erfgoedobject

Domein Vijverhof

bouwkundig / landschappelijk element
ID
300753
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300753

Juridische gevolgen

Beschrijving

Neoclassicistisch kasteel met invloeden Lodewijk XVI-stijl, gebouwd tussen 1905 en 1910 in opdracht van ridder Romain de Schouteete de Tervarent en vrijwel volledig gereconstrueerd in 1920-125 door de gebroeders De Keyser uit Heverlee; landhuis met oudere aanhorigheden, waaronder koetshuis, ijskelder en hovenierswoning, omgeven door tuin van circa 4,5 hectare in vroeg-landschappelijke stijl, met aanhorigheden inbegrepen meer dan 7 hectare, aangelegd omstreeks 1800 rond een molenvijver en een huis van plaisantie; enkele zeldzame oude bomen..

Het Hof d'Udekem

Het Vijverhof is één van de watermolensites in de regio waaromheen vroeg (zie het 'Groot Park' te Lovenjoel) of laat (zie het Nieuw Kasteel van Boutersem) een tuin of park werd aangelegd. De oorsprong van dit goed gaat min­stens terug tot 1367; een zekere Nicolaas van Udekem wordt in dat jaar vermeld als eigenaar van een water­molen te Udekem in de parochie Korbeek-Lo. In het kaart­boek van de abdij van 't Park (4) wordt de site in 1653 om­schreven als "t Hof te Udecem", bestaande uit een watermolen met een vijver en een huis. De familie d'Udecem of d'Udekem behoorde tot de voorname Leuvense geslachten en is onder meer bekend door de stichting van het klooster van Gempe te Sint-Joris-Winge. De topografische kaart van de 'vrij­wou­den' van Meer­daal, Mol­endaal en Heverlee van land­he­eer Joris (1769) en de Fer­raris­kaart (1771-1778) geven een vergel­ijkbaar beeld van de toen­malige situatie. Het gebouw aan de westzijde van de Bier­beek­straat (op de kaart rechts van de weg) wordt door Joris aan­geduid als "moulin à M. Streitha­gen". Ongetwij­feld gaat het hier om de Leuvense jurist Gilles-François Streytha­gen, raads­heer en schepen van het hertogdom Aarschot.

Het rechthoekige volume aan de oostzijde van de straat, dat on­mid­dellijk paalt aan het molenreservoir, wordt op een figuratieve voorstelling uit 1790 door Wierickx omschreven als "het speelgoed Corbeeck over Loo". De dualiteit huis van plaisantie versus boerderij of molen kwam na de middeleeuwen op talrijke plaat­sen voor. Aan het oostelijke uit­einde van de grote vijver beeldt Wierickx een gebouwtje af dat op een tuinpaviljoen lijkt. Hoewel de Ferraris­kaart op die plaats al een kleine, vierkante constructie weergeeft, pleiten de stijlken­merken van het paviljoen dat zich momenteel op die plaats bevindt voor een latere datering, wellicht omstreeks 1850. Het werd in de jaren 1940-1950 uitgebreid en omgebouwd tot woning, maar het centrale gedeelte heeft het voorkomen bewaard van een antiek tempeltje. Het is opgetrokken uit na­tuursteen en bepleisterde baksteen, omvat drie traveeën en bestaat uit één kamer op de begane grond en één op de ver­dieping. De tweeledige gevel wordt gevormd door een Palladi­aans portiek en een boven­bouw bekroond door een driehoe­kig fronton.

De kaart van Wierickx toont een belangrijk verschil met de kaarten van Ferraris en Joris: de langwerpige, rechthoekige strook tuin naast de grote molenvijver omvat twee kleine vij­vers, waar­van de groot­ste met een eilandje. Tegen de "baene op Bier­beek" en aan­sluitend bij het "speelhuis" ligt een kruis­vormig inge­deel­de parterre­tuin en het huis wordt met het tuin­pavil­oen aan de andere zijde van de tuin verbonden door een win­dend, soms vlechtend pad dat door de met bomen be­plan­te land­engte tussen de grote molenvijver en de twee kleine vijvers loopt. Het aantal en de vorm van de kleine vij­vers fluctueren op de opeenvolgende kaarten: één kleine vijver op het 'plan géométrique' van 1807, twee kleine vijvers op een pre­ka­das­trale kaart die vermoedel­ijk rond 1810 werd opge­steld en op de Primitieve kadasterkaart van 1832. Deze drie kadastrale docu­men­ten hebben ten op­ zichte van de Wierick­-kaart één kenmerk gemeen: kleine vij­vers met golvende oeverl­ijnen, die erop wijzen dat rond 1800 ook hier een zekere defor­malisering werd doorgevoerd, een eerste begin van 'jardin anglais' of vroeg-landschappelijke aanleg. De grote molenvijver behoudt – al­thans kadastraal – zijn strakke rechthoekige vorm, maar wordt op de Atlas van de Wegen (1845) met licht golvende contouren weergegeven.

Den Biber

In 1830 was het landhuis met de drie bijbehorende 'lustvijvers', een perceel 'lusttuin' en een perceel 'lustgrond' – in het totaal 2,6 hectare – in het bezit van Jean Martin Dechamps, in de kadastrale legger rentenier genoemd. De watermolen aan de overkant van de straat was ei­gen­dom van Antonius Mattheys, molenaar en werd in de legger tot 1850 als graanmolen omschreven, daarna gewoon als huis maar de molen heeft blijkbaar nog gefunc­tio­neerd tot het begin van de 20ste eeuw. In 1847 werd het Vij­verhof aan­ge­kocht door Lou­is-Alexandre de Dieudonné, ad­vocaat en schepen te Leuven, later burgemeester van Korbeek-Lo, in 1842 gerid­derd en in 1843 "baron de Corbeeck over Loo". Sinds 1836 was de Dieudonné ook eigenaar van het Korbeeks Kasteel, waar hij enkele jaren later ging wonen. In 1850 werd het goed door­ver­kocht aan een zekere Philippe Lion, koopman uit Leu­ven, die in 1857 ook de hoeve ten zuiden en de bijbe­horen­de gronden op de lin­keroe­ver van de Molenbeek verwierf, waarop later de nuts­tuin, de remise en de hoveniers­woning worden ge­bouwd. In 1861 kocht Lion ook de watermol­en van Mattheys aan. In die periode werd de Molenbeek, die ter hoog­te van het 'speel­goed' lichtj­es kronkelde, volledig rechtge­trokken en ver­schenen de eer­ste teke­nen van een rui­mere aanleg: de pas aangekochte hoeve op de linkeroever werd groten­deels afge­broken en her­opge­bouwd tot ho­venierswoning. Tegen de Bierbeekstraat aan werd bovendien een koetshuis (volgens het kadaster "pakhuis") gebouwd, dat de kern zal vormen van het nu nog be­staande, maar tot zelfstan­dige villa verbouwde wagen­huis.

Uit die periode dateert ver­moedelijk (naar het metselwerk te oor­delen) ook de ijskelder. De toegang tot deze ijskelder wordt gevormd door een recht, gewelfd sas. De ar­duinen stenen die de basis van de toegangsdeurlijst vormden, zijn nog aanwezig. De bergruimte heeft de vorm van een bak­stenen cilinder met een ellip­soïdaal koepelgewelf en een plat­te betegelde vloer. Onder de tegels lopen kana­len, vermoedelijk voor de thermi­sche isolatie.

De hovenierswoning werd in 1892 vergroot en erbij aanleunend werd een serrecomplex gebouwd. Op dat moment stond het Vijverhof bekend als "den Biber", refererend aan de nieuwe eige­naar, baron Antoine de Biber de Rochelée, een gepensio­neerd legerkapit­ein van Duitse origine.

Het nieuwe kasteel

Tussen 1905 en 1910, onder alweer een nieuwe eigenaar (ridder Romain de Schouteete de Tervarent) en na een hertracering van de Bierbeekstraat, werd de watermol­en verenigd – of juis­ter gezegd herenigd – met het 'speel­goed' en samen werden ze tot op de grond afgebroken, om plaats te maken voor het nieuwe kas­teel. Zoals bij vele kastelen en landhuizen uit het begin van de 20ste eeuw werd gekozen voor een neoclassicis­me met een sterke Lodewijk XVI-inslag. Het ge­bouw telt zeven traveeën en twee bouw­lagen plus een ruime mansardeverdieping. Aan de achterzijde is er nog een derde, half on­der­grondse bouwlaag met een keu­ken en dienst­ver­trek­ken, gel­ijk­vloers met het maaiveld, dat circa 2,5 meter lager ligt dan aan de voor­zijde, en dat in de richting van het huidige zwem­bad nog een halve meter afdaalt. Dit niveauverschil wordt langs beide zijden van het kasteel opgevangen door zachte hellingen en de bordestrap. De traveegeleding wordt bepaald door gegroefde, over de hele hoogte doorgetrokken pilasters en, afwisselend, rechthoekige en rondboogvensters. De drie mid­delste traveeën zijn langs de (oostelijke) tuinzijde uitgewerkt als een licht vooruitspringend risaliet onder een drie­hoekig fronton en met een voorliggend bordes. Dit mid­denrisaliet vindt in de (westelijke) achter­gevel een tegenhanger in de vorm van een rotonde onder een koepel.

De architect is niet bekend, maar er is een treffende gelijkenis met het kasteel van Pontchevron nabij Gien, aan de Loire, vooral wat betreft de mansardevensters, het smeedwerk van de balkon- en trapleuningen en de koepel. Dit kasteel werd in 1896-1900 gebouwd naar het ontwerp van de Parijse architecten A. Cou­lomb en L. Chauvet, die ook voor koning Leopold II hebben gewerkt, met name als ontwer­pers van niet uit­gevoer­de stallingen te Oostende, en die misschien ook in het Vijverhof hebben gewerkt. Uit een ge­tui­ge­nis van Jean de Schout­heete, klein­zoon van de bouwer van het huidige Vijverhofkasteel, kon bovendien worden opgemaakt dat de bouwplannen vaste vorm kre­gen tijdens een reis naar Frank­rijk.

Zoals het oude 'speelhuis', kijkt het nieuwe kasteel uit over de grote molenvijver; samen vormen ze de grote, enige vista, die – voorbij het classicistische tuinpaviljoen en de grens van het park – de beemden langs de Molenbeek bestrijkt. Eindpunt vormt het silhouet van het kasteel de Spoelberch en het 'Groot Park' van Lovenjoel, zowat 800 meter verder. De oever langs de kant van het kasteel bestaat uit een stenen kaaimuur, die samen met de esplanade en de balustrades van het kasteelbordes één architecturaal geheel vormen. De bedoeling om de grote vijver als een klassieke spiegelvijver te laten fungeren is overduidelijk. Voor de rest wordt deze vista gestoffeerd met bestaande elementen zoals het oude tuinpavilj­oen, dat een beetje verscholen aan de rand staat opgesteld, en een generatie van oude, vermoedelijk nog door Philippe Lion in 1850-1870 aangeplante bomen, waaronder bruine beuken (Fagus sylvatica 'Atropunicea'), vlakbij het tuinpavil­oen een enorm exemplaar Oostenrijkse den (Pinus nigra subspecies nigra) en, bij het kasteel, de monumen­tale maar tijdens de jaren 1980 onthoofde gewone moerascipres (Taxodium distichum), met 458 centimeter stamomtrek en mogelijk gelijktijdig aangeplant met die naast het genoemde kasteel van de Spoelberch in het Groot Park te Bierbeek (Lo­ven­joel).

De aanplantingen die dateren uit de tijd van de bouw van het nieuwe kasteel omvatten enkele opvallende soorten en variëteiten, met name een varenbeuk (Fagus sylvatica 'Asplenifo­lia') en, uniek, een Maryland eik (Quercus marilandica) (In Bomen in België. Dendrologische inventaris 1987-1992 waarschijnlijk ten onrechte gedetermineerd als Quercus x bushii, een bastaard tussen Q. marilandica en Q. velutina, die pas in 1931 werd ontdekt, G. Krüssmaan, 83). De dreef van bruine beuken dat vanaf de es­pla­nade voor het kasteel in de richting van de dorps­kerk loopt, werd eveneens in die periode aangeplant; het heeft vermoedelijk een emblema­tische betekenis en verwijst naar een feo­dale si­tua­tie – de rechtstreekse band tussen wereldlijk en geestelijke gezag, kerk en kasteel – die er in het Vijverhof nooit is geweest.

Amper twee jaar na de voltooiing onderging het kasteel in 1914 hetzelfde lot als diverse andere kastelen uit de omgeving – het Korbeeks Kasteel, het kasteel de Maurissens te Pellen­berg, het kasteel Van Tilt te Holsbeek – het werd door Duitse soldaten platgebrand. In 1920-1925 bouwden de nieuwe eigenaars (de gebroeders De Keyser uit Heverlee) het zo getrouw mogelijk herop. De dakkapellen werden echter in licht ge­wij­zigde vorm gereconstrueerd en de ­ koe­pel en de balu­stra­des langs de dak­rand wer­den niet her­steld. Bij de wederop­bouw komt ook een element uit de nieuwe, naoorl­ogse levens­stijl aan bod, met name een openl­uchtzwembad tus­sen het kas­teel en de Bierbeek­straat. Opmer­kelijk is de vorm­geving daarvan, die ondub­bel­zin­nig re­fereert aan de waterspiegels uit de klas­sieke tuin­kunst. In dit geval wordt het grote, rechthoe­kige zwembad geflankeerd door twee kleine bekkens: één be­stemd voor waterplan­ten en één als kinder­bad.

Tijdens het inter­bellum verandert het kasteel nog enkele malen van eigenaar (Le Coq, Vandoren, Brusselmans). Lecoq, eigenaar van 1925 tot 1930, was een ingenieur die een patent had genomen op een procedé van gas­winn­ng uit steenkolen; zijn bedrijf ging echter over de kop na de krach van 1929. In 1968 werd de universiteit van Leuven eigenaar van het kasteel en het grootste gedeelte van het park – zonder het paviljoen, het wagenhuis en de tuinierswoning. In 1987 werd dit gedeelte aangekocht door de huidige eigenaar, die een reeks nieuwe aanplan­tingen verrichtte, vaak van zeldzame soort­ en of cultivars zoals zwarte els met in­gesneden blad (Alnus glutinosa 'Imperialis') en hartbladige els (Alnus cor­data), ginkgo (Ginkgo biloba), Amerikaanse amberboom (Liquidambar styraciflua) en watercipres (Metasequoia glyp­tostroboides).

Merkwaardige bomen (Het cijfer achteraan geeft de stamomtrek weer, gemeten op 150 cm hoogte. Opnamen in 1978 [cursief], in 1989-90 [gewoon] en september 1998 [vet])

  • 1. Maryland eik (Quercus marilandica) 282/300/314
  • 3. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 468/477/489
  • 4. gewone moerascipres (Taxodium distichum) 451/438/458
  • 6. zomereik (Quercus robur) 331/339
  • 9. varenbeuk (Fagus sylvatica 'Asplenifolia') 264/280/286
  • 10. zuilvormige zomereik (Quercus robur 'Fastigiata') 225/243/260
  • 17. zilverlinde (Tilia tomentosa) 327/345 (geknakt tijdens storm 27-10-2002)
  • 21. Oostenrijkse den (Pinus nigra subspecies nigra) 330/344
  • 28. gele paardenkastanje (Aesculus flava) 152
  • 36. zomereik met bolstaand blad (Quercus robur 'Cucullata') 262
  • 55. gewone taxus (Taxus baccata) 198
  • Archief abdij van 't Park, Heverlee, Typographieboeck TB, F42: f. 41vo, 42ro.
  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Oudste kadastrale legger Korbeek-Lo, art. 83.
  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Kadastrale opmetingsschets Korbeek-Lo 1912/8.
  • Atlas van de Wegen (1845).
  • BINNEY M., Chateaux of the Loire (Architectural Guides for Travel­er), San Francisco, Chronicle Books, p. 118-119.
  • BAUDOUIN J.C. e.a., Bomen in België. Dendrologische inventaris 1987-1992, Stich­ting Spoelberch-Artois in samenwerking met de Belgische Den­drol­o­gische Vereni­ging, 1992, p. 382.
  • COOMANS DE BRACHENE O., Etat présent de la noblesse belge, Annuaire de 1987 (I), p. 356-360.
  • JORIS G. & KENNIS J., Korbeek-Lo en zijn fanfare. Ges­chiedenis en cultuur. Kor­beek-Lo, Koninklijke Fanfare Orpheus v.z.w., z.d., p. 120.
  • KRÜSSMANN G., Handbuch der Laubgehölze (III), 1978, p. 83.
  • LOMBAERDE P., Leopold II, koning-bouwheer, Pandora Snoeck-Ducaju & zoon, 1995, p. 92-93.
  • VAN ERMEN E., De familie van Udekem en haar oorsprong in het Bierbeekse, Gemeentebestuur Bierbeek, uitgedeeld n.a.v. persconferentie, december 1999.
  • VAN LANI S., Administratie en archief van het voormalig Norbertinessen­klooster van Gempe 's-Hertogeneiland) in Sint-Joris-Winge: een lang en eeuwen­oud verhaal, in Analecta Praemon­stratensia, LXXIII (1-2), p. 48-74.

Bron: DENEEF R., 2004: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Vlaams-Brabant. Bierbeek, Boutersem, Glabbeek en Oud-Heverlee, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Deneef, Roger; Wijnant, Jo; De Jaeck, Herlinde; Nolf, Jean-Marie; Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is gerelateerd aan
    Kasteeldomein Vijverhof

  • Is deel van
    Korbeek-Lo


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Domein Vijverhof [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300753 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.