de dienstgebouwen met poortgebouw. Het domein wordt aan de westzijde afgebakend door een dreef van zomereik (Quercus robur), die in zuidelijke richting overgaat in bomenrijen met populieren (Populus) en houtkanten met dominantie van grauwe els (Alnus) en gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus).
Aan het noordelijke uiteinde van de beukendreef staat een kleine, rechthoekige pijlerkapel, gedateerd in 1919 (zie borstwering). Dit gebouwtje van natuursteen onder een leiden zadeldak (leien) in neoclassicistische stijl heeft een rondboogvormige nis met een geriemde boogomlijsting, sluitsteen, festoenwerk en imposten met guttae en een lekdrempel met festoenwerk op de borstwering. De flankerende pilasters onder het vlak hoofdgestel dragen het opschrift "COR JESU TE LAUDAMUS" en hebben een driezijdig fronton. De kapel wordt omgeven door acht opgaande linden.
Aan de omgrachting liggen de U-vormige, symmetrisch opgebouwde, bakstenen aanhorigheden. Het uitspringend, centraal, vierkant poortgebouw is over de gracht opgetrokken. Het bestaat uit twee bouwlagen onder een leien tentdak met twee flankerende, vierkante torentjes onder een ingesnoerde leien naaldspits met een kern uit de 15de, 17de en 19de eeuw. Het bakstenen dienstgebouw heeft zandstenen banden, hoekblokken, steigergaten en een daklijst op houten consoles. De noordgevel wordt gekenmerkt door een rondboogvormige doorgang, bekleed met rustica van arduin onder een hoofdgestel met metopen en trigliefen. In 1805-1810 werd de datering “1440” in de metopen aangebracht. De aanpalende rechthoekige vleugels met één bouwlaag onder een leien schilddak (met kern uit de 15de, 17de en 19de eeuw) zijn ingericht als oranjerie en paardenstal. In de zijgevels zijn zandstenen muurbanden zichtbaar, net zoals sporen van banden aan de gesloten noordgevels waarin enkele schietgaten en rechthoekige vensters zijn aangebracht. De buitengevels zijn voortgezet met een iets lagere muur en zijn afgesloten met kleine vierkante hoektorentjes onder een ingesnoerd tentdak (leien) van 1937, daarvoor voorzien van kantelen.
De haakse, rechthoekige vleugels, namelijk stallingen en koetshuis, van één bouwlaag onder een schilddak op houten consoles (leien) met rechthoekige dakkapellen dateren uit het eerste kwart van de 17de eeuw. De zuidelijke voorhofgevels van oranjerie en paardenstal tellen zeven traveeën en hebben enkele houten dakkapellen, grote rondboogvensters en deuren, penanten met hardstenen imposten en een speelse ijzeren roedeverdeling. De haakse stallingen en koetshuis zijn voorzien van vlakke hoekpilasters van zandsteen. Vier rondboogpoorten, gescheiden door Dorische zuilen op vierkante sokkels, hebben een geriemde boogomlijsting en sluitsteen, onder een kordonlijst en daklijst op houten consoles.
Voor het poortgebouw lag eertijds een prieel of warande beplant tussen 1824 en 1850. Ten westen van het poortgebouw ligt een deels ommuurde, rechthoekige moestuin van 1 hectare, aangelegd in 1805-1813. De moestuin was toegankelijk langs 18de-eeuwse poorten (eertijds naast de buitengracht) met vierkante pijlers van hardsteen op basis met voluutvormig klauwstuk, schachtringen, dekplaat en bekronende vazen. Het smeedijzeren hek is opgetrokken in classicistische stijl. Aan de oostzijde van de moestuin staat de hovenierswoning van 1821. Deze eenvoudige, bakstenen woning heeft een licht L-vormige plattegrond en telt één bouwlaag onder een schild- en veelzijdig tentdak van leien. Het gebouw bestaat uit een rechthoekige en veelzijdige vleugel. De muuropeningen zijn spitsboogvormig en rechthoekig; de ramen zijn onderverdeeld door middel van roeden.
Langs het poortgebouw, gevat in U-vormige dienstgebouwen, met grondvesten uit de 15de, het derde kwart van de 17de en het eerste kwart van de 19de eeuw, bereikt men het geplaveide, vierkante voorhof, aangelegd tussen 1805 en 1810 ter hoogte van het noordelijk deel van de vijver. Centraal op het voorhof is een centraal, rond grasveld gesitueerd, waarrond in 1919 terracotta beelden (eertijds in de Franse tuin ondergebracht) op vierkante, classicistische sokkels geplaatst werden, namelijk Pomona (getekend M.P. Vervoort, 1776), Bacchus, een waternimf en Ganymedes. De centrale groep met putti stelt de vier seizoenen voor. Aan de oostzijde zijn een cartouche met wapenschild (Van Colen) en een bekronend engeltje (getekend W. Pompe, 1681) te zien. De beelden werden aangekocht door Lodewijk van Colen in 1805-1810, toen hij de Franse tuinen naar de toen heersende mode liet wijzigen. De beelden werden destijds op verschillende plaatsen in het park geplaatst. Graaf Oswald Moretus-Plantin liet ze in 1919 naar de voortuin verplaatsen.
Aan zuidzijde van het voorhof bevindt zich U-vormig kasteel van vijf (in het noorden, oosten en westen) en negen (in het zuiden) traveeën en twee bouwlagen onder leien schilddaken (hoger opgetrokken daknok bij de hoofdvleugel) met dakruiter en rechthoekige dakkapellen onder afgewolfde daken. Het kasteel, oorspronkelijk gelegen binnen een vierkante vijver waarvan de noordzijde gedempt werd voor de aanleg van het voorhof, werd door middel van muurankers in 1671 gedateerd. Het werd verbouwd in het eerste kwart van de 19de eeuw en het tweede kwart van de 20ste eeuw. Het gebouw in traditionele bak- en zandsteenstijl heeft een hoge souterrain met vierkante venstertjes, licht afgeschuinde sokkel van zandsteen en arduinen puilijst bij de aan vijver grenzende oost-, west- en zuidgevels. De gevel is gedecoreerd met speklagen en een kroonlijst op houten consoles. De noordgevel met hoekrisalieten telt één travee en heeft een licht uitspringend middenrisaliet van drie traveeën (uit het eerste kwart van de 19de eeuw) onder een topgevel (uit het tweede kwart van de 20ste eeuw). De eerste bouwlaag van het middenrisaliet is bezet met bossagewerk van hardsteen, waarin laatclassicistische rondboogdeuren staan. De zuidgevel (laatclassicistische gevelordonnantie uit het eerste kwart van de 19de eeuw) heeft eveneens een middenrisaliet van drie traveeën met vlakke pilasters op penanten. De rondboogdeuren hebben een geriemde boogomlijsting, sluitsteen en imposten, bij de eerste bouwlaag van de westgevel met aanbouw van 1937 (gevelsteen) van drie traveeën en twee bouwlagen onder een schilddak verhoogd met een topgevel. De eerste bouwlaag (namelijk botenhuis) heeft getraliede, rondboogvormige openingen. De rechthoekige, beluikte vensters zijn voorzien van arduinen dorpels en negblokken.
De centrale, laatclassicistische vestibule-salon met eiken parket met centrale ster van drie verschillende houtsoorten strekt zich uit over de gehele breedte van het gebouw. De muren zijn voorzien van gemarmerd schilderwerk met paneelwerk. Vier symmetrisch geplaatste gemarmerd houten deuren geven toegang tot de andere vertrekken. Tussen de deuren bevinden zich twee nissen met beelden van Diana en een nimf. Het groen salon wordt gekarakteriseerd door paneelwerk behangen met ‘Chinees’ papier uit de 18de eeuw, een classicistische schouw en geometrisch parket. De vensternissen met paneelwerk, waarop mythologische en pastorale taferelen alsook bloemmotieven zijn aangebracht, worden toegeschreven aan A. Lens (1739-1822). De classicistische eetzaal is uitgewerkt met gemarmerd stucwerk. De muren hebben vlakke pilasters met Ionisch kapiteel waarop een geprofileerde fries en kroonlijst op modillons staan; een gedeelte wordt afgescheiden door zuilen met een Ionisch kapiteel onder moerbalk.
Het park in vroeg landschappelijke stijl naar Engels model rond het Hof van Boechout werd in grote lijnen aangelegd door Louis van Colen tussen 1805 en 1810. Opvallend in de parkaanleg zijn de waterpartijen en de levensgrote beelden in zandsteen. De waterpartijen werden gevoed door bronnen en waterden af in de Lauwerijkbeek ten zuiden van het domein. Verspreid over het kasteelpark staan verschillende boomgroepen of solitaire bomen van aanzienlijke leeftijd. De oudste overblijfselen van de aanplantingen zouden van voor 1725 dateren . De meeste bomen dateren echter van het laatste kwart van de 19de eeuw tot de jaren 1930. Op het moment van de bescherming (1977) stond op het voorplein een indrukwekkende Atlantische ceder, dichtbij de moestuin stonden nog een oude esdoorn, bruine beuken en twee platanen. Van een vroegere dreef van 1602, herbeplant in 1725, bleven eind jaren 1970 nog enkele exemplaren over. Verderop stond een Libanonceder. Ter hoogte van het voormalig sterrenbos staat nog een bomengroep van linden, beuken en eiken. Een slingerend pad leidt vanaf het voorhof doorheen een bosje naar een brug over de verbindingsarm tussen de twee vijvers. De loofbosjes worden op de Biologische Waarderingskaart (versie 2, 1997-2010) vermeld als zuur eikenbos.
Ten noordoosten van het kasteel is de zogenaamde Hoeve Lintacker uit het eerste kwart van de 19de eeuw met oudere kern gesitueerd. Ten zuidwesten van het kasteel ligt de Prieelhoeve, een sterk verbouwde, 19de-eeuwse hoeve met losstaande bestanddelen. De Bisthoeve, ten oosten van het kasteeldomein, was oorspronkelijk een omgrachte hoeve binnen een omhaagd domein. In de periode 1920-1940 verdween het grootste deel van de omgrachting. Ten zuiden van het kasteeldomein bevindt zich het Bos van Moretus, dat aansluit op het beboste kasteelpark.
Auteurs: Cox, Lise; Van Olmen, Mira; De Borgher, Marc; Meesters, Ludo; De Clippel, Jean-Yves
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Boechout
Is deel van
Kasteeldomein van Boechout en omgeving
Is gerelateerd aan
Hoeve Bisthoeve
Is gerelateerd aan
Hoeve Lintacker
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Domein Hof van Boechout [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/12507 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.