is aangeduid als vastgestelde archeologische zone Prehistorisch sitecomplex in alluviale context in de Demervallei
Deze vaststelling is geldig sinds
De Demervallei is in Limburg de grens tussen twee grondig verschillende streken; de zandige Kempen en het lemige Haspengouw. Komende vanuit Bilzen en Hasselt botst de Demer richting noorden tegen het Kempens plateau en zoekt zo een weg naar het westen. De Demer wordt hoofdzakelijk als regenrivier aanzien met hoog debiet tijdens periodes met veel neerslag en een laag debiet in tijden van droogte. De riviernaam Demer zou afkomstig zijn van het Keltische tam (donkerkleurig) plus ara (water). Demer zou dan donkere rivier betekenen. De Demervallei is een moerassig gebied dat zich profileert als een groene zone met broekbossen (zoals het Schulensbroek), vochtige weilanden op de iets hogere delen, en grote zones met populierenaanplantingen. In de natste delen van de vallei is de bodem zeer vochtig en venig: er is een zwarte moerassige laag waardoor de vallei ongeschikt is voor de landbouw. Alleen op de iets hoger gelegen delen vinden we af en toe een arme akker. Langs de Demer en oude meanders vinden we langgerekte rietvelden en bosjes. De ecologische waarde is hoog: verschillende zeldzame planten- en diersoorten kunnen er gevonden worden.
Gedurende het quartair kon het klimaat zo verkoelen dat er ijstijden kwamen. De eerste ijstijden waren gekenmerkt door een insnijden van de depressie van Halen-Schulen terwijl de Diestiaanzanden door het hoge ijzergehalte aan de verwering weerstonden en aldus bleven de Diestiaanheuvels bewaard. Tijdens de daarop volgende ijstijden ontstond er een vervlakking van het reliëf door afzetting in de laagste gedeelten van het landschap. Deze zanden en zandige leem werd door de wind aangevoerd en in de valleien afgezet. In het tardiglaciaal vormden er zich in de depressies door plaatselijke zandverstuivingen duinen, droge zandheuvels, de zgn. donken. Door de opkomende landbouw in het holoceen, kregen we ontbossing met als gevolg een versnelde erosie waardoor het slib in de vallei werd afgezet. Hierdoor ontstonden oeverwallen langs vooral de Gete waardoor de depressie niet meer optimaal ontwaterd kon worden met talrijke overstromingen tot gevolg. De vallei werd zodoende volledig met alluvium opgevuld en alleen de donken bleven een weinig uitsteken waardoor ze in het huidige landschap nog zichtbaar zijn. Bij het aanleggen van de E314/ A2 werd deze vallei gebruikt als groeve voor het opspuiten van zand. Hierdoor ontstond het huidige Schulensmeer dat samen met de jaarlijkse overstroming van het gebied instaat voor het opslaan van het overtollige water.
Bodemkundig wordt de zone vooral gekenmerkt door natte bodems zonder profielontwikkeling, met als textuur overwegend zandleem en plaatselijk klei. Hier en daar is er veen aanwezig.
Ten zuiden van dit gebied, aan de rand van de vallei werd in de jaren tachtig van vorige eeuw talrijke opgravingen verricht door de toenmalige NDO. Mesolithicum, brons- en ijzertijd werden er aangetroffen net als Romeinse en vroegmiddeleeuwse sporen. Nochtans zijn de vondsten in de vallei zeker zo belangrijk als deze net ten zuiden ervan.
Deze regio werd gedurende jaren geprospecteerd door de amateurarcheologen Paul Van Geel en Jos Leemans. Beiden waren sinds de jaren zeventig van vorige eeuw en zelfs daarvoor bijna wekelijks op wandel op de akkers en velden in de vallei en er rond. Zij vonden bijvoorbeeld het urnengrafveld ten zuiden van de vallei waar later werd opgegraven door L. Van Impe. Ook in de vallei zelf werden regelmatig vondsten aangetroffen en werd vooral het opspuiten van zand in de gaten gehouden. Door de talrijke vondsten en de daaropvolgende opgravingen heeft het gebied resten opgeleverd van het paleolithicum, mesolithicum, bronstijd, ijzertijd, Romeinse periode, Karolingische tijd en de middeleeuwen.
Prospecties van Paul Van Geel en Jos Leemans leverden talrijke vondsten op gedurende enkele jaren (begin jaren 1970 en 1980). Zij waren bijna dagelijks aanwezig op de zandwinning en zandopspuiting die begin jaren zeventig gebeurde om de E314 aan te leggen. Volgende belangrijke vondsten werden verzameld:
midden paleolithische artefacten samen met fauna elementen waarbij een bijzonder aangepunt benen voorwerp met 14 inkepingen (1976).
- neolithische pijlpunten en ander lithisch materiaal uit diverse perioden (1975-1976).
- 2 hertshoornen hakken uit de midden bronstijd (1977).
- talrijke scherven uit de late ijzertijd (1976).
- als topstuk van de prospectie werd bij diezelfde zandopspuitingen in 1980 een ijzeren zwaard met schede gevonden dat dateerde uit de 1ste eeuw v.Chr. (La Tène).
Naar aanleiding van deze talrijke vondsten werd door het Labo voor Prehistorie van de KULeuven tussen 1977 en 1979 o.l.v. Rob Lauwers en Prof. P.M. Vermeersch meerdere opgravingscampagnes verricht op de plaats waar nu het Schulensmeer ligt. Meerdere mesolithische vondstconcentraties werden aangetroffen. Bij de opgraving werden er tevens sporen en aardewerkscherven aangetroffen uit de late bronstijd.
In het westen van de archeologische zone ligt archeologische site Herk-De-Stad – Lummen Donk Oud Kerkhof. In 1986 werd op deze plaats van de oude kerk van Donk een opgraving uitgevoerd. De opgraving werd geleid door L. Van Impe, K. Maes en G. Vynckier. De verwachte funderingen van de in 1750 afgebroken kerk en haar voorgangers werden niet aangetroffen, maar enkel een puinlaag en de graven uit het rond de kerk liggende kerkhof. Tussen de grafkuilen kwam een mesolithische concentratie tevoorschijn die in samenwerking met het Labo voor Prehistorie van de KULeuven werd onderzocht. Op het einde van de opgraving werd de rand van de duin (donk) aangesneden en kwamen er venige opeenvolgende lagen aan het licht die duidelijke oeverformaties waren. Deze lagen werden afgewisseld met dunne lagen zandafzettingen. Het aardewerk uit deze lagen dateerde uit de 8ste eeuw en later. Door wateroverlast kwam de volledige werkput onder water te staan en werd de opgraving stopgezet. Via het gebruik van het Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen 2 werd in 2012 een aantal ‘nieuwe’ elementen van dit site ontdekt, met name een grachtencomplex dat deze site omringd en in 2 deelt, zodat een min of meer 8-vormige configuratie ontstaat.
In 1986-1987 werd na de opgraving het gebied onderworpen aan een prospectie waarbij nog een aantal mesolithische en ijzertijdsites konden gelokaliseerd worden.
In deze vallei en alluviale vlakte bevinden zich de resten van talrijke sites uit meerdere periodes. Door een veranderde waterhuishouding en het vochtiger worden van deze vallei in de loop van de geschiedenis werd deze vallei verlaten waardoor de oudere nederzettingen en sporen onaangeroerd bleven. Door het overspoelen van de vallei met alluvium werden deze nederzettingen goed bewaard maar zijn ze aan de andere kant ook moeilijker te lokaliseren. Alleen de hoger gelegen eilandjes, de zgn. donken steken iets boven het huidige landschap uit en zijn in de zomermaanden toegankelijk. Door het verlaten van het gebied en het weinig door de akkerbouw gebruikte terreinen zijn de vindplaatsen in deze vallei ongestoord. In de regio zijn er op het einde van vorige eeuw enkele waterhuishoudingaanpassingen gebeurd in het gebied. Ook het opspuiten van zand voor de aanleg van de E314 en de aanleg van het Schulensmeer heeft een grote impact gehad op de vallei. Toch kunnen we stellen dat op de lichte verhevenheden en onder het alluvium talrijke vondsten bewaard zijn gebleven in een gebied dat weinig akkerbouw kent.
De bewaring van het vondstenmateriaal is zeer goed, en het wordt hier niet erg bedreigd door akkerbouw. Er zijn door de permanent natte bodem zijn organische artefacten en venige lagen bewaard. Behoud van deze hoge grondwatertafel is uiteraard essentieel voor dit zeldzame vondstmateriaal.
De afbakening van deze zone is in de eerste plaats gebaseerd op de huidige ligging van de Demer en de rand van de vallei in het noorden en het zuiden, met uitzondering waar het Schulensmeer is gelegen. De noordoostelijke en oostelijke afbakening volgt de lijnen van de spoorweg Diest-Hasselt en de naar het zuiden lopende wegen die net op de valleirand gelegen zijn. De smalle zijde in het westen werd bepaald door de loop van de Gete. De verstoorde zone van het Schulensmeer vormt eveneens een buitengrens van de archeologische zone.
Het gebied omvat een gedeelte van de alluviale vlakte van de Demervallei, waarin verschillende donken aanwezig zijn. Archeologisch verkennend en evaluerend onderzoek toont in dit gebied de aanwezigheid van sites uit diverse periodes: paleolithicum, mesolithicum, neolithicum, ijzertijd, en de vroege, volle en late middeleeuwen.
Bron: AZ-dossier
Auteurs: Meylemans, Erwin; Jansen, Isabelle; Vynckier, Geert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Site Donk - Oud Kerkhof
Is deel van
Donk
Is deel van
Linkhout
Is deel van
Schulen
Omvat
Oud Kerkhof
Omvat
Schulensmeer deelzone F
Omvat
Schulensmeer deelzone I
Omvat
Schulensmeer deelzone V
Omvat
Schulensmeer II
Omvat
Schulensmeer IX
Omvat
Schulensmeer Zone E
Omvat
Schulensmeer zone J
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Archeologisch sitecomplex in alluviale context in de Demervallei [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302890 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.