Vrij landelijke woongemeente, ten zuiden van het Albertkanaal, sedert 1 januari 1977 deelgemeente van Grobbendonk. Ten zuiden van het centrum van west naar oost doorsneden door de spoorlijn Antwerpen-Herentals. Oppervlakte: 647 hectare. Inwoners op 31/12/2000: 3.306.
Ondanks de onmiddellijke nabijheid van de eertijds belangrijke vicus Grobbendonk, kan de aanwezigheid der Romeinen in Bouwel slechts gestaafd worden aan de hand van de in 1771 gevonden gouden penningen van Romeinse keizers. Het driehoekige plein op het gehucht Langenheuvel (Dijkstraat, Verbindingsstraat) dat zou kunnen wijzen op een oudere, oorsprong is nog duidelijk zichtbaar, maar werd vanaf het tweede kwart van de 19de eeuw systematisch volgebouwd.
Bouwel was eeuwenlang verbonden met de hoofdgemeente Grobbendonk. Zo worden beide gemeenten volgens sommige literatuurbronnen in een charter van 994 of 997 in één woord als "Odlobolo" vermeld; vanaf 1300 tot 1487 werden beide door één heer bestuurd, onder meer de families van Crayenhem en Brant (zie gemeente-inleiding Grobbendonk). Toch blijkt uit de Ferrariskaart (1771-1778) duidelijk dat Bouwel, eertijds voornamelijk bestaande uit moerassen en vennen, ten opzichte van Grobbendonk volledig geïsoleerd lag door natuurlijke barrières: duinen, de Kleine Nete en een uitgestrekt heidegebied de zogenaamde "Sint-Lambertusheide". De gemeente werd zelfstandig in 1487; de eerste heer van het onafhankelijke Bouwel was Huybrecht Brant, die enkele jaren nadien een kasteel oprichtte dat als "praetorium van Bouwel" de geschiedenis zou ingaan; in de loop van de 17de eeuw achtereenvolgens in handen van de families Damant, van Varick, Biel, Schotti en van Roosendael, in de 18de eeuw was de heerlijkheid eigendom van de families de Witte, de Heuvel en Bosschaert. De fusie van 1976 herstelde de eeuwenlange verbondenheid tussen Grobbendonk en Bouwel.
In verhouding tot de omliggende gemeenten, heeft Bouwel nog een vrij landelijk karakter; een groot deel was immers lange tijd in het bezit van "het kasteel", zodat de gronden gevrijwaard bleven van bouwactiviteiten. Het overlijden van de laatste kasteelheer in 1968 bracht hierin evenwel verandering: bossen en dreven werden massaal gekapt en verkavelingen werden doorgevoerd, onder meer Ter Duinen (jaren 1960), Kerkblok (begin jaren 1970), De Kroon (jaren 1970), Rabesdijk (1979-1980) en omgeving Lindehoeve (jaren 1990). Heden ten dage bestaat deze vrij kleine gemeente uit een zestal gehuchten: Hanegoor, Capuynenstraat, Rostal, Achterheide, Bergen, Langenheuvel en Echelpoel. Laatst genoemde gehucht dat ongeveer de helft van de gemeenteoppervlakte beslaat, viel kerkelijk onder Herenthout en wereldlijk onder het Land van Geel; circa 1800 geannexeerd door Bouwel. De noordelijke en zuidelijke hoofdas van het wegennet wordt gevormd door de Stationlei en de Herenthoutse steenweg; deze as en de spoorlijn Lier-Herentals (van west naar oost) versnijden de gemeente in vier ongelijke delen: het noordoostelijk deel wordt volledig ingenomen door het domein van het kasteel van Bouwel, een waardevol cultuurlandschap met een indrukwekkende dreef die de verbinding vormt tussen het dorpscentrum en het kasteel; de typische structuur van een kasteelcomplex met al zijn aanhorigheden bleef nagenoeg integraal bewaard. Het uiterste noordoosten werd vrij recent ingepalmd als industrieterrein, aansluitend bij dat van Herentals. De bebouwing die voornamelijk bestaat uit recente woonwijken concentreert zich in het noordwestelijke en in het zuidoostelijke deel; het dorpscentrum, oorspronkelijk gelegen op het gehucht Langenheuvel (ten zuidoosten), bevindt zich thans in het noordwestelijke deel. Het zuidwestelijke deel, met onder meer het gehucht Hanegoor en Echelpoel, is het grootst in oppervlakte en behield zijn landelijk karakter met onder meer een wildbeheereenheid in Middeldonk.
Het reliëf vertoont lichte glooiingen en verhevenheden, onder meer de beboste "Bouwelse Bergen" in het noordwesten, thans grotendeels ingenomen door villabouw; van het eertijds zeer uitgestrekte duinengebied in het noorden van de gemeente resten nog enkel de zogenaamde Konijnenbergen en "Ter Duinen", een langgerekte rand, 8 tot 20 meter hoog en 70 tot 80 meter breed. Deze duinenrij is een deel van het stuifduinencomplex van Nijlen tot Kasterlee, dat tijdens de middeleeuwen ontstond langs de Grote en de Kleine Nete. Het gebied vertoont grote niveauverschillen op een kleine oppervlakte (21,90 hectare), beboste steile hellingen en open gedeelten.
- DRIESEN G., Bouwel. Benadering op het gebied van monumentenzorg, stedebouw en architectuur, Eindverhandeling Architectuur 1978-1979.
- DRIJBOOMS F., Bouwel in de voorbije 100 jaar! Een prikje op de eeuwigdurende tijdsschaal, Bouwel, 1999.
- S.N., Toeristische gids, Uitgave gemeentebestuur Grobbendonk, 1996.