is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Sint-Carolus Borromeuskerk, Sodaliteit en Professenhuis
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Professenhuis: voorgevel en daken
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Professenhuis: voorgevel en daken
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Sint-Carolus Borromeuskerk
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Sodaliteit
Deze bescherming is geldig sinds
In 1556 werd besloten een Jezuïetencollege op te richten te Antwerpen. Met dat doel werd in 1574 het "huis van Aken" aangekocht, een ruime patriciërswoning van 1539 met binnenkoer, gelegen op de hoek van de Korte Nieuwstraat en het heden verdwenen Spoystraatje, en in datzelfde jaar werd de school er ingericht. Na de Spaanse Furie werden de Jezuïeten verdreven (1578) doch na de overwinning van Farnèse (1585) kwamen ze terug en begon voor hen een bloeitijd. In 1585 werd de eerste sodaliteit gesticht, de Latijnse Onze-Lieve-Vrouw-Boodschap congregatie voor vooraanstaande burgers, die in 1610 gevolgd werd door de stichting van een Franse congregatie voor vreemdelingen. Toen het "huis van Aken" te klein bleek voor zijn functie werd het college in 1607 overgebracht naar het Hof van Liere in de Prinsstraat, en diende het "Huis van Aken" als professenhuis, waarin dertig paters hun intrek namen. Het professenhuis ontwikkelde een grote bouwbedrijvigheid. Alle woningen aan het Spoystraatje werden opgekocht en gesloopt en op het vrijgekomen terrein werd een nieuw gebouwenkwadraat opgericht dat aansloot bij het "huis van Aken". Het Spoystraatje werd vervangen door de meer westwaarts gelegen Sint-Pieter en Sint-Paulusstraat. Tezelfdertijd werden ook nieuwe gronden aangekocht (het huidige Conscienceplein) waarin een rui liep die overwelfd werd (Jezuïetenrui). Op dit terrein werd de Sint-Ignatiuskerk en de sodaliteit opgetrokken. Aan de zuidzijde van het plein gaf een portaal toegang tot spreekkamers en receptiezalen, met op de bovenverdieping de bibliotheek der Bollandisten. Daarachter lag een binnenkoer met aan de overzijde een galerij die aansloot bij het huis van Aken (links) en bij een infirmerie (rechts). De sodaliteit, gebouwd tegenover de kerk, had een benedenverdieping voor gehuwde mannen en een bovenverdieping voor ongehuwde mannen, beide ingericht als kapel en weelderig versierd met werken van P.P. Rubens, G. Zeghers, Delmont en Van Dijck. Al deze werken werden geleid door pater Tirinus die overste was.
De kerk werd gebouwd van 1615 tot 1621. Voor het geheel van de werken loopt de bouwperiode van 1614 tot 1626. In 1718 werd de overwelving van het schip vernield door brand. J.P. van Baurscheit I herstelde het volgens oorspronkelijk plan, doch met brede gordelbogen in plaats van met caissons zoals voorheen. In 1773 werd de Jezuïetensocieteit ontbonden door Paus Clemens XIV; de Sint-Ignatiuskerk werd gesloten van 1773 tot 1779, en kreeg na de heropening de naam Carolus Borromeus. De meeste kunstschatten werden naar Wenen gevoerd, de rest werd verkocht. De conventgebouwen kregen toen een tijdlang de meest diverse functies: militaire academie, huurhouderij, lokaal van de Club des Droits de l'Homme, zetel van twee muziekmaatschappijen, ziekenzaal na de slag van Waterloo, speelgoedwinkel en ten slotte, van 1826 af "café dansant". Een gedeelte van de gebouwen werd in de jaren 1780 zwaar beschadigd door het uitbreken van alle verkoopbare bouwmaterialen (balken, arduin, deuren, vensters, en dergelijke); de gevels aan het Conscienceplein bleven hiervan echter gespaard.
In 1814 werd de Jezuïetenorde hersteld door Paus Pius VII. Bij ons trad ze pas na de Belgische onafhankelijkheid terug in werking (1832). De heraankoop van dezelfde gebouwen bleek voor hen onmogelijk, zodat ze zich in 1840, vestigden in het huis "Fraula" in de Keizerstraat. In 1852 kochten de Jezuïeten opnieuw grond aan de Korte Nieuwstraat, en op de terreinen van het vroegere professenhuis bouwden ze een nieuw college, dat in 1858 voltooid was en voorzien was van een kapel met toren die diende als observatorium. Een deel van het vroegere professenhuis, namelijk het middenstuk van de vleugel aan het Hendrik Conscienceplein, werd heringericht tot pastorie.
De voormalige sodaliteit ten slotte werd in 1879 door de aangekocht om er de bibliotheek in onder te brengen. Het gebouw werd door stadsarchitect Ch. Dens verbouwd in harmonie met de rest van het plein. Het werd vijf meter verbreed en kreeg een nieuwe ingang met een beeld van Hendrik Conscience. In 1883 werd de bibliotheek ingehuldigd. Weldra bleek ze te klein, zodat de Volksbibliotheek overgebracht werd naar de Blindenstraat in 1895. In 1917 werd de Sint-Annakapel in de Korte Nieuwstraat als boekenbergplaats in gebruik genomen, tot in 1930 een groot perceel van de Jezuïetenpaters werd aangekocht, waarop tussen 1934 en l936 een nieuwe vleugel van de bibliotheek werd bijgebouwd die op geslaagde wijze aansluit bij het reeds bestaande deel en waarin onder meer de leeszaal werd overgebracht. Het oude sodaliteitsgebouw dient nu enkel nog als boekenmagazijn. Aan de binnenkant is het ingedeeld met een merkwaardige ijzerconstructie die dateert van circa 1880. Momenteel in restauratie.
Gebouwd als Sint-Ignatiuskerk naar ontwerp van Jezuïetenpater F. d'Aguilon en broeder P. Huyssens, op de samenloop van de overwelfde Minderbroedersrui en Jezuïetenrui. Plattegrond: een driebeukige kerk met longitudinale aanleg met halfronde koorsluiting en minder diep gelegen halfronde sluitingen van de zijbeuken; de totale lengte bedraagt 60 meter. De kerk is ingedeeld in negen traveeën gevormd door Dorische zuilen, met op de hoeken twee drieledige zuilenbundels en tegen het koor twee halfzuilen. Boven de zijbeuken en boven de eerste travee een omlopende galerij. De twee zijbeuken geven in hun vijfde travee toegang tot de Sint-Ignatiuskapel en de Onze-Lieve-Vrouwekapel, respectievelijk met een halfronde en een rechte sluiting. De Sint-Ignatiuskapel heeft een bijkomende ingang aan de straatzijde. De Onze-Lieve-Vrouwekapel sluit aan bij een sacristie en de kamer der kerkmeesters, vanwaar een doorgang die omheen een binnenplaats loopt toegang geeft tot het hoogkoor en tot de achter het hoogkoor gelegen en iets uit de lengte-as geplaatste toren. De open binnenplaats vertoont een tegen de kerk aangebouwde galerij met vier pijlers, waaronder een afdalende toegang tot de crypt; deze bestaat uit drie onderling verbonden kelders met graven van Jezuïeten en gewone burgers, en de krocht van de familie Houtappel, via een luik verbonden met de Onze-Lieve-Vrouwekapel. Het hoogkoor geeft aan de noordkant toegang tot de grote sacristie die op haar beurt verbonden is met de gewadenkamer en de Sint-Ignatiuskapel. Op de tweede bouwlaag van de noordzijde bevindt zich het kerkmuseum, waarin onder meer schilderijen en liturgische voorwerpen bewaard worden; men bereikt het museum via de zogenaamde muziekkamer, die rust op een open loggia.
Het kerkinterieur is zeer weelderig en heeft een sterke ruimtesuggestie. De stijl is overwegend barok, zij het met klassieke inslag. De Dorische zuilen van de benedenbouw zijn verbonden door rondbogen en dragen boven de zijbeuken galerijen met Ionische zuilen die eveneens door rondbogen zijn verbonden. De vlakke zoldering van zijbeuken en galerijen is bezet met stucwerk. Het middenschip wordt afgedekt door een breed tongewelf met barokke gordelbogen, die aanzetten ter hoogte van de zoldering der galerijen. De twee zijkapellen zijn overwelfd met een tongewelf met steekkappen. Vooral in de Onze-Lieve-Vrouwekapel is de versiering ongemeen rijk; waarschijnlijk werd ze ontworpen door Pieter Pauwel Rubens (vandaar ook "Rubenskapel").
Het schip wordt verlicht door acht driezijdig afgesloten vensters aan beide zijden van de tribune. Het koor ontvangt licht door twee korfboogvensters ter hoogte van de tribune en een vijfzijdig koepeltorentje met rondboogvensters bovenaan. De sluitingen van de tribunes hebben een gelijkaardig lantaarntorentje boven het altaar. De voorgevel wordt terecht beschouwd als een meesterwerk van de kerkelijke barokarchitectuur. Horizontalen en verticalen houden elkaar op subtiele manier in evenwicht zonder dat dit afbreuk doet aan de dynamiek van de compositie. De gevel heeft een monumentale breedte van zeven traveeën over twee bouwlagen en met een bekronende bovenpartij van drie traveeën onder gekornist driehoekig fronton. De twee uiterste traveeën worden gevormd door lichtjes achteruit springende aanbouwen. Elke travee heeft een sterke verticale accentuering over de hele hoogte. De gevel is opgetrokken uit Balegemse zandsteen en blauwe hardsteen voor de zeilen en hoofdgeledingen.
De onderste bouwlaag wordt ritmisch gemarkeerd door een afwisseling tussen gegroefde Dorische zuilen en vlakke pilasters met lijstkapitelen, die rusten op een gekorniste plint en die een hoofdgestel dragen met een fries van trigliefen en metopen en een geprofileerde en gekorniste kroonlijst. De monumentale deur wordt geflankeerd door rondboognissen met imposten en sluitsteen waarin de beelden van Sint-Petrus en Sint-Paulus. Deze beelden waren, evenals al het andere beeldhouwwerk aan de voorgevel, het werk van de beeldhouwersfamilie de Nole. Neergehaald tijdens de Franse overheersing, werden ze in 1820 vervangen door nieuwe beelden door J.B. van Hool. De twee onderste beelden dateren van 1868. In derde en zesde travee segmentboogvensters waaronder spiegels, en de zijdeur in de twee uiterste traveeën heeft een kruisvormige omlijsting, versierd met een cartouche en bekroond door een driehoekig fronton, waarboven een rechthoekig getralied bovenlicht.
De hoofdingang wordt gevormd door een rondboogvormig portaal met meerledige pilastervormige stijlen, imposten en sluitsteen; het houten boogveld is versierd met een stralende zon; reliëfs met twee trompetblazende engelen waarboven guirlandes in de zwikken; in de fries een gevelsteen met vergane inscriptie. Het portaal wordt bekroond door een gebogen fronton waarin een cartouche met het wapen van Antwerpen. De tweede bouwlaag herhaalt de benedenindeling, doch met Ionische kapitelen op zeilen en pilasters en grillige krulmotieven in de fries. De hoofdtravee draagt een monumentale cartouche met het wapen van Christus, dat gedragen wordt door engelen en omgeven is door vruchtentrossen. De cartouche, wellicht uitgevoerd naar tekeningen van Rubens, wordt ter hoogte van de fries bekroond door een gevleugelde kroon. In de twee "ritmische" zijtravee, rechthoekige nissen met vlakke bandomlijsting gecantonneerd door kleine vleugelstukken en gekroond door een gebroken, gebogen fronton met bloemenvaas. Deze nissen bevatten samen met de twee bovenste de beelden van de vier Evangelisten. De tweede en vijfde travee zijn voorzien van een balustrade waarboven een rechthoekig venster in kruisvormige bandomlijsting, met maskers in de bovengeleding en bekronend driehoekig fronton. In de twee aanbouwen telkens twee boven elkaar geplaatste vensters, waarvan het onderste een gebogen en gebroken druiplijst heeft met een schelp als sluitsteen, en het bovenste versierd is met guirlandes onderaan en aan de bovenkant met een gestrekte druiplijst. De bovenste bouwlaag verheft zich indrukwekkend boven de drie middentraveeën geflankeerd door brede monumentale voluten en bekroond door een breed driehoekig fronton. Zuilen en pilasters hebben hier Korinthische kapitelen, de fries is versierd met cartouches waartussen de modillons die het fronton schragen. Middenvenster gevat in een vlakke rechthoekige omlijsting met oren en geflankeerd door langwerpige vleugelstukken met onder de geprofileerde en gekorniste druiplijst een cartouche met inscriptie "brign". Boven de druiplijst houden engelenbeelden, zittend op twee door een guirlande verbonden voluten, een lauwerkrans vast boven het borstbeeld van Sint-Ignatius. Twee evangelisten in de zijtravee staan in een rondbogige nis afgesloten met een mijterboogvormige druiplijst. Twee zijvoluten versierd met rankwerk en gevleugelde engelen; gekornist fronton met siervazen op de hoeken en kruis op de top; in het timpaan een beeld van de Heilige Maagd met Kind onder baldakijn en aan weerszijden engelen die een drapering ophouden. De twee aanbouwen worden afgesloten met een open balustrade, waarachter een achtkantig koepeltorentje met rondboogvormige muuropeningen.
De achtergevel volgt een geknikte rooilijn en wordt gevormd door de drie traveeën brede aanzet van de toren en de vier traveeën brede buitenmuur van de sacristie. Laatstgenoemde telt twee bouwlagen onder schilddak met twee klimmende dakkapellen. Geprofileerde hardstenen plint en hooggeplaatste vensters, opgenomen in een steekboogvormige geblokte omlijsting met oren en met drieledige sluitsteen: gekorniste lekdrempels en druiplijsten over de hele gevelbreedte: een casement op elke borstwering. Bovenvensters opgevat als stenen kruiskozijnen in geblokte omlijsting met oren en sluitsteen. Een gekorniste en geprofileerde kroonlijst sluit de gevel af.
De 58 meter hoge toren bestaat uit vier duidelijk gescheiden geledingen. Brede basis met middentravee en centraal venster in geblokte omlijsting met driehoekig fronton. Beeldengroep door J.B. Van Hool uit 1834: twee engelen in aanbidding voor de kelk met hostie in een stralenkrans (Eucharistie). Erboven cartouche van het wapen van Christus (IHS) in een gebroken fronton, bekroond door een gevleugeld engelenhoofd door Andries de Nole de jonge uit de 17de eeuw; smeedijzeren lichtarm. Twee zijtraveeën van twee bouwlagen met rechthoekige vensters in geblokte omlijsting met oren, op benedenverdieping bekroond door een gebroken fronton, en op bovenverdieping door een rechte druiplijst waarboven postamenten met bolornament. De hele onderste torengeleding wordt afgesloten door een entablement met onversierde fries en met tandlijst op de middentravee. De tweede torengeleding met, aan de straatzijde, een balustrade waarvan de hoekpostamenten aan beide zijden gestut worden door voluten met siervazen op de uiteinden. Op deze postamenten rusten geringde Dorische zuilen die de eveneens geringde pilasters van de portiektravee - een per wand - flankeren. Zuilen en pilasters dragen een tweede hoofdgestel met fries van trigliefen en metopen aan weerszijden van een met guirlandes omringde ramskop. Nissen met driehoekige bekroning en met in de vermelde portiektravee het beeld van Christus met kruis en aan de zijkanten twee engelenbeelden. De derde torengeleding volgt dezelfde indeling als de tweede doch in de Ionische orde, en met rondbogige galmgaten met gekorniste waterlijst in de vier wanden. Op de fries van het derde hoofdgestel schragen aan elke torenkant vier consoles de uitspringende kroonlijst, die op de bovengeleding als basis dient voor een aan de vier zijden uitspringende balustrade met siervazen op de postamenten. Deze balustrade vormt de overgang naar de cilindrische lantaarntoren, waarvoor waarschijnlijk Rubens de plannen tekende, en die een van de mooiste voorbeelden vormt van de barokke torenbouw in Europa. Hij vertoont aan de vier zijden een Venetiaanse lichtopening, waartussen Korinthische pilasters geplaatst zijn; hoornblazende engelen in de zwikken. Daarboven een gekornist entablement met onversierde fries, dat als basis fungeert voor het koepelvormige dak met beurtelings driehoekige en gebogen dakkapellen. Boven deze koepel verheft zich nog een tweede koplantaarntje dat door middel van rondbogen is opengewerkt en waarop het voetstuk van het kruis rust.
Schilderkunst: H. van Baelen: Graflegging Christi en Verschijning aan Maria Magdalena, predella van hoogaltaar, eerste helft van de 17de eeuw; Taferelen uit leven van Onze-Lieve-Vrouw en Sint-lgnatius, op marmerbekleding van abscissen van respectievelijk Onze-Lieve-Vrouwekapel en Sint-Ignatiuskapel, met landschappen door J. Brueghel, eerste kwart van de 17de eeuw. C. Schut: Besnijdenis, in Onze-Lieve-Vrouwekapel uit de 17de eeuw; Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart, in Onze-Lieve-Vrouwekapel, 17de eeuw; Episoden uit leven van Sint-Franciscus Xaverius, zijpanelen van altaarstuk in linker zijbeuk; Kroning van Onze-Lieve-Vrouw, altaarstuk hoogaltaar, 17de eeuw; Madonna met Kind in bloemenkrans, in Sint-Ignatiuskapel, met bloemenkrans door D. Zeghers, 17de eeuw. G. Zeghers: Kruisverheffing, altaarstuk hoogaltaar, 17de eeuw; Onze-Lieve-Vrouw verschijnt aan Sint-Franciscus Xaverius, altaarstuk; linker zijbeuk, 17de eeuw; Sint-Aloysius doet afstand van de troon, in kerkmuseum. J. Lievens: Onze-Lieve-Vrouw met Heilige Elisabeth, Sint-Jan en Zacharias, in Onze-Lieve-Vrouwekapel, 17de eeuw. H. Francken: zijpanelen van altaarstuk met marteldood van Sint-Crispinus en Sint-Crispinianus, 1589, in kerkmuseum. F. Francken II (toegeschreven aan): David in triomf gedragen, in kerkmuseum. C. Van Opstal: Geboorte, in Onze-Lieve-Vrouwekapel, laatste kwart van de 17de eeuw - eerste kwart van de 18de eeuw. G. Wappers: Onze-Lieve-Vrouw van de Carmel, altaarstuk hoogaltaar, 19de eeuw. J. Delin: Opdracht van Jezus in de tempel, in kerkmuseum, circa 1800.
Beeldhouwkunst: J.P. van Bauerscheidt I: allegorische beelden van het Geloof, de Hoop en de Liefde, binnenportaal, 1721; twee engelen in terra cotta: medaillons met reliëfs uit leven van Christus, toegeschreven aan van Bauerscheidt. H. Duquesnoy II: Sint-Ignatius en Fr. Xaverius, hoogkoor onderaan, 1654; Gekruisigde Christus, ivoor, in sacristie (ook toegeschreven aan M. van Beveren). A. Colijn de Nole: Onze-Lieve-Vrouw en Sint-Jozef, in Onze-Lieve-Vrouwekapel, 1635; andere beelden in Onze-Lieve-Vrouwekapel eveneens uit atelier van familie de Nole. Artus Quellien de Oude: Sint-Franciscus Borgia en Sint-Aloysius van Gonzaga, hoogkoor bovenaan, 1654: Onze-Lieve-Vrouw van VII Smarten aan ingang Sint-Ignatiuskapel, 17de eeuw, toegeschreven aan Artus Quellien. H. van Mildert: Onze-Lieve-Vrouw, boven hoogaltaar, eerste helft van de 17de eeuw. Reliëfs met taferelen uit leven van Sint-Franciscus, hout, langs noordelijke zijbeuk, en taferelen uit leven van Sint-Ignatius langs de zuidelijke zijbeuk, toegeschreven aan M. van der Voort de oude en J.P. van Bauerscheidt de oude, na 1718.
Meubilair: Hoogaltaar naar tekening van Rubens (?). Communiebank van de Onze-Lieve-Vrouwekapel door A. Colijn de Nole, circa 1625. Altaar Sint-Ignatiuskapel en communiebank Sint-Ignatiuskapel door A. van Papenhoven, 18de eeuw. Biechtstoelen in zijbeuken toegeschreven aan J.P. van Bauerscheidt en M. Van der Voort. Biechtstoelen in Sint-Ignatiuskapel uit de 17de eeuw in Onze-Lieve-Vrouwekapel uit de 17de eeuw behalve één uit de eerste helft van de 16de eeuw. Predikstoel en orgelkast door J.P. van Bauerscheidt I, eerste helft van de 18de eeuw
Zuid- en westkant van het Hendrik Conscienceplein Beide vleugels van de voormalige sodaliteit en professenhuis werden opgetrokken in dezelfde stijl, die door de verbouwing van het vierde kwart van de 19de eeuw gerespecteerd werd, wat het plein een grote homogeniteit verleent. De zuidkant telt elf traveeën waarbij nog eens twee traveeën die aansluiten bij de kerkgevel, de westkant telt tien traveeën en vier traveeën aan de kant van de Wijngaardstraat. Het geheel heeft parement van witte zandsteen; de twee bouwlagen zijn afgedekt met een zadeldak dat aan het uiteinde afgesnuit werd. De eerste bouwlaag met arduinen plint in rustiek werk en rechthoekige vensters in geprofileerde omlijsting en met sluitsteen, afgedekt met een geprononceerde druiplijst. Een brede puilijst loopt over de hele gevelbreedte. Op de tweede bouwlaag rechthoekige vensters in geprofileerde omlijsting met hanenkam en casementen onder de lekdrempels. De vensters hadden vroeger een dubbele tussendorpel die enkel bewaard bleef op de tweede bouwlaag van de twee bij de kerkgevel aansluitende travee. Een klassieke kroonlijst sluit de gevels af. Het dak wordt per twee traveeën doorbroken door dakkapellen met zadeldak. beurtelings bekroond met een driehoekig en gebogen fronton versierd met bolmotief: elke dakkapel wordt gecantonneerd door voluutvormige vleugelstukken.
De Zuidvleugel met ingang in de vierde travee gevormd door een rondhoogvormige monumentale poort geflankeerd door geblokte pilasters met lijstkapiteel waarop een klassiek hoofdgestel met fries van trigliefen en metopen. De kroonlijst dient als basis voor een balkon met open balustrade tussen postamenten. In de zevende travee werd een venster verbouwd tot deur als toegang tot de pastorie. De tiende travee van de zuidkant vormt de ingang van de stadsbibliotheek.
In de eerste travee van de Westkant een monumentale met tongewelf oversluisde doorgang zogenaamd Jezuïetengat: geblokte omlijsting in hanenkamvorm boven de rondboog. De zesde travee van de westkant bevat de vroegere ingang van de stadsbibliotheek, gebouwd in 1883. Als poort diende de zware deur van de kapel van het stadhuis, daterend van 1680 en gegoten door W. en H. de Vos naar tekeningen van B. Bouvaert. Voor de poort een vierkant portaal op verhoogde begane grond, met aan beide zijden een trap met balustrade en gietijzeren lantaarn op de postamenten. Deze voorbouw heeft rondboogvormige doorgangen aan drie zijden, met bossagewerk, imposten en sluitsteen tussen twee vlakke hoekpilasters met lijstkapiteel. Aan de voorzijde van de uitbouw bevindt zich een beeld van Conscience door F. Joris, van 1883. Ter hoogte van de tweede bouwlaag werd een balkon gebouwd met balustrade tussen hoekpostamenten met bolornament.
De zuidgevel aan de Wijngaardstraat van oorspronkelijk drie traveeën, kreeg in het vierde kwart van de 19de eeuw een vierde travee aangebouwd in dezelfde stijl. De verbouwing is zichtbaar aan het dak, waar het bijgebouwd deel plat is afgedekt. Ingang in de tweede travee, waarboven het oude opschrift "A la sodalité - café Moortgat".
De achtergevel met acht traveeën en één afgeschuinde hoektravee van het vierde kwart van de 19de eeuw heeft zelfde kenmerken als de voorgevel, doch met geblokte rondboogdeur waarboven een zwaar balkon op consoles met sierbollen op de postamenten in de afgeschuinde hoektravee: een tweede ingang bevindt zich in de vijfde travee. De verbinding tussen het aangebouwde deel en de Jezuïetendoorgang wordt op de tweede bouwlaag gevormd door een kwartrond uitspringende erker op geprofileerde kraagsteen. Op het dak boven de doorgang een dakkapel met driehoekig fronton.
Bron: GOOSSENS M. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A., STEYAERT R., ILLEGEMS P. & DE BARSÉE L. 1976: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3na, Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet; Goossens, Miek
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
In de sacristie van de Carolus Borromeuskerk bevindt zich het oudst bekend gebleven stucwerkplfond van Ian Christiaen Hansche (1653).
De orde van jezuïeten werd officieel gesticht in 1562.
Is deel van
Hendrik Conscienceplein
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sint-Carolus Borromeuskerk, Sodaliteit en Professenhuis [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/4118 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.