Geheel van drie meergezinswoningen in art-nouveaustijl op de hoek van Plantin en Moretuslei en Provinciestraat, naar een ontwerp door de architect Jacques De Weerdt uit 1911 (gevelinscriptie). Het programma omvat twee winkels, een café en twaalf huurkwartieren. Opdrachtgever van het opbrengsteigendom was Adolf Korpes, vermoedelijk een café-uitbater van Nederlands-Joodse origine. Deze liet in 1911-1914 ook de meergezinswoningen op nummer 71-73 en 87 optrekken. In 1912 gaf hij De Weerdt opdracht voor de bouw van een verdwenen 'lusthof' met café, melkerij-feestzaal, kiosk en koetshuis in cottagestijl, gelegen in de Kruishofstraat nabij de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt", en een complex een- en meergezinswoningen op de hoek van Provinciestraat en De Boeystraat.
Het hoekcomplex Adolf Korpes maakt deel uit van een grotere groep van zeven aaneengesloten bouwprojecten die door Jacques De Weerdt tussen 1911 en 1914 werden ontworpen, in opdracht van vijf verschillende bouwheren (Plantin en Moretuslei 69 tot 91, hoek Provinciestraat 228). Samengesteld uit drie burgerhuizen, negen meergezinswoningen en twee bedrijfsgebouwen, beslaat het monumentale ensemble zowat een derde van het bouwblok gevormd door Plantin en Moretuslei, Provinciestraat, Wipstraat en van Immerseelstraat. Met een uitbundige vormgeving laverend tussen beaux-arts en art nouveau, is het geheel representatief voor het oeuvre van de architect uit de periode vanaf omstreeks 1905 tot aan de Eerste Wereldoorlog. In nauwelijks tien jaar tijd realiseerde De Weerdt alleen al op het toenmalige grondgebied van de stad Antwerpen meer dan honderd panden, vaak van eenzelfde standaardtype. Zijn architectuur is herkenbaar aan de voorkeur voor natuursteen als parement, de vloeiende lijnvoering, de plastische volumetrie en het sierlijke smeedijzer in zweepslagstijl. Begonnen als tekenaar in dienst van de Belgische Spoorwegen vóór de eeuwwisseling, liep zijn carrière tijdens de minder productieve jaren 1920 ten einde.
Met een gevelbreedte van negen traveeën omvat het hoekcomplex vier bouwlagen onder een pseudo-mansarde. Zoals voorgeschreven heeft de lijstgevel een parement uit witte natuursteen, met gebruik van blauwe hardsteen voor de plint en (kunst)leien als dakbedekking. Symmetrisch van opzet, opgebouwd volgens spiegelbeeldschema, bepalen hoger opgetrokken risalieten het ritme van het uniforme gevelfront, gemarkeerd door colonnetten, bow-windows, balkons met balustrade of smeedijzeren borstwering, en een dakvenster met booglijst. Meest opvallend is het afgeschuinde hoekrisaliet van het cafépand, opgevat als een rondbogige art-nouveau-frontispice met drielichten, een vrouwenhoofd als sluitsteen en een topstuk. Verder wordt de opstand geleed door regelmatige registers van korf-, spiegelboog- of rechthoekige vensters, en bestaat het decor uit typische waterlijsten, friezen, profielen en medaillons in art-nouveaustijl. De gekoppelde winkelpuien met zijportaal, en de cafépui met hoekportaal op colonnetten zijn afgezien van het schrijnwerk intact. Het vensterschrijnwerk is volledig vernieuwd; van de houten dakkapellen met klauwstukken en gebogen waterlijst, zijn enkel deze van de winkelpanden bewaard.
Volgens de bouwplannen omvat de begane grond twee winkels met achterliggende woonkamer, keuken en wc, en in het hoekpand een café met keuken, sanitair en in de ondergrond een bierkelder. De huurkwartieren bestaan uit twee kamers, een 'cabinet de toilette' en een keuken met wc.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1911#1848, 1912#2060 (lusthof Kruishofstraat).
- VANHOVE B. 1978: De Art Nouveau-architectuur in het Antwerpse: een doorsnede, onuitgegeven licentiaatsverhandeling Rijksuniversiteit Gent, 94-96.