is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Sociale woonwijk De Munt
Deze vaststelling is geldig sinds
Sociaal stadsvernieuwingsproject met appartementen, tussen 1974 en 1982 gerealiseerd door de huisvestingsmaatschappij De Goede Woning naar ontwerp van Lode Wouters, Fons Mostien en Boud Rombouts.
Historiek en situering
In 1974 organiseerde de sociale huisvestingsmaatschappij De Goede Woning een wedstrijd voor de sanering van het gebied tussen de Waaistraat, de Lange Ridderstraat, de Sint-Andriesstraat en de Augustijnenstraat. In de jury zetelden naast vertegenwoordigers van de huisvestingsmaatschappij, de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting, de stad en het hoofdbestuur voor Stedenbouw, ook onder andere Renaat Braem als vertegenwoordiger van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, Jul De Roover als vertegenwoordiger van de architecten en Georges Baines als waarnemer, aangeduid door de deelnemers. Het doel van de wedstrijd werd omschreven als sociale woningbouw die rekening hield met de toekomst van de wijk maar ook met het specifieke karakter van de omgeving.
Een project van Lode Wouters, Fons Mostien en Boud Rombouts werd eind augustus 1974 bekroond met de eerste prijs omwille van de stedenbouwkundige en artistieke kwaliteiten, met name het evenwicht tussen de geslotenheid van het complex en de relatie met de buurt, de ruimtelijke ondersteuning van het monument en de woonindeling. Een ontwerp van Jo Crepain, Tjen Hoeckx en Steven Sals, dat qua inplanting en architecturale vormgeving sterk aansloot bij het winnende project, kreeg de tweede prijs omdat de woonindeling en het straatbeeld minder voldoening schonken. De derde prijs ging naar een project van Groep Archo (H. De Bleser, R. De Ruysser, R. Kimzeke, M. Pluymers, F. Ryckaerts en J. Van Breedam) omwille van "de gevoelige sfeer", ondanks stedenbouwkundige tekorten.
De bedoeling was aanvankelijk dat dit complex in 1977 zou gerealiseerd zijn maar de uitvoering liep ruim vijf jaar vertraging op omwille van discussies binnen de huisvestingsmaatschappij en de schorsing van de bouwvergunning in 1979 (onder andere omdat te weinig parkeerplaatsen waren voorzien en omdat bij de toekenning van de vergunning geen rekening was gehouden met het feit dat het complex binnen het gezichtsveld lag van de als monument beschermde Sint-Andrieskerk). Uiteindelijk werden de 26 appartementen in 1982 opgeleverd. Een behouden historisch huis van hetzelfde bouwblok werd in die periode ook door de maatschappij gerenoveerd tot woning met winkel.
Typering en beschrijving
De Munt is een voorbeeld van de sociale stadsvernieuwingsprojecten die vanaf de tweede helft van de jaren zeventig werden uitgevoerd in Vlaanderen (in het bijzonder in Antwerpen en Brugge). Net zoals bij de naburige maar veel grootschaligere Vleeshuiswijk werd nog steeds overgegaan tot een bijna volledige sanering (afbraak), met inbegrip van een traditioneel diephuis. De bekroonde ontwerpers maakten ook een variant van hun ontwerp waarin een deel van de huizen behouden bleef voor horeca en winkels maar dit voorstel werd niet weerhouden. Enkel de historische woning op de hoek van de Sint-Andriesstraat en de Lange Ridderstraat bleef behouden.
Tegelijkertijd werd het bestaande tracé grotendeels gereconstrueerd. Eén van de vier straten van het bouwblok aan de zijde van de Sint-Andrieskerk (de Waaistraat) bleef wel deels onbebouwd waardoor ruimte ontstond voor een nieuw plein (Pastoor Visschersplein) en een mooi zicht op de Sint-Andrieskerk. Aan dat plein werden kleine privétuintjes voorzien die naar de wens van de bewoners in min of meerdere mate konden opgenomen worden in het gemeenschappelijke terrein. Verder voorzagen de ontwerpers een zandbak en plonsvijver (voor kinderen) en zithoekjes (voor bejaarden). In de Lange Ridderstraat vertoont het complex een gebroken rooilijn en twee overbouwde, smalle doorgangen naar het achterliggende plein wat het beeld oproept van een organisch gegroeid, historisch stedelijk geheel.
De ontwerpers zelf pleitten in een tekst bij hun winnend ontwerp voor kleinschaligheid, voor integratie (zowel qua architectuur als qua bewoners) en voor herkenbaarheid (onder andere door de architecturale vormgeving van het exterieur en de indeling met maisonnettes die de individuele gezinswoning benadert met dag- en nachtgedeelte op verschillende verdiepingen, en een individuele voordeur voor elk appartement).
Het complex omvat in totaal 13 panden. Dat aan de Lange Ridderstraat 21 bestaat uit drie bouwlagen (waardoor het aansluit bij de bewaarde historische woning aan de Sint-Andriesstraat 1) met een gemeenschappelijke fietsenberging op de gelijkvloerse verdieping en erboven een gezinswoning bestaande uit het woongedeelte op de eerste verdieping en het nachtgedeelte (met twee slaapkamers en een badkamer) op de tweede verdieping. De overige twaalf panden bestaan uit vier bouwlagen en zijn opgesplitst in appartementen. Op de gelijkvloerse en tweede verdieping bevinden zich de woongedeeltes wat een maximaal contact met de straten en het plein mogelijk maakt. Op de eerste verdieping zijn er twee slaapkamers en badkamers (telkens één horend bij het gelijkvloerse appartement en één bij het appartement van de tweede verdieping). Alle appartementen op de gelijkvloerse verdieping hebben dus één slaapkamer en waren voornamelijk voor bejaarden bedoeld. Op de derde verdieping bevinden zich een terras en één of twee extra slaapkamers (respectievelijk 3 en 7 keer), horend bij de appartementen op de tweede verdieping. Twee van deze appartementen hebben geen slaapkamers op de derde verdieping. Daar bevindt zich een extra appartement (met twee slaapkamers).
De nadelen van de smalle straten (inkijk en onvoldoende bezonning en uitzicht), hebben de ontwerpers trachten tegen te gaan door het gebruik van smalle vensters, gesloten erkers met glazen dakje en zijkanten die een doorkijk geven in de lengterichting van de straat, en zonnige dakterrassen. Ook het openlaten van een groot deel van de Waaistraat zorgt voor een betere belichting van de woningen. De appartementen op de tweede verdieping (en dat op de derde) worden ontsloten via buitentrappen of traptorens en korte buitengalerijen. Zowel die gemeenschappelijke traptorens als de spiltrappen binnen de individuele wooneenheden verwijzen volgens de ontwerpers naar de historische stedelijke woonarchitectuur.
De gevelarchitectuur sluit volgens de ontwerpers aan bij de zoektocht naar herkenbaarheid en integratie en kan inderdaad bestempeld worden als integratiearchitectuur of invulbouw. Ze wordt gekenmerkt door kleinschaligheid (maximum vier bouwlagen), een traditionele, eenvoudige baksteenbouw (deels ingegeven uit economische noodzaak) en een verticale opdeling in panden, wat het beeld oproept van individuele woonhuizen en nog versterkt wordt door de wisselende hoogtes van de bouwvolumes, de puntgevels en de wisselende dakrichtingen. Omwille van economische redenen is de variatie grotendeels beperkt tot de bovenste bouwlaag wat een gevarieerd silhouet oplevert. De gevelopeningen zijn traditioneel: verticaal met een beperkte breedte, en herleid tot enkele terugkerende types.
Op het Pastoor Visschersplein werd een beeld geplaatst uit de verzameling van het openluchtmuseum voor beeldhouwkunst Middelheim (Meditatie van Raymond Martin uit 1947)
Evaluatie
Dit complex werd binnen de thematische inventarisatie van het sociale woningbouwpatrimonium zeer hoge tot uitzonderlijke erfgoedwaarde toegekend (top van de selectie).
De Munt is één van de eerste en meest geslaagde sociale stadsvernieuwingsprojecten van Vlaanderen en heeft om die reden een uitzonderlijk hoge historische, stedenbouwkundige en architecturale waarde. Het geheel heeft ook een hoge ensemblewaarde, is nog heel herkenbaar en speelt heel mooi in op de naburige, als monument beschermde Sint-Andrieskerk (contextwaarde).
Bepalende erfgoedelementen zijn zowel de stedenbouwkundige inplanting (met open plein aan de zijde van de Sint-Andrieskerk en gesloten straatbeeld met smalle doorgangen en onregelmatige rooilijn aan de Lange Ridderstraat), de (weliswaar beperkte) groenaanleg en de overgangen tussen publieke en private ruimte (met tuinmuren). Wat de architectuur zelf betreft, wordt de erfgoedwaarde ondersteund door de homogeniteit qua schaal, materiaalgebruik en ordonnantie (verticaal) en door de variatie qua silhouet (met puntgevels), dakenlandschap en volumewerking (met onder andere ronde traptorens). Ook het schrijnwerk is belangrijk (bijvoorbeeld de erkers met gesloten voorzijde en beglaasde zij- en bovenkant). Bepalend voor de erfgoedwaarde van dit project is ten slotte ook het type woning (gestapelde maisonnettes), evenals bepaalde elementen van de woninginrichting (met name de spiltrappen en de dakterrassen).
Auteurs: Vandeweghe, Evert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Salvator
Is gerelateerd aan
Traditioneel diephuis
Is deel van
Antwerpen - Stadsuitbreiding tot aan de 16de-eeuwse Spaanse Vesten
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sociale woonwijk De Munt [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302466 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.