is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Domein Vijverhof
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Domein Vijverhof: ijskelder
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Domein Vijverhof: tuinpaviljoen
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Kasteeldomein Vijverhof: kasteel
Deze bescherming is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Kasteeldomein Vijverhof: park, beemden en bosjes
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteel Vijverhof
Deze vaststelling was geldig van tot
Neoclassicistisch kasteel met invloeden Lodewijk XVI-stijl, gebouwd tussen 1905 en 1910 in opdracht van ridder Romain de Schouteete de Tervarent en vrijwel volledig gereconstrueerd in 1920-125 door de gebroeders De Keyser uit Heverlee; landhuis met oudere aanhorigheden, waaronder koetshuis, ijskelder en hovenierswoning, omgeven door tuin van circa 4,5 hectare in vroeg-landschappelijke stijl, met aanhorigheden inbegrepen meer dan 7 hectare, aangelegd omstreeks 1800 rond een molenvijver en een huis van plaisantie; enkele zeldzame oude bomen..
Het Hof d'Udekem
Het Vijverhof is één van de watermolensites in de regio waaromheen vroeg (zie het 'Groot Park' te Lovenjoel) of laat (zie het Nieuw Kasteel van Boutersem) een tuin of park werd aangelegd. De oorsprong van dit goed gaat minstens terug tot 1367; een zekere Nicolaas van Udekem wordt in dat jaar vermeld als eigenaar van een watermolen te Udekem in de parochie Korbeek-Lo. In het kaartboek van de abdij van 't Park (4) wordt de site in 1653 omschreven als "t Hof te Udecem", bestaande uit een watermolen met een vijver en een huis. De familie d'Udecem of d'Udekem behoorde tot de voorname Leuvense geslachten en is onder meer bekend door de stichting van het klooster van Gempe te Sint-Joris-Winge. De topografische kaart van de 'vrijwouden' van Meerdaal, Molendaal en Heverlee van landheeer Joris (1769) en de Ferrariskaart (1771-1778) geven een vergelijkbaar beeld van de toenmalige situatie. Het gebouw aan de westzijde van de Bierbeekstraat (op de kaart rechts van de weg) wordt door Joris aangeduid als "moulin à M. Streithagen". Ongetwijfeld gaat het hier om de Leuvense jurist Gilles-François Streythagen, raadsheer en schepen van het hertogdom Aarschot.
Het rechthoekige volume aan de oostzijde van de straat, dat onmiddellijk paalt aan het molenreservoir, wordt op een figuratieve voorstelling uit 1790 door Wierickx omschreven als "het speelgoed Corbeeck over Loo". De dualiteit huis van plaisantie versus boerderij of molen kwam na de middeleeuwen op talrijke plaatsen voor. Aan het oostelijke uiteinde van de grote vijver beeldt Wierickx een gebouwtje af dat op een tuinpaviljoen lijkt. Hoewel de Ferrariskaart op die plaats al een kleine, vierkante constructie weergeeft, pleiten de stijlkenmerken van het paviljoen dat zich momenteel op die plaats bevindt voor een latere datering, wellicht omstreeks 1850. Het werd in de jaren 1940-1950 uitgebreid en omgebouwd tot woning, maar het centrale gedeelte heeft het voorkomen bewaard van een antiek tempeltje. Het is opgetrokken uit natuursteen en bepleisterde baksteen, omvat drie traveeën en bestaat uit één kamer op de begane grond en één op de verdieping. De tweeledige gevel wordt gevormd door een Palladiaans portiek en een bovenbouw bekroond door een driehoekig fronton.
De kaart van Wierickx toont een belangrijk verschil met de kaarten van Ferraris en Joris: de langwerpige, rechthoekige strook tuin naast de grote molenvijver omvat twee kleine vijvers, waarvan de grootste met een eilandje. Tegen de "baene op Bierbeek" en aansluitend bij het "speelhuis" ligt een kruisvormig ingedeelde parterretuin en het huis wordt met het tuinpaviloen aan de andere zijde van de tuin verbonden door een windend, soms vlechtend pad dat door de met bomen beplante landengte tussen de grote molenvijver en de twee kleine vijvers loopt. Het aantal en de vorm van de kleine vijvers fluctueren op de opeenvolgende kaarten: één kleine vijver op het 'plan géométrique' van 1807, twee kleine vijvers op een prekadastrale kaart die vermoedelijk rond 1810 werd opgesteld en op de Primitieve kadasterkaart van 1832. Deze drie kadastrale documenten hebben ten op zichte van de Wierick-kaart één kenmerk gemeen: kleine vijvers met golvende oeverlijnen, die erop wijzen dat rond 1800 ook hier een zekere deformalisering werd doorgevoerd, een eerste begin van 'jardin anglais' of vroeg-landschappelijke aanleg. De grote molenvijver behoudt – althans kadastraal – zijn strakke rechthoekige vorm, maar wordt op de Atlas van de Wegen (1845) met licht golvende contouren weergegeven.
Den Biber
In 1830 was het landhuis met de drie bijbehorende 'lustvijvers', een perceel 'lusttuin' en een perceel 'lustgrond' – in het totaal 2,6 hectare – in het bezit van Jean Martin Dechamps, in de kadastrale legger rentenier genoemd. De watermolen aan de overkant van de straat was eigendom van Antonius Mattheys, molenaar en werd in de legger tot 1850 als graanmolen omschreven, daarna gewoon als huis maar de molen heeft blijkbaar nog gefunctioneerd tot het begin van de 20ste eeuw. In 1847 werd het Vijverhof aangekocht door Louis-Alexandre de Dieudonné, advocaat en schepen te Leuven, later burgemeester van Korbeek-Lo, in 1842 geridderd en in 1843 "baron de Corbeeck over Loo". Sinds 1836 was de Dieudonné ook eigenaar van het Korbeeks Kasteel, waar hij enkele jaren later ging wonen. In 1850 werd het goed doorverkocht aan een zekere Philippe Lion, koopman uit Leuven, die in 1857 ook de hoeve ten zuiden en de bijbehorende gronden op de linkeroever van de Molenbeek verwierf, waarop later de nutstuin, de remise en de hovenierswoning worden gebouwd. In 1861 kocht Lion ook de watermolen van Mattheys aan. In die periode werd de Molenbeek, die ter hoogte van het 'speelgoed' lichtjes kronkelde, volledig rechtgetrokken en verschenen de eerste tekenen van een ruimere aanleg: de pas aangekochte hoeve op de linkeroever werd grotendeels afgebroken en heropgebouwd tot hovenierswoning. Tegen de Bierbeekstraat aan werd bovendien een koetshuis (volgens het kadaster "pakhuis") gebouwd, dat de kern zal vormen van het nu nog bestaande, maar tot zelfstandige villa verbouwde wagenhuis.
Uit die periode dateert vermoedelijk (naar het metselwerk te oordelen) ook de ijskelder. De toegang tot deze ijskelder wordt gevormd door een recht, gewelfd sas. De arduinen stenen die de basis van de toegangsdeurlijst vormden, zijn nog aanwezig. De bergruimte heeft de vorm van een bakstenen cilinder met een ellipsoïdaal koepelgewelf en een platte betegelde vloer. Onder de tegels lopen kanalen, vermoedelijk voor de thermische isolatie.
De hovenierswoning werd in 1892 vergroot en erbij aanleunend werd een serrecomplex gebouwd. Op dat moment stond het Vijverhof bekend als "den Biber", refererend aan de nieuwe eigenaar, baron Antoine de Biber de Rochelée, een gepensioneerd legerkapitein van Duitse origine.
Het nieuwe kasteel
Tussen 1905 en 1910, onder alweer een nieuwe eigenaar (ridder Romain de Schouteete de Tervarent) en na een hertracering van de Bierbeekstraat, werd de watermolen verenigd – of juister gezegd herenigd – met het 'speelgoed' en samen werden ze tot op de grond afgebroken, om plaats te maken voor het nieuwe kasteel. Zoals bij vele kastelen en landhuizen uit het begin van de 20ste eeuw werd gekozen voor een neoclassicisme met een sterke Lodewijk XVI-inslag. Het gebouw telt zeven traveeën en twee bouwlagen plus een ruime mansardeverdieping. Aan de achterzijde is er nog een derde, half ondergrondse bouwlaag met een keuken en dienstvertrekken, gelijkvloers met het maaiveld, dat circa 2,5 meter lager ligt dan aan de voorzijde, en dat in de richting van het huidige zwembad nog een halve meter afdaalt. Dit niveauverschil wordt langs beide zijden van het kasteel opgevangen door zachte hellingen en de bordestrap. De traveegeleding wordt bepaald door gegroefde, over de hele hoogte doorgetrokken pilasters en, afwisselend, rechthoekige en rondboogvensters. De drie middelste traveeën zijn langs de (oostelijke) tuinzijde uitgewerkt als een licht vooruitspringend risaliet onder een driehoekig fronton en met een voorliggend bordes. Dit middenrisaliet vindt in de (westelijke) achtergevel een tegenhanger in de vorm van een rotonde onder een koepel.
De architect is niet bekend, maar er is een treffende gelijkenis met het kasteel van Pontchevron nabij Gien, aan de Loire, vooral wat betreft de mansardevensters, het smeedwerk van de balkon- en trapleuningen en de koepel. Dit kasteel werd in 1896-1900 gebouwd naar het ontwerp van de Parijse architecten A. Coulomb en L. Chauvet, die ook voor koning Leopold II hebben gewerkt, met name als ontwerpers van niet uitgevoerde stallingen te Oostende, en die misschien ook in het Vijverhof hebben gewerkt. Uit een getuigenis van Jean de Schoutheete, kleinzoon van de bouwer van het huidige Vijverhofkasteel, kon bovendien worden opgemaakt dat de bouwplannen vaste vorm kregen tijdens een reis naar Frankrijk.
Zoals het oude 'speelhuis', kijkt het nieuwe kasteel uit over de grote molenvijver; samen vormen ze de grote, enige vista, die – voorbij het classicistische tuinpaviljoen en de grens van het park – de beemden langs de Molenbeek bestrijkt. Eindpunt vormt het silhouet van het kasteel de Spoelberch en het 'Groot Park' van Lovenjoel, zowat 800 meter verder. De oever langs de kant van het kasteel bestaat uit een stenen kaaimuur, die samen met de esplanade en de balustrades van het kasteelbordes één architecturaal geheel vormen. De bedoeling om de grote vijver als een klassieke spiegelvijver te laten fungeren is overduidelijk. Voor de rest wordt deze vista gestoffeerd met bestaande elementen zoals het oude tuinpaviljoen, dat een beetje verscholen aan de rand staat opgesteld, en een generatie van oude, vermoedelijk nog door Philippe Lion in 1850-1870 aangeplante bomen, waaronder bruine beuken (Fagus sylvatica 'Atropunicea'), vlakbij het tuinpaviloen een enorm exemplaar Oostenrijkse den (Pinus nigra subspecies nigra) en, bij het kasteel, de monumentale maar tijdens de jaren 1980 onthoofde gewone moerascipres (Taxodium distichum), met 458 centimeter stamomtrek en mogelijk gelijktijdig aangeplant met die naast het genoemde kasteel van de Spoelberch in het Groot Park te Bierbeek (Lovenjoel).
De aanplantingen die dateren uit de tijd van de bouw van het nieuwe kasteel omvatten enkele opvallende soorten en variëteiten, met name een varenbeuk (Fagus sylvatica 'Asplenifolia') en, uniek, een Maryland eik (Quercus marilandica) (In Bomen in België. Dendrologische inventaris 1987-1992 waarschijnlijk ten onrechte gedetermineerd als Quercus x bushii, een bastaard tussen Q. marilandica en Q. velutina, die pas in 1931 werd ontdekt, G. Krüssmaan, 83). De dreef van bruine beuken dat vanaf de esplanade voor het kasteel in de richting van de dorpskerk loopt, werd eveneens in die periode aangeplant; het heeft vermoedelijk een emblematische betekenis en verwijst naar een feodale situatie – de rechtstreekse band tussen wereldlijk en geestelijke gezag, kerk en kasteel – die er in het Vijverhof nooit is geweest.
Amper twee jaar na de voltooiing onderging het kasteel in 1914 hetzelfde lot als diverse andere kastelen uit de omgeving – het Korbeeks Kasteel, het kasteel de Maurissens te Pellenberg, het kasteel Van Tilt te Holsbeek – het werd door Duitse soldaten platgebrand. In 1920-1925 bouwden de nieuwe eigenaars (de gebroeders De Keyser uit Heverlee) het zo getrouw mogelijk herop. De dakkapellen werden echter in licht gewijzigde vorm gereconstrueerd en de koepel en de balustrades langs de dakrand werden niet hersteld. Bij de wederopbouw komt ook een element uit de nieuwe, naoorlogse levensstijl aan bod, met name een openluchtzwembad tussen het kasteel en de Bierbeekstraat. Opmerkelijk is de vormgeving daarvan, die ondubbelzinnig refereert aan de waterspiegels uit de klassieke tuinkunst. In dit geval wordt het grote, rechthoekige zwembad geflankeerd door twee kleine bekkens: één bestemd voor waterplanten en één als kinderbad.
Tijdens het interbellum verandert het kasteel nog enkele malen van eigenaar (Le Coq, Vandoren, Brusselmans). Lecoq, eigenaar van 1925 tot 1930, was een ingenieur die een patent had genomen op een procedé van gaswinnng uit steenkolen; zijn bedrijf ging echter over de kop na de krach van 1929. In 1968 werd de universiteit van Leuven eigenaar van het kasteel en het grootste gedeelte van het park – zonder het paviljoen, het wagenhuis en de tuinierswoning. In 1987 werd dit gedeelte aangekocht door de huidige eigenaar, die een reeks nieuwe aanplantingen verrichtte, vaak van zeldzame soort en of cultivars zoals zwarte els met ingesneden blad (Alnus glutinosa 'Imperialis') en hartbladige els (Alnus cordata), ginkgo (Ginkgo biloba), Amerikaanse amberboom (Liquidambar styraciflua) en watercipres (Metasequoia glyptostroboides).
Merkwaardige bomen (Het cijfer achteraan geeft de stamomtrek weer, gemeten op 150 cm hoogte. Opnamen in 1978 [cursief], in 1989-90 [gewoon] en september 1998 [vet])
Bron: DENEEF R., 2004: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Vlaams-Brabant. Bierbeek, Boutersem, Glabbeek en Oud-Heverlee, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Deneef, Roger; Wijnant, Jo; De Jaeck, Herlinde; Nolf, Jean-Marie; Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is gerelateerd aan
Kasteeldomein Vijverhof
Is deel van
Korbeek-Lo
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Domein Vijverhof [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300753 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.