is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Historische stadskern Tienen
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Historische stadskern Tienen
Deze bescherming is geldig sinds
Het centrum van de middeleeuwse stad was gesitueerd rond de Veemarkt. Na de verwoesting van Tienen door het Frans-Hollandse leger in 1635 werd het stadscentrum definitief verlegd naar de meer noordelijk gelegen Dries, de huidige Grote Markt.
Voor het eerst vermeld als 'Thuinas' in een 12de-eeuwse kopie van een charter uit 872 ontstond de Oost-Brabantse stad Tienen langsheen de Grote Gete en de belangrijke Romeinse oost-west verbindingsas Brugge-Keulen. Oudste woonkern en parochie waren gesitueerd ter plaatse van de Gallo-Romeinse vicus in Avendoren, de huidige stationswijk aan de rand van het stadscentrum. De primitieve stedelijke kern ontwikkelde zich evenwel meer oostwaarts, ter plaatse van de huidige Veemarkt, op het hoogst gelegen en makkelijkst te verdedigen punt, bovenop de ‘berg’ of heuvel, aan de voet van de volgens sommige auteurs tot de 9de eeuw opklimmende Sint-Germanuskerk.
Tijdens de vroege middeleeuwen behoorde Tienen tot het graafschap Bruningerode, begrensd door Dijle en Grote Gete, en deel uitmakend van het prinsbisdom Luik. In 1013 werd Tienen na een beslissende veldslag, met de controle over de belangrijke handelsweg Brugge-Keulen als inzet, bij het graafschap Leuven ingelijfd. Als vooruitgeschoven vesting tegenover de Luikenaars verkreeg Tienen hierdoor een sleutelrol in de uitbreidingspolitiek van de graven en latere hertogen van Leuven. Rond 1014 werd gestart met de aanleg van een eerste verdedigingsgordel die de volledige Sint-Germanusheuvel omcirkelde en in 1220 verleende de Leuvense hertog Hendrik I de stad het recht om een wekelijkse marktdag te houden. Hierop volgde, onder meer dankzij de wol- en lakennijverheid, een snelle economische groei waardoor Tienen uitgroeide tot een belangrijk commercieel centrum. In de 14de eeuw, op haar economisch hoogtepunt, behoorde Tienen samen met Leuven, Brussel, Antwerpen, s’Hertogenbosch, Nijvel en Zoutleeuw tot de zeven 'hoofdsteden' van het hertogdom Brabant.
Centrum van de middeleeuwse stad was de sinds 1276 vermelde Veemarkt (de foro thenensi), met het stadhuis, ter hoogte van de huidige dekenij, en een grote markthal die min of meer centraal op het plein was ingeplant. Onderaan het ruime plein, ter hoogte van Veemarkt nr. 1, bevond zich de schandpaal of 'kaecke' (1440). De aanwezigheid van de halle zorgde voor een ruimtelijke opdeling van het plein in aparte zones die eeuwenlang voor de verkoop van dezelfde producten waren gereserveerd. Zo maken de archivalia onder meer gewag van de appelmarkt (appelmerct, 1576), de raapmarkt (d’aude raepmerct, 1611), de kaasmarkt (supra forum caseorum, 1278), de eiermarkt (supra forum ovorum, 1320), de bessenmarkt (opde bessenmerckt, 1699), de haringmarkt (opt herincmert, 1427) en de pottenmarkt (potmerckt, 1590). Vanaf de 17de eeuw verschijnt de benaming Kalvermarkt (calver mert, 1678) waarmee het onderste, meest zuidelijke gedeelte van het plein werd aangeduid. Vanaf het begin van de 18de eeuw worden er ook koeien verhandeld (coyenmarkt, 1720). Deze benaming komt nog voor op een ansichtkaart uit 1927 en is de gebruikelijke volkse benaming voor de Veemarkt. Het plein was ook bekend als Beestenmarkt (au marché aux bêtes a cornes, 1796; beeste merkt, 1827). Pas in 1828 verschijnt voor het eerst de huidige benaming Veemarkt.
Na de verwoesting van Tienen door het Frans-Hollandse leger in 1635 werd het stadhuis op de Veemarkt niet heropgebouwd en wordt het stadscentrum definitief verlegd naar de meer noordelijk gelegen Dries, de huidige Grote Markt. De markthal midden op de Veemarkt, ook bekend als Vleeshuis, verdween pas rond 1800.
Diverse kaartbronnen zoals Van Deventer (ca. 1560), Dermonde (1606), Blaeu (1649) en de Ferrariskaart (ca. 1770) illustreren de algemene evolutie. Reeds in de 16de eeuw toont de Veemarkt een dichte, vrijwel aaneengesloten bebouwing, met aanvankelijk bredere kavels die, volgens archivalia, later werden opgedeeld in smallere percelen. Wellicht kwam dit proces in een stroomversnelling bij de wederopbouw, na de zware verwoesting van de binnenstad in 1635. Mogelijk gebeurde er in die periode ook een rooilijnwijziging waardoor het plein iets werd vergroot, wat tevens kan verklaren waarom verschillende kelders van de huidige woningen onder het plein doorlopen. Ook de knik in de pleinwand ter hoogte van het vooruitspringende pand nr. 13 lijkt in die richting te wijzen. De kadasterkaart van 1830 en de Poppkaart van ca. 1860 tonen een vrijwel identiek beeld van een aaneengesloten bebouwing met een relatief smalle en diepe percellering. De overheersende woonvorm is een combinatie van een voorhuis en een klein achterhuis met tussenin een bescheiden koertje. Sommige woningen beschikken over een ruime tuin in het binnengebied. Momenteel zijn de meeste percelen over de volledige diepte dichtgebouwd. Tuinen bleven uitzonderlijk bewaard. Alleszins vanaf de 19de eeuw was de markt gekasseid, met verhoogde stoep voor de woningen zoals nog steeds het geval. Op een niet gedateerde oude postkaart is aan noordzijde een jonge boomaanplant merkbaar. Sinds het midden van de 20ste eeuw verdwenen een aantal historische panden uit het pleinbeeld ten voordele van nieuwbouw. Verder ontsnapte de Veemarkt evenmin aan de algemene tendens om winkelpuien aan een snel tempo te vernieuwen en om het houten schrijnwerk te vervangen door kunststof. Historische dakkapellen en -vensters werden vaak niet hersteld en weggebroken.
Ook ondergronds blijkt de Veemarkt bijzonder waardevol en boeiend. Bij bestratingswerken kwam in 1987, ter hoogte van de dekenij, een ondergrondse gang aan het licht. Volgens sommigen vormt hij mogelijks een overblijfsel van de ovale ring van ca. 1,5 m hoge en 2 m brede gangen in grove blokken natuursteen waarvan stadsarchivaris Wauters in 1927 nog een gedetailleerde beschrijving geeft en die volgens de auteur zelfs de restanten vormen van een vóór 1014 te dateren 'castrum'.
Aan noordzijde grenst de bebouwing van de Veemarkt aan de Sint-Germanuskerk die vanouds, zoals gebruikelijk, door een ommuurd kerkhof was omringd. Afgaande op archivalia was de open ruimte rond de kerk op een bepaald moment in drie aparte zones opgedeeld: het ’Hoog Kerkhof’ ten noorden van de kerk; het Apostelenhof waar de leden van de Broederschap van de Twaalf Apostelen werden begraven, ter hoogte van het zuidtransept; en tenslotte het Vrijthof ter hoogte van het koor. Dit Vrijthof, in feite de primitieve benaming voor een ommuurd plein of kerkhof, stond via een smalle doorgang rechtstreeks in verbinding met de Veemarkt. Deze doorgang werd vrij snel afgesloten door de bouw van de woning Veemarkt 39 (perceelnummer 306), niettegenstaande het tracé grotendeels bleef bewaard. Kerk en kerkhof waren vanaf de Veemarkt toegankelijk via de ‘valgader’ of slagboom die het kerkhof ter hoogte van de ‘Lijkpoort’ of zuidportaal afsloot. Zoals duidelijk weergegeven op de Ferrariskaart (circa 1770) was het kerkhof aan noordzijde bereikbaar via twee trapstraatjes respectievelijk de huidige Trapstraat (die nieuwe kerkhoff straet, 1635) en de Vrijthofstraat (kerkckhofstraete, 1470; kercktrappen straete, 1636; Kerkstraetje, 1860). Ongetwijfeld de voornaamste toegangsas was de Wolmarkt, soms omwille van haar hellend profiel ook Bergstraat genoemd, maar sinds de 15de eeuw meestal als Wolmarkt vermeld, hiermee verwijzend naar de eertijds bloeiend wol- en lakennijverheid. Hier bevonden zich, onderaan de westtoren, ter hoogte van de huidige nrs. Wolmarkt 8-12, of het primitieve kadasternummer 291, de ruim 11 meter brede ‘Lange Trappen’ die recht opliepen naar het kerkhof en afgesloten waren met een "schoen yseren tralliepoort". Ingevolge het decreet van Jozef II van 24 juni 1784 werd de begraafplaats opgeheven. Kerkhofmuur en afsluitingen alsook de Lange Trappen werden gesloopt en na ontwijding werden de vrijgekomen gronden op 11 maart 1796 aan particulieren verkocht en kort nadien bebouwd. Het primitieve kadasternummer H 291 (huidige nrs. Wolmarkt 8-12), ter plaatse van de Lange Trappen, werd al rond 1796 bebouwd door vrachtvoerder Adriaen Maes. De aangrenzende kadasternummers 292-298 (huidige nrs. Wolmarkt 14-28), ter hoogte van het westportaal, kwamen in het bezit van Charles Verlat. Reeds in 1786 had deze zeepzieder en stadsontvanger door landmeter Debrie een plan laten maken voor de bouw van enkele woningen "pour l’embelissement de la ville". Op 8 mei 1796 werd dit plan door de Tiense stadsmagistraat aanvaard. Omdat Verlat de grond tot tegen de kerktoren liet uitgraven en de stad vreesde voor instortingsgevaar volgde er een proces dat tot begin 1798 zou aanslepen. Verlat won het pleit waarna de woningen in een korte tijdspanne werden gerealiseerd en doorverkocht. Ter herinnering aan zijn moeilijkheden met de stad liet hij op de woning Wolmarkt nr. 14 het volgende opschrift aanbrengen "SICQUE GRADUS CESSANT RIXAE CAROLIQUE LABORES" of vrij vertaald "En zoals de trappen eindigen Karels ruzie en werken". Een koperen gedenkplaat geeft aan dat in deze woning de stichter van Elisabethstad werd geboren: "Dans cette maison naquit le 14 mars 1855 le général Emile Wangermée, vice-gouverneur du Cong-Belge, gouverneur du Katanga, Fondateur d’Elisabethville". De bebouwing aan de onpare zijde van de Wolmarkt is van oudere datum met als bekendste het 1636 gedateerde huis Van Ranst, aanvankelijk de ‘Grote Lombaard’ genoemd.
De op een heuvel gelegen Veemarkt, straalsgewijze ontsloten door vier ‘bergstraten’ - Kleine Bergstraat, Grote Bergstraat, Oudekleerkopersstraat en Wolmarkt -, heeft een min of meer driehoekige vorm - aan noordzijde, ter hoogte van de Sint-Germanuskerk, breed en quasi rechthoekig, aan zuidzijde, richting Beauduinstraat, tot straatbreedte versmallend. Het plein met kasseibestrating, een verhoogde stoep voor de woningen, enkele jonge platanen en met gietijzeren retro-lantaarns en Amsterdammertjes als straatmeubilair fungeert grotendeels als parkeerruimte.
Afgezien van een aantal recentere, schaalvergrotende appartementsblokken bestaat de aaneengesloten rijbebouwing uit veelal twee à drie traveeën brede en maximaal drie bouwlagen tellende woon- en handelspanden, meestal afgedekt met een pannen of leien zadeldak. Rekening houdend met de zware verwoesting van de Tiense binnenstad in 1635 mag alleszins worden aangenomen dat woningen van vóór die datum een zeldzaamheid vormen. Toch schijnt de 17de eeuw nog sterk vertegenwoordigd. De nadrukkelijk aanwezige, hoge en steile daken - de nrs 41-44 vormen hiervan een opmerkelijk voorbeeld - suggereren ongetwijfeld in kern tot de 17de eeuw opklimmend panden waarvan de oorspronkelijke trapgevels in de loop van de 18de eeuw werden gereduceerd tot aandaken met vlechtingen en schouderstukken.
Daarnaast telt de Veemarkt een aantal woningen waarvan ook de gevelpartij op een 17de-eeuwse oorsprong wijst met name het zwaar gerestaureerde, maar sterk beeldbepalende hoekpand nr. 22, een groot diephuis in traditionele bak- en zandsteenstijl met trapgevelbekroning en het nr. 39, een barok bak- en zandstenen diephuisje met ‘klokgeveltje’, oculus en frontonbekroning. Ook van 17de-eeuwse origine maar door de gevelcementering niet meteen als dusdanig herkenbaar is het nr. 13, een typologisch afwijkend en bovendien door zijn torenvormig volume en vooruitgeschoven positie – vermoedelijk op de oude rooilijn – sterk imponerende complex, opgetrokken ter plaatse van het sinds 1370 vermelde ‘hooghuys’. Typerend is onder meer de kram- en krulverankering, de licht overkragende tweede verdieping van het hoofdvolume die een hout- of vakwerkbouw suggereert en de aanwezigheid van een kruisvenster in de kleine, eenlaagse dienstvleugel met zadeldak en (voormalige) korfboogpoort. Het elegant gebogen leien mansardedak met vooraan een fraai geprofileerde, beluikte en getoogde houten dakkapel wijst op een verbouwing in het derde kwart van de 18de eeuw. Het eveneens getoogde, houten laadvenster met dubbel luik en een luifel op geprofileerde schoren in de zijgevel getuigt, samen met de afwezigheid van een binnenafwerking op de bovenste verdieping, van een vroegere stapelfunctie. Afgezien van dit voor Tienen vroege voorbeeld van mansardedak is de 18de-eeuwse, Frans geïnspireerde architectuur op de Veemarkt dominant aanwezig.
De vroegste, Lodewijk XV-geïnspireerde voorbeelden, met karakteristieke lichtgetoogde openingen in een vlakke natuurstenen omlijsting met sluitsteen dateren uit het derde kwart van de 18de eeuw. Het betreft het nr. 23, een ontpleisterd, twee traveeën tellend breedhuisje, dat wellicht in de 19de eeuw, licht werd verhoogd en het nr. 36, de rond 1770 te dateren dekenij ter hoogte van de Sint-Germanuskerk. Dit eveneens ontpleisterde, omvangrijke en stijlvolle hoekpand met twee bouwlagen onder een complexe bedaking – het steile zadeldak wijst op een 17de-eeuwse kern - en een hardstenen schouderboogdeur met rocaillemotieven onderscheidt zich door een volledig in Gobertange opgetrokken souterrain, ritmisch opengewerkt met brede, getoogde openingen met trapeziumsluitsteen.
Nadrukkelijker vertegenwoordigd is de Lodewijk XVI- of laatclassicistische stijl uit het laatste kwart van de 18de eeuw en dit in de vorm van de panden nrs. 11, 12, 17, 19, 26, 31, 33, 35, 37 en 38, samen met het aansluitende pand Wolmarkt 23. Het gaat telkens om volledig in Gobertange uitgewerkte, drie à vier traveeën brede lijstgevels, met twee of maximaal drie, in hoogte afnemende bouwlagen met klassiek symmetrische en strakke ordonnantie met rechthoekige, soms verdiepte muuropeningen en een rationeel beperkte ornamentatie. Mooie illustraties van een uitgesproken Lodewijk XVI-stijl zijn nr. 11 met zorgvuldig geprofileerd lijstwerk, respec. doorgetrokken en op consoles rustende onderdorpels en een recentere portiekvormende pui; nr. 12 met enig bewaarde, fraai uitgewerkte pui met centrale rondbogige deuromlijsting, versierd met de typische Lodewijk XVI schijf- en palmetmotieven, aan weerszijden geflankeerd door verdiepte rechthoekige vensteropeningen; nr. 31 met geriemde vensteromlijstingen voorzien van een met schijf- en cirkelmotieven versierde sluitsteen, een meanderfries op de borstwering en een uitzonderlijk bewaarde dakkapel in de vorm van een oeil-de-boeuf met gebogen fronton, verlevendigd met een guirlande en dropmotieven; het aansluitende Wolmarkt nr. 23 met een gelijkaardige maar versoberde vormgeving en eveneens voorzien van een oeil-de-boeuf met gebogen fronton en slingermotief; nr. 35 met geriemde rechthoekige omlijstingen met voluutsluitsteen, een paneeldecor met cirkelmotieven op de borstwering en een bekronende tandlijst; en tenslotte nr. 37, eveneens met geriemde rechthoekige omlijstingen maar met sobere sluitsteen en daarnaast een sterk geprononceerde en zorgvuldig geprofileerde pui-, druip- en kroonlijst. Typische voorbeelden van een rond 1800 te dateren, uitgepuurde laat-classicistische stijl met sobere, vrijwel vlakke natuurstenen lijstgevels zijn nr. 17 met nagenoeg onversierde rechthoekige muuropeningen met doorgetrokken lekdrempels, paneeldecor op de borstwering en een geprononceerde kroonlijst; nr. 19 met natuurstenen onderbouw en twee identieke vleugeldeuren in een rechthoekige omlijsting met een rechthoekige sluitsteen met schijfmotief; nr. 26 met een door een entablement met meanderfries en tandlijst in evidentie gesteld bel- étagevenster dat samen met een verstekte kroonlijst voor een risalietvormig middenaccent zorgt; nr. 33 met geriemde omlijstingen en doorgetrokken lekdrempels; nr. 38 met onversierde rechthoekige openingen waarbij de vlakke gevel enkel wordt doorbroken met kordonvormende onderdorpels.
De 19de eeuw is voornamelijk vertegenwoordigd door uitermate sobere, vlak bepleisterde en witgeschilderde neoclassicistische lijstgevels al dan niet opgehoogd met eenvoudig lijstwerk en een versierde sluitsteen. Twee vermoedelijk rond 1860 te dateren panden onderscheiden zich door een opmerkelijk verzorgd, natuurstenen gevelparement: het nr. 10 met driedelige, lichtgetoogde portiekstructuur met aflijnende tandlijst en paneeldecor met opschrift “DIE MORTIER GESTICHT IN 1530” – verwijzend naar de voormalige functie als apotheek – en het nr. 46, een fraaie dokterswoning met zware kordonbelijning, smalle attiek, zorgvuldig geprofileerde steekboogopeningen en een elegant smeedijzeren balkonhekken terwijl de hoge kwartsieten plint en de kram- en krulverankering in de gecementeerde zijgevel verwijzen naar een veel oudere kern.
Kwantitatief en kwalitatief is het aanbod aan 20ste-eeuwse panden of gevels merkbaar ondergeschikt aan het dominerende classicisme en neoclassicisme van de 18de en 19de eeuw. De vermoedelijk rond 1900 te situeren nrs. 20 en 21 met een gevelcementering met ingetrokken voegen en decoratief benadrukte vensterpartijen vormen doorsnee-voorbeelden van een neoclassicerend eclectisme. De achterbouw van nr. 21 is dan weer veel ouder en grijpt wellicht terug op een 17de-eeuwse kern. Het nr. 16 met gietijzeren balkon en het nr. 25 met decoratieve tegelfries, beide met getoogde openingen en een houten kroonlijst op uitgelengde consoles zijn typische exponenten van een decoratieve baksteenarchitectuur van rond het eerste kwart van de 20ste eeuw. Het nr. 18 met mansardedak, gevelpartij in gele baksteen en risalietvormige combinatie van erker-terras-balkon getuigt van art deco invloeden en dateert wellicht uit het tweede kwart van de 20ste eeuw. Bevreemdend qua combinatie is het nr. 44 dat een modernistisch geïnspireerde, gele bakstenen gevel met erkervormende bandramen combineert met een oudere, afgaande op de steile bedaking, 17de-eeuwse structuur. Tot slot is ook het neo-traditionalisme vertegenwoordigd: nr. 34 als verbouwing van een voorheen bepleisterd, classicerend pand en nr. 47, een verzorgde imitatie van een breedhuis in traditionele bak- en zandsteenstijl van ca. 1900 met gerecupereerde 1700 gedateerde barokke deur.
Afgezien van de pleinbebouwing aan zuidzijde wordt de directe omgeving van de Sint-Germanuskerk gevormd door de resterende area van het voormalige kerkhof, momenteel een in breedte variërende, gekasseide en beklinkerde rondgang – deels samenvallend met het tracé van de huidige Vrijthofstraat - die vertrekt aan het als rustparkje aangelegde Apostelenhof en ter hoogte van het koor doodloopt, op een garage. Bijzonder karakteristiek én beeldbepalend zijn de aansluitende trapstraatjes resp. Vrijthofstraat en Trapstraat, deels beklinkerd en deels betegeld en halverwege onderbroken met een trappartij - in blauwe hardsteen in de Trapstraat en hersteld met een cementering met metalen randprofiel in de Vrijthofstraat - voorzien van typisch 19de-eeuwse smeedijzeren handgrepen en beveiligingshekkens. In de bredere Trapstraat is de centrale handlijst voorzien van een elegant voetstuk en een gecanneleerde, zuilvormige aanzet.
Ter hoogte van de westingang en de verdwenen Lange Trappen bevindt zich het omstreeks 1800 in een overwegend sobere laatclassicistische stijl opgetrokken blok van de statige burgerhuizen, Wolmarkt nrs. 8-28. Afgaande op oude foto’s allen oorspronkelijk bepleisterd tellen de woningen – op twee verbouwde panden na - drie bouwlagen met verjongende ordonnantie en een ritmering met rechthoekige vensterregisters en een zware kordonlijst. Licht afwijkend qua vormgeving zijn de wellicht, zoals de nrs. 8-12, als eenheidsbebouwing geconcipieerde nrs. Wolmarkt 24 -28, opgevat als een empire getint negen traveeën tellend breedhuis met twee bouwlagen en een mezzanino onder schilddak. Zware kordons, registers van verdiepte vensters – rechthoekig of rondbogig met flankerende pilasters en forse sluitsteen -, een paneeldecor en een kroonlijst op klossen zorgen er voor een sterke horizontaliserende werking. Bijzonder karakteristiek voor deze straatwand zijn de rechtstreekse keldertoegangen al dan niet met buitentrap, beveiligd met een metalen rooster in de stoep. De inkom van de nrs. 14 en 24 wordt bijkomend gemarkeerd door een hardstenen trappartij met smeedijzeren leuning die de het niveauverschil met de verhoogde begane overbrugt.
De overzijde van de gekasseide Wolmarkt wordt gedomineerd door de monumentale, tot de 17de eeuw opklimmende Van Ransthuizen (nr. 15-17, nr. 19 en nr. 21). Afgezien van het nr. 9, een hedendaagse invulling, en het nr. 3, een mooi staaltje van 20ste-eeuwse decoratieve cementeringskunst, bestaat de rest van de bebouwing uit woon- en handelspanden in de vorm van twee à drie bouwlagen tellende, bak- en natuurstenen breedhuizen - enkele ontpleisterd - uit de tweede helft van de 18de eeuw: de nrs. 11-13, een ruim burgerhuis met rechthoekige openingen met doorgetrokken onderdorpels en een sluitsteen met Lodewijk XVI-motief; het nr. 7, een later verhoogd pand (cf. silhouet achterbouw) met steekboogvensters met trapeziumsluisteen en een recentere winkelpui met afgeronde gebogen beglazing; het kleinere nr. 5 met geprofileerde steekboogvensters en een met een kordonlijst afgelijnde, natuurstenen pui; het qua ordonnantie gelijkaardige, maar decoratief sterk geëlaboreerde nr. 1, met elegant verstekte puilijst, steekboogvensters met geriemd profiel en rocaillesluitsteen, een verticale aflijning met respectievelijk geblokte en ionische hoekpilasters met régencemotief en een kroonlijst in de vorm van een klassiek hoofdgestel.
Ten slotte wordt de aanzet van de Wolmarkt gemarkeerd door het hoekhuis, Minderbroedersstraat 2, een opmerkelijk, eveneens rijk versierd pand met belijnende hoekpilasters waaronder composietpilasters met ingediepte schacht en rocaillemotieven, het geheel bekroond met een volutengevel met spiegelboogvormig topstuk.
Bron: Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, Beschermingsdossier DB002316, Tienen: Veemarkt, Wolmarkt en directe omgeving van de Sint-Germanuskerk (PAESMANS G. 2010).
Auteurs: Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Barokke stadswoning
Omvat
Burgerhuis
Omvat
Burgerhuizen
Omvat
Herenhuis Van Ranst
Omvat
Herenhuis Van Ranst
Omvat
Herenhuis Van Ranst
Omvat
Hoekhuis
Omvat
Hoekhuis van 1854
Omvat
Rijhuis
Omvat
Stadswoning
Omvat
Stadswoning
Omvat
Stadswoning
Omvat
Stadswoning
Omvat
Stadswoning
Omvat
Stadswoning
Omvat
Stadswoning
Omvat
Stadswoning van 1750
Omvat
Tweeverdiepingshuis
Is deel van
Tienen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Historische stadskern Tienen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/306600 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.