De oudste vermelding als Vuicmale dateert van 1107. Andere schrijfwijzen zijn Wimale (1139), Wichmale (1161) en Wyghmale (1364). Nadien is de schrijfwijze vrijwel steeds Wijchmael/Wijchmaal. Deze naam zou afgeleid zijn van het Middelnederlandse woord wijc of “kleine nederzetting” en van mael dat “gemeenschappelijk grondbezit” betekent.
Het dorp ligt op het Kempisch laagplateau aan de Dommel. Het landschap is licht golvend en daalt van het zuiden (70 meter) naar het noorden (50 meter). De bodem bestaat uit droge zandgronden met in de valleien van de Bolissenbeek (waarbij bollis teruggaat op bol-hees, waarvan het eerste deel “week, moerassig” betekent en het tweede deel “kreupelhout, met houtgewas begroeid terrein”) aan de westgrens van het dorp en de Dommel en Kleine Beek aan de oostgrens, lemige zandgrond. In de Bolissenbeek mondt de Hoevewijerloop uit, in de Kleine Beek de Houterstraatloop. De Begijnenvijvers ten zuidwesten vormen de kern van het bosrijke wandelgebied, gelegen in de vallei van de Bolissenbeek. Deze visvijvers behoorden in de middeleeuwen toe aan de kloosterzusters van het Peerse Agnetendal. Hier ligt ook het arboretum van Wijchmaal, in feite de erfenis van een voormalig vanaf 1907 aangelegd proefbos. Toen André Dumont circa 1900 in de Limburgse Kempen steenkool ontdekte, drong zich bij de ontginning hiervan al vlug ook de vraag naar geschikt mijnhout op. Zo was men onder meer op zoek naar rechte en sterke stammen om de mijngangen en -zalen te onderstutten. De meeste van deze proefbossen zijn verdwenen. Dat van Wijchmaal bleef bewaard en is bovendien het meest complete. Tot aan het einde van de 18de eeuw strekte zich ten zuiden van de dorpskom een immens grote heidevlakte uit, op de Ferrariskaart (1771-77) met Bruyere de Weechmael aangeduid. Al is er nu van dit landschappelijk element geen spoor meer, toch staan er op de huidige topografische kaart meerdere toponiemen die naar het vroegere heidelandschap verwijzen, zoals Begijnenvijversheide. De uitgestrekte gemeentelijke heidegronden (418 hectare in 1847) werden grotendeels in de tweede helft van de 19de eeuw en bij het begin van de 20ste eeuw bebost.
Wijchmaal telt volgende gehuchten, die thans niet meer als zodanig herkenbaar zijn: De Blijlever in het uiterste noorden, afgeleid van Blij(de)leven, bijnaam voor een opgewekt en levenslustig mens, Ticheloven, ten noorden van het dorpscentrum, een kleine nederzetting, genoemd naar de vroeger aldaar veel voorkomende steen- of tichelovens, veldovens waarin tichelstenen werden gebakken, Hoenrik, ten zuiden van dit centrum, hetgeen etymologisch op een hoek duidt, namelijk een nederzetting gelegen in een (uit)hoek van de gemeente, Dijk, ten oosten, Heiken, ten westen, en Houterstraat, ten zuiden van de Peerderbaan, genoemd naar de eertijds dominerende loofbosbegroeiing en één van de talrijke voorbeelden van een Kempische straatnederzetting, zodat het niet verwonderlijk is dat de jongere naam Houterstraat is, waarbij van Hout een adjectivische -er-afleiding werd gevormd.
In 1896 werd een bronstijdgrafheuvel met ringwal, zogenaamd “Heksenberg”, onderzocht, gelegen nabij de Houte(re)straat. Men trof een urne aan. In de nabije omgeving lag een klein heuveltje, waarin alleen houtskool werd gevonden. In 1913 werd een voorromeinse grafheuvel geëxploreerd, waarbij een ring en enkele stukjes brons werden verzameld. Circa 1900 werden stukken van Romeins aardewerk aangetroffen. In 1961 werden een drietal Romeinse incineratiegraven gevonden nabij de boerderij De Kleine Blijlever, aan de Kenensdijk. Men trof er een vijftiental stukken vaatwerk aan, waaronder een deukbeker, daterend van eind 2de- begin 3de eeuw. De antieke weg Tongeren-Vliermaal loopt over het grondgebied naar het noorden.
Wijchmaal hoorde reeds in 11de eeuw tot het domein van de abdij van Sint-Truiden. Later kwam het grotendeels in handen van de graven van Loon en van de Luikse Bisschoppelijke Tafel. Deze bezat ook de heerlijke rechten.
Het dorp had zijn eigen schepenbank, ressorterend onder het ambt of drossaardschap Pelt-Grevenbroek. Behalve de schout telde een schepenbank gewoonlijk zeven schepenen, een secretaris en een gerechtsbode. De Wijchmaalse schepenen waren vrij welgestelde landbouwers. De gerechtsbode was in Wijchmaal ook veld- of gemeentebode. De lokale schepenbank ressorteerde juridisch onder het oppergerecht van Vliermaal.
Het dorp was tot aan de Franse Revolutie een afzonderlijke Loonse gemeente en werd jaarlijks bestuurd door twee burgemeesters, een moderne of afgaande en een aankomende burgemeester. Tot eind 18de eeuw werden de burgemeesters geassisteerd door schatzetters of -heffers, meestal vier in aantal, die de gemeentebelastingen moesten innen.
In 1883 waren er in het dorp drie jaarmarkten.
In de woelige periode van de 17de eeuw stond de eigen schutterij paraat. De reglementsvernieuwing vond plaats op 9 juli 1764. De schutterij is weliswaar folklore geworden, maar bestaat nog steeds. Wijchmaal telde ook twee schansen, namelijk de omstreeks 1600 aangelegde, vooreerst in 1616 vermelde Houterschans, voor de buurtschap Hout, en de een eerste maal in 1844 vermelde Tichelhovense schans, voor de buurtschappen Hoenrik en Tichelhoven. Beide verdedigingswerken zijn cartografisch betuigd. Op de Ferrariskaart (1771-77) is eerstgenoemde aangeduid als een rechthoekig omgracht geheel bestaande uit vier losstaande elementen, waarbij het water werd geleverd door de nabije Kleine Beek en waarvan in de Atlas van de Buurtwegen (1845) en op de huidige kadasterkaart enkel de omgrachting is overgebleven. De Houterschans had een oppervlakte van 45 are 10 centiare. en werd vanaf eind 18de eeuw verhuurd, schanshuis, weide en wal afzonderlijk. De Tichelhovense schans komt op de Ferrariskaart voor als een dito omgracht complex bestaande uit twee losstaande elementen, in genoemde atlas gereduceerd tot de omgrachting, waarvan thans elk relict is verdwenen door de aanleg van de spoorweg Hasselt-Eindhoven. In 1836 werd deze schans verhuurd aan Matthies Moons. Voor de ingezeten van Wijchmaal-Dorp was er bij gevaar nog altijd de parochiekerk om zich in te verschansen.
Het lager onderwijs evolueerde van een aanvankelijk gemengde éénmansschool naar een volledig uitgebouwde jongens-, meisjes- en kleuterschool. In 1616 was er al een school op de Houterschans. Wijchmaal bezat echter in de 17de en 18de eeuw geen schoolgebouw. De gemeente huurde meestal een ruimte in een herberg. Onder kapelaan Petrus Daniëls werd in 1772 een nieuwe kapelanie opgetrokken, vermoedelijk met een lokaaltje dat als klaslokaal fungeerde. In 1859 werd besloten de veel te kleine school bij het kerkhof, die in 1832 was opgetrokken en in 1840 grondig werd hersteld, door een nieuwe te vervangen. Daarop, in 1861, bouwde provinciaal onderarchitect Herman Jaminé (Hasselt) een in 1976 afgebroken school voor jongens en meisjes in de dorpskom, ruim opgetrokken in brikken met pannendak, evenals de aanpalende onderwijzerswoning, die weliswaar werd gebruikt als gemeentehuis, raadhuis, secretariaat en als noodlokaal voor de twee lagere klassen. Tijdens de schoolstrijd (1879-84) werd in 1880 een katholieke school op de Hoenrik opgericht in de huidige Steenovenstraat (numer 16), die in 1888 werd omgebouwd tot woning. De gemeenteschool, die geen enkele leerling telde, werd na de schoolstrijd afgeschaft en de katholieke school werd aangenomen. Door toename van het aantal leerlingen werd in 1902 de oprichting van een meisjesschool aangekondigd. Die kwam er in 1913 in de huidige Sint-Elisabethlaan. Enkele zusters van de Heilige Vincentius a Paolo kwamen dat jaar van Deinze naar Wijchmaal om er onderwijs te geven. In 1922 begon men het klooster te bouwen. Later volgde uitbreiding. Het aanvankelijke gesticht voor arme kinderen werd later het huidige Medisch Pedagogisch Instituut Sint-Elisabeth, een belangrijke werkgever in het noorden van de provincie. De jongensschool werd in 1929 uitgebreid naar ontwerp van architect K. Gessler (Maaseik), alsook een tweede maal in 1959 en een derde maal in 1961-62 naar ontwerp van architect Th. Kenis. Door de fusie in 1977 werden de klassen opnieuw gemengd en fusioneerden de inrichtende machten tot één schoolcomité. Sindsdien heet de lagere school "Gesubsidieerde Vrije Gemengde Basisschool". In 1983-84 werd een volledig nieuw scholencomplex opgetrokken, naar ontwerp van architect F. Van Oostveldt (Peer).
Door het oorlogsrumoer in de 16de en 17de eeuw hadden de inwoners voortdurend last van doortrekkende legers: Hollanders (1587, 1619, 1639), Lorreinen (1648-54), Spanjaarden (1675), Fransen (1693), gealllieerden onder leiding van Marlborough enzovoort. Op 19 en 20 oktober 1643 passeerde het leger van de prins van Oranje, hetgeen aanzienlijke schade opleverde. Door toedoen van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) werd de eerste Wijchmaalse pastorie niet in het dorp bij de kerk gebouwd, maar op hoger genoemde Houterschans en wel in het jaar 1630-31. In 1831 of 1832 werd het schanshuis, de roegere pastorie, afgebroken. Ook tijdens de Hollandse Oorlog (1672-78) werd er veel schade geleden, waardoor het aantal schatheffingen steeg. Door de slechte levensomstandigheden daalde het inwonersaantal merkelijk in de tweede helft van de 17de eeuw. Ook in de jaren 1701-13 en 1793 had Wijchmaal fel te lijden van zware opeisingen en verwoestingen door ingekwartierde en doortrekkende legereenheden. Zoals in vrijwel alle Kempische gemeenten, ging ook het gemeentebestuur van Wijchmaal eind 18de eeuw over tot de eerste dennenaanplanting op gemeentelijke grond. Op 31 mei 1942 crashte na een vuurgevecht met een Duitse nachtjager te Wijchmaal een Vickers Wellington met vijf bemanningsleden. Ze werden voorlopig te Brustem (Sint-Truiden) begraven en na de Tweede Wereldoorlog op het militaire kerkhof van Heverlee bijgezet. Tijdens deze oorlog stortte tevens een Engels bombardementsvliegtuig neer boven de Houtestraat.
Wijchmaal had al in 11de eeuw een eigen kerk, toegewijd aan Sint-Trudo en behorend tot het domein van de abt van Sint-Truiden, doch als kapel afhankelijk van de parochiekerk van Peer. Abt Adelardus II van Sint-Truiden (1055-82) liet dit bedehuis bouwen, of meer waarschijnlijk een al bestaand gebouw restaureren. Het was een quarta capella of kwartkapel. De parochie behoorde tot het bisdom Luik, viel onder het aartsdiakonaat van de Kempen en tot 1559 onder het concilie of dekenaat Woensel; na 1559 onder het dekenaat Beringen en na de Franse Revolutie onder het dekenaat Peer. Tot eind 18de eeuw kwam het tiend- en patronaatsrecht toe aan de abt van Sint-Truiden. Na een conflict tussen Peer en Wijchmaal over de betaling van herstellingswerken aan de kerktoren van Peer, kreeg het dorp op 19 november 1608 voor het eerst parochiale rechten. Vóór die datum was er geen residerende pastoor in Wijchmaal. De kerk werd aanvankelijk bediend door een kapelaan van Peer. Op 12 juli 1611 benoemde vicaris-generaal Johannes de Chapeauville J.B. Gelis tot eerste pastoor van Wijchmaal, en niet tot vicaris of kapelaan, zoals de pastoor van Peer graag had gewild. In 1649 is er voor het eerst sprake van een kapelaan. De moeilijke afscheiding van Peer zindert nog na tot in de 19de eeuw. Het is kenschetsend dat onder Napoleon, na het concordaat, toen er in 1806 een plan voor de reorganisatie van de parochies werd opgevat, Wijchmaal niet voor cure of succursale, maar slechts als chapelle in aanmerking kwam. De parochie ressorteerde sindsdien weer onder Peer zoals vóór 1608, hetgeen de Bestendige Deputatie op 10 mei 1837 evenwel ongedaan maakte. Op 3 januari 1843 werd Wijchmaal echter, bij een beslissing van de bisschop van Luik, toch onder de succursales, de hulpparochies, gerangschikt.
De belangrijkste invalsweg is de westoost-as Stationsstraat en Peerderbaan, die Hechtel met Peer verbindt en de gemeente in tweeën snijdt. Deze in 1845-46 aangelegde steenweg, nog niet aangeduid op de Ferrariskaart (1771-77), wordt in de Atlas van de Buurtwegen (1845) Route de Hechtel à Peer genoemd. De oudere, meer bochtige verbinding tussen Hechtel, Eksel en Peer wordt gevormd door de as die loopt over de Sint-Trudostraat en de Dijkerstraat. Tijdens de gemeenteraad van 15 mei 1864 onder leiding van burgemeester Mathieu Moons werd toelating gevraagd en verleend om op Wijchmaals grondgebied een spoorlijn aan te leggen. Eén voorwaarde werd hieraan gekoppeld: de spoorlijn mocht het dorp niet doormidden snijden, want dit zou nadelig zijn voor de landbouw. In ruil daarvoor mocht de spoorwegmaatschappij gratis aanspraak maken op onbebouwde en onbeplante gemeentegronden. Door de aanleg van de spoorlijn Hasselt-Eindhoven in 1865-66 en door de ingebruikname van de tramlijn Maaseik-Bree-Peer-Hechtel-Leopoldsburg in 1888-90, gelegen naast het tracé van de bestaande rijksweg en pas in 1948 door autobussen vervangen, werd de gemeente een belangrijk verkeersknooppunt. In afwachting van de buurtspoorweg passeerde in Wijchmaal tweemaal per dag de postkoets. Door de toename van het verkeer ontstonden er rond het eerste plaatselijke station in de huidige Spoorwegstraat een aantal hotels, kosthuizen, cafés en winkels, een actief centrum met een nieuwe bevolking, die hoofdzakelijk uit andere dorpen kwam. Dit eerste station, type Luik-Limburg II, deed dienst tot in 1913 en werd in 1942 afgebroken. Het enige overblijfsel ter plekke is de waterput die fungeerde om de stoomlocomotieven van het nodige water te voorzien. Het in 1975 afgebroken tweede station, langs de baan Hechtel-Peer, het zogenaamde "Stationstype 1895", werd in 1913 in gebruik genomen. Voor de kanonnen van het kamp van Beverlo was er zelfs een speciale los- en laadkade. Vanaf 1953 zorgden de autobussen voor concurrentie. De laatste reizigerstrein in Wijchmaal reed in 1958. Op 12 januari 1976 werd het derde, veel kleinere station, gelegen tussen de spoorweg en de Acacialaan, in gebruik genomen. Het heeft sinds 1980 geen transportfunctie meer. Op de geasfalteerde spoorbedding ligt thans een recreatief fiets- en wandelpad. Wijchmaal is een straatdorp, met een lineaire bebouwing, die in de loop der tijd werd verdicht. Tot de jaren 1960 situeerde de woonuitbreiding zich vooral tussen de oude dorpskom en de recentere stationswijk. De sterke demografische groei tijdens de tweede helft van de 20ste eeuw is vooral toe te schrijven aan de creatie van nieuwe woonwijken ten oosten van de kerk (Hoog-, Kerk-, Monnis- en Padveld, alsook Sportlaan) en ten westen van de voormalige spoorlijn Hasselt-Eindhoven. Hier werd het Tichelovensheike verkaveld tot een woonzone met de Barreelstraat, de Kersenlaan, de Acacialaan en de Lijsterbessenlaan. Nieuwbouw komt verder onder meer voor aan de Sint-Hubertusstraat en Eggebekstraat, alsook aan de Langegrachtweg.
Wijchmaal was van oudsher een kleine, landelijke, dunbevolkte arme landbouwersgemeente met centraal gelegen dorpskern. Blijkens de onder het Franse bewind gehouden volkstelling woonden er in 1796 twee pottenbakkers te Wijchmaal, namelijk Gerard Dullinghs en Jan Desair of Desaer. In 1844 staat Antoon Moors als pottenbakker vermeld. In de 19de eeuw waren er ook enkele kleinschalige privé-ondernemingen op de Hoenrik: steen-, pannen- en pottenbakkerij, uitgebaat door de families Bertho, hoger genoemde Desair, Gabriëls en Vroom. Na 1850 werd de gemeentelijke heide geleidelijk verkocht en ontgonnen. Toch beschikte de gemeente rond 1900 nog over vele braakliggende gronden, onder meer het Tichelovensheike en de Grote heide in het zuiden. Deze heidegronden werden in stand gehouden door begrazing van schapen en door het afplaggen. In 1889 en later werden door de gemeente op een deel van deze gronden aanplantingen gedaan van dennen- en loofbomen. Aanvankelijk een kleine gemeente met een beperkt aantal inwoners, 378 in 1849, kende Wijchmaal na 1865 een echte bevolkingsexplosie met 653 inwoners in 1900. Oorzaken zijn de aanleg van de spoorweg, de vestiging van een station en de tabaksindustrie. In 1832 werd door de Valkenswaardse cigarier Jan Hoefnagels een sigarenfabriek te Peer opgericht, die in 1865 door zijn neef Jan-Hendrik Timmermans werd overgenomen en naar Wijchmaal overgebracht. In 1867 bouwden de heren Timmermans en Ra(e)ymakers, een vermoedelijke geldschieter, derhalve een dito fabriek bij het station van Wijchmaal, die een veertigtal arbeiders tewerkstelde. Jan-Hendrik Timmermans vestigde zich in het mooie herenhuis dat hij naast het bedrijf had laten oprichten. Petrus Gommarus Liekens, echtgenoot van Pauline Hoefnagels, waarschijnlijk de dochter van de stichter, liet zich in 1872 in Wijchmaal inschrijven en nam de fabriek over. De familie Liekens leidde het sigarenbedrijf Hoefnagels & Zonen met zestig arbeiders tot aan zijn verdwijnen kort na de Tweede Wereldoorlog. In 1934 vertrok de sigarenfabrikant Henri Geurts uit Eksel en nam de in 1900 door de heer Croymans, de reiziger van de Valkenswaardse cigarier Jan Hoefnagels, opgerichte fabriek J. Croymans & Co. in Wijchmaal over. Deze zaak, waar ooit 65 mensen tewerkgesteld waren, sloot definitief in 1947, terwijl de fabrieksgebouwen in de Stationsstraat in 1958 werden gesloopt. De laatste Wijchmaalse cigarier was de Nederlander Bots, actief circa 1913. Deze belangrijke nijverheid verdween dus totaal kort na de Tweede Wereldoorlog, onder meer omwille van de concurrentie vanuit Nederland, de hogere taksen en de opkomst van de mijnen. Het teloorgaan van de eertijds zo bloeiende sigarennijverheid en in een later stadium de afname van het belang van het spoorwegstation resulteerden in een gestage inkrimping van handel en hotelwezen. Dat verhinderde niet dat de bevolking bleef toenemen, onder meer dank zij sociale verkavelingen. In de jaren 1960 was niettemin 63 procent van de beroepsbevolking genoodzaakt te pendelen, vooral naar het Nederlandse grensgebied en de Genkse industriezone. De reconversie naar aanleiding van de sluiting van de Limburse steenkoolmijnen resulteerde ook in Wijchmaal in de oprichting van een industriezone ten zuiden van de Peerderbaan. Door de aanwezigheid van bos- en natuurgebieden, vijvers en een arboretum wordt Wijchmaal vaak bezocht door eendagstoeristen. Voor heel wat diensten is het dorp afgestemd op het 3 kilometer verder gelegen regionaal centrum Peer.
Oppervlakte: 1192 hectare; aantal inwoners (01-01-1996): 2.718.
Bron: PAUWELS D. 2005: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Maaseik, Kanton Peer, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 19n3, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Pauwels, Dirk
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Achtzalighedenstraat
Omvat
Alleenstaand hoekhuis
Omvat
Bovenstestraat
Omvat
Dijkerstraat
Omvat
Moorshoeve
Omvat
Pastorijhoeve
Omvat
Sint Elisabethlaan
Omvat
Sint Trudostraat
Omvat
Spoorwegstraat
Omvat
Stationsstraat
Omvat
Tichelovenstraat
Omvat
Tielensweg
Omvat
Torenhoeve
Is deel van
Peer
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Wijchmaal [online], https://id.erfgoed.net/themas/14675 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.