Het begijnhof van Lier is een typisch voorbeeld van een stratenbegijnhof met 162 huizen verspreid over elf straten in dambordpatroon. Het begijnhof ontstond in de 13de eeuw, maar de meeste huizen dateren uit de 17de en het begin van de 18de eeuw.
Historiek
Volgens historische bronnen schonken circa 1200 drie zusters hun erfenis, gelegen ter plaatse van het huidige begijnhof, om een woonplaats voor geestelijke dochters te stichten. Het zogenaamd ’curtis Sancte Margarete’ is ontstaan in 1258 als eerste geestelijke instelling van de stad en groeide geleidelijk uit tot begijnhof. In 1259 werd de plaats verheven tot autonome parochie. De stichting stond onder bescherming van hertogin Aleidis, gemalin van Hendrik III, hertog van Brabant (1248-1261). Zij schonk onder meer een vleugel van een aldaar gelegen hertogelijk jachtverblijf, dat werd ingericht tot bidplaats, die in 1259 werd verheven tot parochiekerk. Bij akte van 1264 werd de zelfstandigheid van het begijnhof bevestigd. Naarmate het aantal begijnen toenam ontstonden sociale instellingen, onder meer een infirmerie voor zieke begijnen en een Heilige Geesttafel, gelegen op de hoek van de Symforosastraat en Martinushoek. Circa 1400 omvatte het hof onder meer een centraal gelegen kerk, een infirmerie of godshuis en drie conventen, waar verscheidene begijnen samenwoonden, namelijk ‘Canterhuse’, ‘’t Groethuse’ en ‘’t Woemelgheemshuse’.
Het begijnhof, oorspronkelijk buiten de stadsomwalling gelegen, werd bij de stadsuitbreiding van 1389-1430 geïntegreerd binnen de muren, en was begrensd door de huidige Wezenstraat in het noorden, de Grachtkant in het oosten, Bodegemstraat en Martinushoek ten zuiden en Symforosastraat in het westen.
De Sint-Margaretastraat, vroeger de zogenaamd ‘Rechtestraat’ en tevens de oudste straat, halveerde het oorspronkelijke hof en was toegankelijk via de ‘Oude Rode Poort’ (tussen de oude infirmerie en het begijnenhuis De Gestolen Live Vrouw). Ze eindigde bij een open, onbebouwde plaats voorbij de Martinushoek en Bodegemstraat. Destijds was er nog geen aaneengesloten lintbebouwing. Enkele wegeltjes, haaks op de Sint-Margaretastraat leidden van de Rechtestraat naar de Begijnhofgracht (huidige Grachtkant) voor het wassen en/of bleken van wol en linnen, onder meer Pompstraat, Hemdsmouwken en Bodegemstraat.
Er volgde een geleidelijke ontwikkeling en uitbreiding aan vier zijden. De eerste uitbreiding geschiedde in de 14de eeuw door aanleg van de Nieuwstraat (huidige Symforosastraat). De open ruimte, begrensd door de Vest, Martinushoek en Bodegemstraat, werd na het graven van de Begijnenvest (1424-1427) aan het reeds bebouwde begijnhofdomein toegevoegd. De bouw van een nieuwe kerk vond plaats in de periode 1663-1664, vermits de vroegere bidplaats te klein en te bouwvallig was geworden. De kerk werd ingewijd in 1667 en de kerkgevel en toren werden voltooid in 1765-1767. In 1685 werd de hofstede ter plaatse van de Wezenstraat en de Kalvarieberg aangekocht. Uit deze periode dateren eveneens de begijnhofpoort, de nieuwe pastorie en het Portieressenhuis. De laatste uitbreiding vond plaats in 1721-1726 door het bebouwen van de linker zijde van de Grachtkant, de oorspronkelijke was- en bleekplaats, die door het verval van de lakennijverheid overbodig geworden waren. Het begijnhof kende haar hoogtepunt in de 17de en 18de eeuw.
Het begijnhof werd verscheidene malen door brand geteisterd, onder andere op 21 mei 1485, toen het huis van de Heilige Geesttafel en meer dan de helft van de huizen vernield werden en op 11 maart 1526 brandde de 13de-eeuwse infirmerie af, samen met enkele huizen. In 1542 vond brandstichting en plundering plaats door de troepen van Maarten Van Rossum. Ook tijdens de godsdiensttroebelen werd het patrimonium nog enkele malen beschadigd, onder meer circa 1580 werd de kerk leeggeroofd door de Geuzen en de klokken weggehaald. Tijdens de Franse Revolutie werden het begijnhof en de kerk aangeslagen en verkocht. De begijnen stonden toen genoteerd als ex-religieuzen, pas in 1814 kregen ze toestemming om terug het geestelijke habijt te dragen. Door het concordaat van 1801 werden de meeste huizen, waaronder de infirmerie, eigendom van de burgerlijke godshuizen. De kerk werd erkend als hulpparochiekerk.
Beschrijving
Het huidige begijnhof is een miniatuurstadje op een min of meer rechthoekige plattegrond met een grootte van circa 2 hectare en is omgeven door bakstenen muren, vroeger witgekalkt op gepikte plint, voorzien van vier toegangspoorten (twee in de Wezenstraat, één in de Sint-Margaretastraat en één in de Grachtkant), die elke avond om 21 uur gesloten werden. Het is een typisch straatbegijnhof met 162 huizen verspreid over elf straten in grosso modo dambordschema, met drie hoofdstraten parallel met de Begijnhofstraat en smallere dwarsstraten. Ieder huisje draagt de naam van een heilige of symbool, veelal daterend uit begin 18de eeuw. Het algemeen schema vertoont smalle gekasseide straten met ongeveer een centraal gelegen kerk, een infirmerie en het ‘Nieuw Convent’. Het globaal uitzicht bleef grotendeels behouden. De meeste woningen klimmen op tot de 17de en begin 18de eeuw.
De woningen zijn opgetrokken in een overwegend sobere, heterogene baksteenarchitectuur met sporadisch gebruik van zandsteen. Het zijn voornamelijk breed- of diephuizen met witgekalkte geveltjes van één tot twee bouwlagen met karakteristieke rondboogdeurtjes en voortuintjes. Door talrijke aanpassingen voornamelijk in de loop van de 19de eeuw, is de oorspronkelijke toestand echter moeilijk te achterhalen. De Grachtkant is een typisch voorbeeld van traditionele bak- en zandsteenarchitectuur uit de eerste helft van de 18de eeuw.
Verspreid over het hof bevindt zich een kruisweg geschilderd op hout uit circa 1890-1920, die werd gerestaureerd in 1949 door B. Janssens en opnieuw gerestaureerd in 1986-1987.
Bibliografie
- BIERMANS K. 1948: Het begijnhof te Lier, Kunsthistorische studie, Antwerpen.
- CEULEMANS L. 1980: Wandeling door Lier, Lier, 24-33.
- JANSSENS B. 1917: Het begijnhof van Lier, Vlaamsch Leven 2.2, s.l., 234-237.
- MORTELMANS J. 1974: Het Lierse begijnhof, Lier.