Dit gebied omvat de kustduinen van Het Zoute (Knokke) met het natuurreservaat Het Zwin en de Zwinbosjes en aangrenzend strand, de Oude en Nieuwe Hazegraspolder, het Koningsbos, de Willem-Leopoldpolder en het Oud Fort Isabella met aansluitend de Cantelmolinie. Ze lag eertijds aan de monding van de Zwingeul en behoort historisch tot het Zwinlandschap.
Het Zwin (sensu strictu) strekt zich uit van het strand over een duinreep, een actief slikken- en schorrengebied en stopt aan de Internationale dijk. Deze dijk beschermt het binnenland tegen de invloed van de zee. Eertijds lag op deze plaats de eigenlijke zwinmonding. De zee zorgt voor aanvoer van zand voor het duinengebied. De actieve duinreep van het Zwin bestaat uit een jonge, lage, weinig begroeide duinengordel aan de zeezijde. Tussen deze duinengordel en de volgende liggen enkele pannes. De tweede duinengordel is ouder, hoger en meer begroeid waardoor hij minder mobiel is dan de eerste. Hier zijn wel enkele winddoorbraken aanwezig. Achter de duinreep volgt een actief slikken- en schorrengebied, rond vertakkingen van de oude Zwingeul, dat bij stormvloed nog steeds bijna volledig onder water staat. De indringing van de zee in dit gebied is hiervoor essentieel en dient behouden. De Zwingeul zelf reikte oorspronkelijk tot Brugge. Gedurende de middeleeuwen maakte men gebruik van deze geul als transportkanaal en kende Brugge een serieuze economische groei. De geul verzandde echter door te weinig stroomdynamiek in de geul, te wijten aan de bedijking langs de geul. De huidige zeedynamiek in het gebied zorgt voor een aanvoer van brak water wat resulteert in een zeer typische zoutminnende flora en een faunistische rijkdom.
Het Zwingebied wordt afgesneden van het binnenland door de Internationale dijk waardoor de Zwinbosjes (die achter deze dijk gelegen zijn) afgesloten zijn van de zee. De Zwinbosjes situeren zich op oude binnenkustduinen. Op het strand bij de Zwinbosjes staan heel wat golfbrekers en de overgang naar de duinreep is verstoord door een dijk. De duinengordel zelf is min of meer gefixeerd door de vegetatie en doordat de zandaanvoer vanuit zee verhinderd wordt door de dijk. Tussen de duinen liggen enkele kleinere pannen. Via de zee gebeurt wel nog een kalkaanvoer waardoor specifiek kalkminnende vegetatie voorkomt. Achter de duinreep treft men vervolgens een bosgebied aan dat overgaat in weiland. In deze weilanden is het microreliëf van het duinencomplex nog herkenbaar. Het zijn veeleer grote percelen zonder perceelsrandbegroeiing.
Het Koningsbos en de aangrenzende weilanden zijn gelegen op dezelfde binnenkustduinen als de Zwinbosjes. De weilandpercelen zijn omzoomd met knotbomenrijen, houtkanten en hagen. Het bosbestand zelf werd aangeplant rond 1910 en bestaat vooral uit naaldbomen met sporadisch een loofboom. Door de geologische ondergrond en door het bebost karakter gelijkt dit gebied sterk op de Zwinbosjes. Ze vormen eigenlijk één geheel maar ze zijn gescheiden door bebouwing. Het bebost karakter en de vele perceelsrandbegroeiing geven dit deel een gesloten kleinschalig landschap dat voor fauna en flora waardevol is door de afwisseling van open weilanden en gesloten bosbestandjes.
Vlakbij het Koningsbos ligt het Fort Sint-Pol dat tijdens de 17de eeuw, gedurende de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), deel uitmaakte van de Cantelmolinie. Landschappelijk lopen de weilandpercelen rond het Koningsbos over in die van de Oude Hazegraspolder die eveneens kleinschalig zijn en vrij veel perceelsrandbegroeiing hebben. De beide Hazegraspolders vormden op het einde van de middeleeuwen een schorregebied bij de Zwinmonding dat begrensd werd door de middeleeuwse Kalveketedijk (zuidelijke grens van het gebied). De Graaf Jansdijk beschermde het binnenland tegen de zee. Naarmate de Zwingeul verzandde en naarmate uit westelijke richting enkele duincomplexen oprukten, geraakten deze schorren beter beschermd tegen de zee. De duinen van het Koningsbos zijn nog een restant van dit duinencomplex. Pas in de 17de eeuw bouwt men de Sint-Paulusdijk of Schapersdijk en spreekt men van de Hazegraspolder (1627). Deze polder is geologisch opgebouwd uit onderaan geulafzettingen, dan schorre-afzettingen en tenslotte zandige duinafzettingen door overstuiving. Hydrologisch is het gebied uniek wegens de korte afstand tot de zee en de aanwezigheid van estuariene afzettingen die een hoog zoutgehalte bevatten. De huidige percelering stemt zeer goed overeen met die op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) en getuigt van de snelle ontginning van dit gebied. Ook de bebouwing, landgebruik en het wegenpatroon zijn vergelijkbaar met die op de kabinetskaart. In vergelijking met de Nieuwe Hazegraspolder zijn de percelen van de Oude Hazegraspolder kleiner en staat er (meer) perceelsrandbegroeiing rond. Dit staat dus in contrast tot de grootschalige open polderlandschappen van de recentere aangrenzende polders (onder meer de Nieuwe Hazegraspolder en Willem-Leopoldpolder). In beide Hazegraspolders komen voornamelijk langs de dijken waardevolle hoeves voor met zeer gave schuren. Zij herinneren ook aan de inpolderingsgeschiedenis van dit gebied. De recente uitbreidingen van landbouwbedrijven doen afbreuk aan hun esthetisch en historisch karakter. Langsheen de dijk van de Nieuwe Hazegraspolder bevinden zich nog talrijke bunkers van de Hollandstellung, door de Duitsers opgetrokken tijdens de Eerste Wereldoorlog.
De zuidelijke uitloper van dit gebied bevat de Cantelmolinie en de Reigaertsvliet. De Cantelmolinie dateert uit de Tachtigjarige Oorlog tussen Spanje en de Noord-Nederlandse Provinciën. Hij werd gebouwd ter verdediging van de westelijke oever van de Zwingeul en bestond uit een aantal forten (onder meer het Fort Isabella) en een vaart met zeven bastionpunten. Halfweg de 17de eeuw werd deze vaart verbreed en uitgediept op initiatief van de graaf de Cantelmo vanwaar de linie zijn naam kreeg. Momenteel resten nog de vaart met bastionpunten en de site van het fort. Vlakbij het Fort Isabella, langs de Nieuwe Watergang liggen nog enkele bunkers uit de Tweede Wereldoorlog. De geul van de Reigaertsvliet vormt de westelijke grens in het zuiden van dit gebied. Deze loopt over in de Nieuwe Watergang die uiteindelijk aansluit op de huidige Zwinmonding.
Geheel het gebied wordt gedomineerd en gestructureerd door de waterlopen (kreken, vlieten, zwinnen,...) en de zeewerings- en inpolderingsdijken. De dijken vormen de bescherming van het land tegen de zee en de meest landinwaartse dijken getuigen van de vroegste en oudste inpolderingen en landschappen. De meest recente dijken en polders herbergen de jongste landschappen. Verder begrenzen deze dijken de ruimtes door hun aanzienlijke hoogte.
- Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.