erfgoedobject

Oogkliniek en neus-, oor- en keelkliniek met bijgebouwen

bouwkundig element
ID
82415
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/82415

Juridische gevolgen

Beschrijving

Historisch overzicht

Mariastraat 44

Het geheel opgetrokken in 1913 bestaat uit een straatvleugel waarin een viertal 16de-eeuwse huizen gedeeltelijk werden geïntegreerd met daarachter een tuinvleugel. Beide delen zijn aan elkaar verbonden door een gang.

De nog bewaarde gevels hoorden bij vier woonhuizen, opgetrokken in het midden van de 16de eeuw, palend aan het middeleeuwse broederklooster van het Sint-Janshospitaal en afgebeeld op de kaart van Marcus Gerards (1562). Een tekening van 1871 door Karel Verschelde (Les anciennes maisons, planche XV) toont gedeeltelijk gekanteelde kaaimuren. De huizen zouden, volgens kanunnik Duclos, al in 1817 worden gebruikt als kraamkliniek bij het Sint-Janshospitaal. Deze kliniek verhuist in 1908-1910 naar een nieuw gebouw aan de Oostmeers. In 1913 wordt een nieuwbouw opgetrokken voor een oogkliniek. De 16de-eeuwse woningen worden hierin gedeeltelijk geïncorporeerd. Het gebouw bestaat nu uit een gedeelte aan straatzijde waarin consultatieruimtes, wachtzalen en een operatiegedeelte zijn ondergebracht. Haaks daarop leidt een gang met aangebouwde keukens en sanitaire ruimtes naar het beddenhuis dat uitziet op het binnenplein en de 19de-eeuwse ziekenzalen van het Sint-Janshospitaal.

Al in 1896 bestaan restauratieplannen voor de gevels, ontworpen door de Brugse architecten Louis Delacenserie en Charles De Wulf. Het ontwerp is eerder een verfraaiing met toevoegen van enkele elementen zoals trapgevels en een centrale, monumentale schoorsteenpijp. De Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen adviseert in 1899 echter dat het bestaande uitzicht moet worden behouden. Na het overlijden van de architecten Delacenserie en De Wulf neemt architect Jules Coomans uit Ieper de restauratie over. In 1913 worden de huizen gedeeltelijk gesloopt, de 16de-eeuwse voorgevels en linkerzijgevel blijven bewaard en worden gerestaureerd.

Vóór de restauratie blijken de eerste twee gevels (zes traveeën) met doorlopende traveenissen, kruisvensters en maaswerk, het best bewaard. De derde gevel had op de begane grond en de vierde gevel op de verdieping wijzigingen ondergaan. Bij het restaureren volgt Coomans nauwgezet de aanbevelingen van de Commissie die pleit voor een zo groot mogelijk behoud van de oorspronkelijke constructie en het toepassen van de oude vormgeving. Van de oorspronkelijke huizen zijn enkel de deuropeningen van het tweede en het vierde huis bewaard. De authentiek 16de-eeuwse elementen zijn terug te vinden in de zes linkertraveeën, het maaswerk van het achtste bovenvenster en het dakvenster (derde huis) en het maaswerk van de twee rechter benedenvensters. Tijdens de restauratie van 1913 worden de 19de-eeuwse vensters vervangen door kruiskozijnen, geplaatst in traveenissen. Het bestaande maaswerk wordt gekopieerd en aangevuld in alle boogvelden van de begane grond en op de verdieping onder de dakvensters en bij de dakvensters zelf.

De vierde gevel (laatste drie traveeën) heeft geen traveenissen. Bij de restauratie van 1913 krijgt de deur een boogveld met maaswerk als kopie van het bewaarde boven de twee benedenvensters. De overige vensters worden voorzien van kruisvensters onder gekoppelde ontlastingsboogjes.

Achter de gevels, op de vrijgekomen percelen ontwerpt Jules Coomans in 1913 nieuwe gebouwen bestaande uit twee parallelvleugels aan straatzijde. Aan de achterzijde verbindt een gang een volume uitgevend op de binnentuin van het Sint-Janshospitaal. In het gebouw is nu het Bruggemuseum Archeologie gevestigd.

Heilige-Geeststraat

Rechts van de Mariastraat 44 bevond zich volgens oude prentbriefkaart een 17de-eeuws langs- en diephuis met trapgevel. In 1930 wordt het huis gesloopt en op die plaats een uitbreiding van het hospitaal met een neus-, oor- en keelkliniek gerealiseerd. Het gebouw in neo-Brugse stijl is een ontwerp van de architecten Antoine Dugardyn, Firmin Koentges en Luc Viérin. De straatgevel wordt als "Kunstige Herstelling" vervangen door de huidige. De bestaande vormgeving met trap- en langsgevel van het gesloopte huis wordt overgenomen, de uitwerking van de bakstenen gevels is volledig geïnspireerd op deze van de 16de-eeuwse, laatgotische gevels van de oude kraaminrichting. De gebouwen worden nu in gebruik genomen door de Museumdiensten Sint-Jan.

Heilige-Geeststraat op de hoek met de Goezeputstraat

Op de kaart van Marcus Gerards (1562) staan op de plaats van de huidige vijf diephuizen met trapgevels achtereenvolgens twee diephuizen, met tegen het tweede een dwarshuis, ertussen eventueel een open ruimte (op de kaart niet helemaal duidelijk) en op de hoek met de Goezeputstraat een derde diephuis. In zijn huidige vorm dateren de eerste drie huizen uit de 17de eeuw (ook zie interieur). Volgens Luc Devliegher bevatten de gevels sporen van ontlastingsbogen en zaten van het middelste huis de drie vensters op de begane grond gevat in korfboognissen. Ook het vierde huis bevat een 17de-eeuwse kern. Het primitief kadasterplan (circa 1830) toont een aaneengesloten huizenrij op de hoek met de Goezeputstraat. Wellicht werden de eerste drie huizen in de loop van de 19de eeuw samengevoegd tot één woning en eventueel de muuropeningen aangepast. Een foto van 1930 toont de gevelrij met een deuropening in de middelste travee. Volgens een foto van 1905 van de achtergevel is van het grootste huis de bovenbouw ongewijzigd gebleven. Op een tekening van 1857 staan de twee rechterhuizen afgebeeld met puntgevels, het hoekhuis met de Goezeputstraat is een lage woning zoals ook te zien op de kaart van Marcus Gerards. De twee rechter trapgevels zouden volgens Karel De Flou dateren van 1863. Waarschijnlijk wordt dan het hoekhuis opgetrokken met een verdieping en de beide gevels voorzien van een traptop, zie huidig. Eventueel werden de muuropeningen in dezelfde periode aangepast. In de gebouwen was de administratie van het OCMW gevestigd, nu worden ze in gebruik genomen door de Museumdiensten Sint-Jan.

Goezeputstraat

Twee diephuizen met tuitgevels respectievelijk teruggaand tot de 17de eeuw (voormalig nummer 1, linker pand) en circa 1500 (voormalig nummer 3, rechter pand). De voormalige nummer 1 had, zie een foto van 1963, een deuropening in de linkertravee. In 1966 wordt de verdieping en topgevel afgebroken en volgens hetzelfde stramien herbouwd. De deuropening wordt vervangen door een venster. De voormalige nummer 3 wordt in 1966, behalve de voorgevel, volledig gesloopt en herbouwd. De gebouwen worden nu in gebruik genomen door de Museumdiensten Sint-Jan.

Beschrijving

Mariastraat
Straatvleugel

In de straatvleugel is nu het Bruggemuseum Archeologie gevestigd. De centrale gang leidt naar de bureaus en ateliers van de museumdiensten Sint-Jan. Straatvleugel van oorspronkelijk vier breedhuizen met twee bouwlagen en telkens drie traveeën in verankerde baksteen onder zadeldaken (daktegels). De gevels in laatgotische stijl worden gekarakteriseerd door het gebruik van doorlopende traveenissen volgens het eerste Brugse type. Zijgevels met puntgevels, de oorspronkelijke 16de-eeuwse gevel in de vleugel aan de straatzijde heeft grote metselaarstekens met verglaasde baksteenkoppen. De middelste traveeën (van de individuele huizen) lopen telkens uit in dakvensters met tuitgeveltjes onder zadeldaken. In de eerste negen traveeën (de eerste drie huizen) geprofileerde traveenissen aanzettend op witstenen basementen. Enerzijds uitgewerkt met recht doorlopende nissen onder segmentboog, bij de dakvensters versmallend onder tudorboog. Alle vensters (glas-in-lood) hebben witstenen kruiskozijnen met onderdorpels in simili, enkele benedenvensters zijn drieledig. De ronde boogvelden van de benedenvensters zijn versierd met laatgotisch maaswerk, in de vierde gevel gedeeld door een bakstenen middenstijl, in de tudorbogen met driepasboog. Vensters met bewaard schrijnwerk. In de vierde travee zit een oude deur met bewaarde klink (met ring) en deurplaat. Tussen de daken markeren tussengevels de oorspronkelijke afbakening van de huizen. De twee-, drie- of vierledige schouwen hebben polygonale rookkanalen. In de gevels zitten gietijzeren roosters waarvan het tralies als maaswerk is uitgewerkt. Op de muurdammen markeren zinken afvoerbuizen, versierd met bloemmotieven en met fraaie waterontvangers de indeling van de vroegere huizen.

Achterliggende blok gelegen aan het binnenplein van de hospitaalsite

Gebouw van 1913 door architect Jules Coomans ontworpen in historiserende stijl geïnspireerd op de Brugse types. Twee bouwlagen onder kruisende zadeldaken (daktegels) opgetrokken in verankerde, oranje baksteen. Symmetrische opbouw in kruisvorm, brede trapgevels markeren de eindgevels. Aan de westgevel, uitkijkend op de 19de-eeuwse ziekenzalen, zijn de oksels telkens door dubbele loggia's opgevuld. Aan de oostzijde van het bouwblok zijn er links en rechts van de centrale verbindingsgang twee binnentuintjes met omlopend pad gelegd in kasseien. De zuidelijke binnentuin is toegankelijk via een buitentrap in blauwe hardsteen en galerij aanleunend tegen het vroegere broederklooster. Verjongende steunberen op de hoeken. De galerij is opengewerkt met korfboogopeningen onder een ezelsbrugje bedekt met daktegels, boven de galerijbogen loopt aan voor- en achterzijde een tandfries. Een korfboogopening geeft toegang tot het binnentuintje, rechts ervan hangt een smeedijzeren trekbel. De twee gekoppelde korfbogen opzij en aansluitende keldertrap hebben een sierlijke, smeedijzeren balustrade.

Hoofdgebouw met verhoogde begane grond, kelderverdieping met rechthoekige keldermonden met traliewerk. Bij de gevels worden de types van de Brugse, laatgotische stijl toegepast. De traveeën zijn afwisselend gevat in doorlopende, samengestelde of onderbroken, geprofileerde nissen. Sommige traveeën lopen uit in een dakvenster met trapgevel. Kruiskozijnen in natuur- en kunststeen met segmentboogvormige ontlastingboogjes. Rondboogvormige boogvelden met laatgotisch maaswerk onder meer met driepasbogen en visblaasmotieven. Bewaard schrijnwerk met grote roedeverdeling. Korfboogvormige deuropeningen met paneelwerk en beglaasd gedeelte met tralie. In de gevels zitten gietijzeren roosters waarvan het tralies als maaswerk is vormgegeven. De loggia's hebben zowel op de begane grond als op de verdieping korfbooggalerijen rustend op zuiltjes in kunststeen met ronde sokkels en eenvoudige kapiteeltjes. De galerijen zijn overspannen door bakstenen kruisribgewelven met trekstangen. De gewelfribben steunen op geprofileerde consoles en hebben een eenvoudige sluitsteen. De toegangsportiek in de noordoosthoek van het gebouw onder een lessenaarsdak is op gelijkaardige wijze uitgewerkt.

Interieur

Het interieur bevat nog een aantal oudere elementen die in de nieuwbouw van 1913 zijn geïntegreerd. In de 16de-eeuwse zijgevel van het eerste huis zit een eenvoudige (nu verborgen) lampnis. In het onthaal van het museum, een voormalige consultatieruimte, een 18de-eeuwse rococoschouw in faience uitgevoerd door de Brugse beeldhouwer Hendrik Pulinx. De schouwboezem is versierd met lijstwerk in rococo. Kooflijst met eenvoudig lijstwerk. De zolder heeft in het eerste huis nog de oorspronkelijke, 16de-eeuws sporenkap met hanenbalken op getelmerkte schaar- en stijlgebinten. De gebinten van de overige huizen zijn in een verhakkelde toestand en op meerdere plaatsen vernieuwd of opgelapt.

Afgezien daarvan dateert het interieur integraal van 1913. Straatvleugel met centraal het trappenhuis met brede, centrale dennenhouten (?) trap met aanzettrede in blauwe hardsteen, fraaie trappaal en leuning met balusters. De deuropeningen uitgevend op deze ruimte zijn gevat in geprofileerde, zandstenen segmentomlijstingen met negblokken. In het hele gebouw verzorgd dennenhouten schrijnwerk, versierd met panelen, soms gedeeltelijk met vensters met glas-in-lood en meestal nog het oorspronkelijke hang- en sluitwerk. Op de zolder rest nog een gelijkaardig uitgewerkte houten en gedeeltelijk beglaasde afscheidingswand van de voormalige kamers, waarschijnlijk voor het verplegend personeel. Eenvoudige zoldertrap. De vensters aan de straatzijde hebben middeleeuws ogende, houten binnenluiken met zeer fraai koperbeslag, hang- en sluitwerk. Vloeren met ruitvormig gelegde grijs en witte cementtegels, een aantal vloeren (in het museum) zijn grijsbeschilderd. De centrale gang achteraan en aansluitende bouwblok hebben dezelfde aankleding.

Heilige-Geeststraat

Het gebouw van 1932 aan de Heilige-Geeststraat bestaat uit een breed- en diephuis met lijsten trapgevel (opgetrokken al 'Kunstige Herstelling') van twee bouwlagen onder zadeldaken (daktegels). Naast het gebruik van het eerste Brugse type wordt in de trapgevel het tweede type met samengestelde nis toegepast. Ook hier hebben alle vensters kunststenen kruiskozijnen met glas-in-lood en sierlijk maaswerk in de boogvelden.

Achter de gevel de gebouwen van de voormalige neus-, oor- en keelafdeling (1932), opgetrokken in oranje baksteen bestaande uit twee bouwlagen onder zadeldaken (Vlaamse pannen). Gebruik van trapgevels als beklemtoning van de brede middentravee met oplopende erker aan de binnenkoerzijde, aan de zijgevels en bij de dakvensters. Voorts sobere architectuur geïnspireerd op de Brugse stijl met toepassing van traveenissen. Rechthoekige vensters met bewaard schrijnwerk (kleine roedeverdeling) onder segmentboogvormige ontlastingsboog. Het interieur bevat geen waardevolle elementen.

Heilige-Geeststraat op de hoek met de Goezeputstraat

Aaneengesloten rij van vijf diephuizen bestaande uit twee bouwlagen opgetrokken in verankerde baksteen. De dakenstructuur (zadeldaken met Vlaamse pannen) van de eerste drie huizen komt grosso modo overeen met de huizen op de kaart van Marcus Gerards. Achter het derde, korte dak steekt een kruisend zadeldak, ongeveer op dezelfde plaats van de dwarsvleugel zoals afgebeeld bij Marcus Gerards. De twee rechterhuizen hebben achteraan een dakschild opengewerkt met dakkapellen (gecementeerde gevels).

De gevels van de drie eerste, 17de-eeuwse huizen zijn roze beschilderd en hebben respectievelijk twee, drie en twee traveeën. De bepleisterde plint is grijsbeschilderd. De twee rechterhuizen (1863) hebben rozebepleisterde voorgevels en zijgevel boven een plint in blauwe hardsteen. De rechthoekige vensters hebben bewaard schrijnwerk met grote roedeverdeling en persiennes op de begane grond, in de zijgevel slechts in de eerste travee. Lekdrempels in blauwe hardsteen, op de verdieping doorlopend als kordon. Bij de twee rechterhuizen zijn de zoldervensters rondbogig en hebben de vensters op de verdieping een eenvoudige doch sierlijke, metalen balustrade.

De achtergevels van de eerste twee huizen hebben beide aandaken met een per baksteenlaag getrapte tuitgevel, rechthoekige vensters, in de top onder een natuurstenen latei.

Interieur

De panden zijn ingericht als stapel-, archief- en vergaderruimte van het museum waardoor het interieur nogal verhakkeld is. Bewaarde 17de-eeuwse moerbalken met balksleutels op de begane grond en op de verdieping in het eerste, tweede en vierde huis, bepleisterd en witbeschilderd. Enkele kamers aan de straatzijde hebben 19de-eeuwse interieurelementen. In het derde huis zit een sobere zwartmarmeren schouw met consoles en diamantkop in wit marmer, op de schouwboezem een rondboognis op pilasters; plafond met eenvoudig lijstwerk. In de aanpalende kamer (vierde huis) en de kamer aan straatzijde van het vijfde huis witmarmeren volutenschouwen, plafonds met lijstwerk en rozetten. Op de verdieping enkele plafonds met eenvoudig lijstwerk. Hier en daar zijn bij de vensters aan de straatzijde nog enkele 19de-eeuwse spanjoletten en marmeren vensterbanken bewaard. Vernieuwde zoldergebinten met in het eerste huis nog een bewaard schaargebinte. Onderkelderd, behalve het middelste huis, door tongewelven met de nok parallel lopend met de straat. De eerste kelders zijn toegankelijk via een natuurstenen draaitrap, de laatste via een bakstenen steektrap.

Goezeputstraat

Twee diephuizen met verankerde, bakstenen tuitgevels, twee bouwlagen en telkens drie traveeën onder zadeldaken (gesmoorde Vlaamse pannen). De linkergevel, teruggaand tot de 17de eeuw, heeft een uitkragende bovenbouw (herbouwd in 1966) rustend op drie korfbogen steunend op natuurstenen consoles. Rechthoekige vensters onder strekken en met kleine roedeverdeling, zoldervenster in de tuittop gevat in een korfboognis met afgeschuinde dagkanten. De rechtergevel van circa 1500, wordt gekenmerkt door de toepassing van het eerste Brugse geveltype met rechte traveenissen onder een rondboog en met afgeschuinde dagkanten. Aandak met strekse afwerking. In de topgevel zijn de boogvelden versierd met gekoppelde driepasbogen. Kruisvensters met natuur- en kunststenen kozijnen, vensters gedeeltelijk of helemaal met glas-in-lood, in de topgevel beluikt.

  • Kadasterarchief West-Vlaanderen, Primitief kadasterplan; Mutatieschetsen 207, Brugge, 1878/11, 1893/14, 1913/14, 1932/50, 1955/15, 1981/40.
  • BEERNAERT B. e.a. 1982: Brugse gevelgids, Beernem, 16-17.
  • CONSTANDT L. 1988: Stenen herleven. 111 jaar "Kunstige Herstellingen" in Brugge, 1877- 1988, Brugge, 206-207.
  • DEVLIEGHER L. 1975: De huizen te Brugge (Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, 2-3), Tielt, 102, 213-214.
  • DUCLOS A. 1910: Bruges, histoire et souvenirs, Brugge, 498-499.
  • ESTHER J. 1976: 800 jaar Sint-Janshospitaal deel I.
  • GILTÉ S., VANWALLEGHEM A. & VAN VLAENDEREN P. 2004: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Stad Brugge, Bouwen door de eeuwen in Vlaanderen 18nb Zuid.
  • LOBELLE H. 1979: Zoals het was...Sint-Janshospitaal Brugge, Brugge.

Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DW002464, Oude Oogkliniek.
Auteurs: Van Vlaenderen, Patricia
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is deel van
    Sint-Janshospitaal


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Oogkliniek en neus-, oor- en keelkliniek met bijgebouwen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/82415 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.