is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Heilig Grafinstituut
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Heilig Grafinstituut: Maelsloth
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Heilig Grafinstituut: neogotische gebouwen
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Heilig Grafinstituut: Sint-Rochushuis
Deze bescherming is geldig sinds
Eertijds minderbroederklooster. Achter het straatblok ingeplant klooster- en schoolcomplex, ten oosten begrensd door de Patersstraat, ten zuiden door de Baron F. du Fourstraat, ten westen door de Nijverheidstraat en ten noorden door de Lindekensstraat.
Het zogenaamde "Patersplein", aan oostzijde met achterin gelegen poortgebouw, aan noord- en zuidzijde met respectievelijk het zogenaamde "Maelsloth" en het "Sint-Rochushuis"; achter het poortgebouw groot binnenhof, opgedeeld in het zogenaamde "voorhof" en de lager gelegen zogenaamde "rode koer", omgeven door school- of kloostervleugels, aan de noordzijde deels door de kerk; achter het kerkkoor gelegen tweede binnenhof, het zogenaamde "pandhof", tevens omsloten door vier kloostervleugels.
Met uitzondering van het Maelsloth en enkele 19de-eeuwse volumes of sporen, bestaat het oudste gedeelte uit de neogotische school- en kloostergebouwen uit het eerste kwart van de 20ste eeuw. Overige volumes zijn weinig noemenswaardige, recentere school-, klooster- en nutsgebouwen, gegroepeerd rondom binnenhofjes onder meer het "gastenhofje" ten Noorden van de kerk, of koeren onder meer de "kiekenkoer" met schoolvleugels, palend aan de Baron F. du Fourstraat.
Op initiatief van de kanunnikessen van Hasselt in 1662 stichting van een Heilig Grafpriorij te Turnhout met internaat en dagschool in een huurhuis op de hoek van de Baron F. du Fourstraat/Grote Markt; wegens plaatsgebrek voor klooster en school in 1663 verhuis naar het zogenaamde "huis metten toren" (zie Begijnenstraat nummer 28); in 1668 naar een huis aan de westkant van de Herentalsstraat waar in 1673 een groter pand aan de oostzijde betrokken wordt; in 1680 een onafhankelijke priorij met daaropvolgende bouwactiviteiten; in 1798 eigendom van de Heilige Graforde in de Herentalsstraat in beslag genomen en gesloten; begin 19de eeuw de school en nadien ook het internaat opnieuw geopend in respectievelijk de Gasthuis- en de Begijnenstraat; in 1822 opnieuw officiële erkenning van de kloostergemeenschap.
In 1825 aankoop van het vervallen minderbroederklooster met tuin in de Patersstraat; de sterk aangroeiende schoolbevolking in de loop der 19de eeuw noodzaakte tot uitbreiding van eigendom met aanpalende gronden in noordelijke en zuidelijke richting en van het gebouwencomplex onder meer naar ontwerp van E.L. Gife; in 1846 aankoop van de kerk en het Patersplein, eerstgenoemde sinds 1810 in gebruik als vleeshal; in het eerste kwart van de 20ste eeuw verbouwen en uitbreiden van de 19de-eeuwse kloostergebouwen in een neogotische trant naar ontwerp van J. Taeymans.
Deze uitbreidingen, verbouwingen en herstellingen in neostijlen of een banale architectuur worden in de 20ste eeuw tot op vandaag voortgezet: het aankopen van oude panden onder meer het Sint-Rochushuis in 1941, het Maelsloth in 1977, van percelen onder meer gronden met 19de-eeuwse bedrijfsgebouwen van de voormalige Brepolsfabriek (zie het merendeel van de Hoge Schoolgebouwen, de nieuwe sporthal op hoek Baron F. du Fourstraat/Nijverheidsstraat); het verbouwen van bestaande gebouwen onder meer door toevoegen van verdieping; het herstellen van schade onder meer naar aanleiding van branden in 1962 en 1997.
Rechthoekig gekasseid voorplein. Centraal geplaatst monument ter ere van schrijver Renier Snieders (1812-1888), ingehuldigd in 1930, naar ontwerp van architect A. De Mol (Antwerpen) en beeldhouwer A. Strijmans (Turnhout) (zie inscriptie): bronzen zitfiguur op arduinen sokkel met dito ommanteling; aanpalend perk met struiken; omheind met decoratief ijzeren hekwerk.
Classicistisch dubbelhuis van zeven/twee traveeën en twee bouwlagen onder ingebogen schilddak (nok parallel aan het Patersplein, leien) met zware schoorstenen, opklimmend tot de 18de eeuw, mogelijk met oudere kern; in de loop der tijd aanpassingen en verbouwingen namelijk oorspronkelijk vermoedelijk vijf traveeën breed (zie plaatsing schoorstenen en bouwnaden) en enkel georiënteerd naar het plein, recentere uitbouwen onder plat dak, en zo meer. Oudst gekende vermelding klimt op tot 1684; vanaf 1729 woning van de geestelijke moeder van de minderbroeders; circa het vierde kwart van de 18de eeuw verkocht als nationaal goed; verschillende opeenvolgende eigenaars na 1830 onder meer Dhr. Bauweraerts, burgemeester te Turnhout.
Beschilderde, bakstenen lijstgevel op dito arduinen plint; bepleisterde, kwartholle daklijst. Segmentboogvensters met gevarieerd 19de-eeuws houtwerk en verkleinende ordonnantie, beluikt aan pleinzijde; dito deur in geriemde omlijsting. Aanpalende afsluitingsmuur.
Interieur sterk aangepast. Houten trap met trapleuning eindigend op drakenkop rond trappaal; in achtergevel ovale oculus met gekleurd glas in lood.
Herenhuis met dubbelhuisopstand van vijf/zes traveeën en drie bouwlagen, gebouwd circa 1911 naar ontwerp van A. Vander Heyden, in neorococostijl, in opdracht van notaris A. Versteylen-Mennen, zie initialen "V" en "M" in ijzerwerk van zij-ingang.
Gecementeerde en beschilderde lijstgevel met schijnvoegen op arduinen plint; puilijst; paneeldecoratie; kordonvormende lijsten; houten kroonlijst. Risalietvormend middentravee met driezijdige erker, uitgewerkt met decoratieve waaier; als imitatiebossage uitgewerkte hoeken onder tandlijst onder meer uitgespaarde hoek met driekwartzuiltje en Sint-Rochusbeeld naar ontwerp van A. Moermans uit circa 1887. Segmentboogvensters in geriemde omlijsting voorzien van sleutel met trapezium- en/of palmetmotief, arduinen dorpels; ovale oculi en getraliede vensters in zijgevel; rondbogige vleugeldeur met waaier van decoratief ijzerwerk in geriemde omlijsting, bekroond door cartouche met guirlandes.
Rechthoekige zijdeur onder segmentbogig bovenlicht met glas en ijzerwerk; monumentaal rondboogvenster in sobere achtergevel. Oorspronkelijk mansardedak met rondbogige dakkapellen circa het vierde kwart van de 20ste eeuw vervangen door ordinaire derde bouwlaag onder plat dak.
Deels bewaard interieur met elementen ontleend aan het classicisme en het rococo. Traphal met mozaïekvloer, marmeren lambrisering, wanden uitgewerkt als imitatiebossage, monumentale vleugeldeuren en houten bordestrap met gescuplteerde trappaal. Enfilade van woonvertrekken, gescheiden door Korintische, gegroefde zuilen en een decoratieve vleugeldeur; parket met meandermotief; typisch stucplafond met lijstwerk, rozetten, cartouches met guirlandes, en zo meer; marmeren schouwen onder meer met houten schouwboezem met ingewerkt(e) spiegel en schilderij.
Het voorhof, omgeven door drie vleugels in U-vorm, gaat in grondplan en ligging terug op het volledig omsloten pandhofje van het vroegere minderbroedersklooster. Noordvleugel circa 1894 gebouwd tegen de voormalige minderbroederskerk, toen doorlopend langs de rode koer. Zuidvleugel van de rode koer gebouwd circa 1909. Het voormalig poortgebouw uit circa midden 19de eeuw naar ontwerp van E.L. Gife in 1912-1914 naar ontwerp van J. Taeymans verbouwd in neogotische stijl.
Het gelijkaardig uitzicht van de zuid- en westvleugel op het voorhof dateert van circa 1920-1921: reeds in 1898 vernieuwen van de oude zuidvleugel; circa 1920 naar ontwerp van J. Taeymans bouw van een nieuwe westvleugel, tegelijkertijd zuidvleugel met één bouwlaag opgetrokken en aangepast in dezelfde stijl. In deze periode de oostelijke kloostervleugel afgebroken, eertijds de scheiding tussen het voorhof en de rode koer, zie het niveauverschil.
Pandhof, omgeven door kloostercomplex, ontworpen volgens de plannen van de Heilig Grafpriorij te Visé. Oostelijke, zuidelijke, en twee traveeën van de westzijde, samen met de oostvleugel van de rode koer, opgetrokken circa 1922 naar ontwerp van J. Taeymans, in dezelfde neogotische trant. Noordvleugel in gelijkaardige stijl en drie uiterst rechter traveeën van de westvleugel, samen met aanleunend gastkwartier in een zware bouwstijl geïnspireerd op de neo-Vlaamse renaissance, gebouwd eind de jaren 1940 naar ontwerp van J. Ritzen.
De resterende vijf traveeën van de westvleugel onder plat dak, tegelijkertijd met de kerk voltooid in 1957-1958 naar ontwerp van R. Van Steenbergen. "Kerk van de Verrezen Christus", gebouwd ter vervanging van de voormalige minderbroederskerk. Laatstgenoemde klimt op tot 1667; in vervallen toestand aangekocht in 1846; in 1847 herstellings- en verbouwingswerken naar ontwerp van E.L. Gife; deze kerk was dichter gelegen bij de Patersstraat en liep tot ongeveer het einde van de noordvleugel op het voorhof, zie nog oude koorgevel die de noordgevel vormt van het huidig kerkschip.
Noordgevel van voorhof met bakstenen lijstgevel onder mansardedak met houten dakkapellen onder fronton; dak recent beschadigd door brand (1997). Korf- en segmentbogige muuropeningen, eerstgenoemde in dito blinde arcade, laatstgenoemde met dito waterlijst. Op de begane grond zogenaamde "bloemengang" met spreekkamers, overwelfd met bepleisterde en beschilderde kruisgewelven en gordelbogen op Korintische halfpilasters.
Neogotische klooster- en schoolvleugels: verankerde bak- en zandsteenbouw van twee, drie tot vier bouwlagen onder zadeldaken (nok parallel aan de straat, leien) met (recentere) dakkapelletjes of dakvensters; verwerking van zandsteen in deuromlijstingen, stijlen en dorpels, afzaten van plint, waterlijsten, kraagstenen, aandaken, hoek- en negblokken, dekstenen, decoratieve elementen onder meer neogotisch maaswerk, kruisbloemen, kruisen; verwerking van gele of verglaasde baksteen in muurbanden en ontlastingsbogen. Travee met punt- of trapgevel; opvallende, verticale gevelgeleding door Brugse travee waarin kruis-, bol-, en kloosterkozijnen onder blinde (driepas)boogvelden. Rechthoekige, korf- en tudorbogige poorten en vleugeldeuren, overwegend met reliëfglas en briefpaneeldecoratie.
In gangen, hallen, inkom- en balkonpartijen kruisribgewelven met bakstenen gewelfkappen en zandstenen ribben, eindigend op consoles met loofwerk (zie inkomhal), op bundel- of pilasterpijlers (zie Verrijzenis- of Sint-Pietershal of gescheiden door gordelbogen op halfpilasters (zie klooster); andere gangen met bepleisterde en beschilderde kruisgewelven, gescheiden door gordelbogen op consoles onder meer de zogenaamde "Blauwe Gang" van de zuidvleugel aan het voorhof, waarvan het huidig uitzicht opklimt tot 1898.
Sobere, bakstenen achtergevels, overwegend geleed door Brugse travee; getoogde en rechthoekige muuropeningen, laatstgenoemde onder ijzeren latei; meestal aangepast of verbouwd.
Poortgebouw met verspringende bedaking, eindigend op trapgevels; de omlijsting van de voormalige inkom bewaard op het domein De Paai. Achtergevel aan het voorhofje met vijfzijdige, ingebouwde toren onder ingesnoerde leien spits; zes trapsgewijs geschikte rechthoekige en gebrandschilderde vensters van traphal.
Zogenaamd "ridderzaal" met plafond van moer- en kinderbalken op zandstenen neogotische consooltjes; beschilderde, zandstenen schouw in dito stijl met decoratief uitgewerkte wangen en schouwbalk waarop Heilig Grafkruis, geglazuurde tegels op achterwand en decoratieve, ijzeren haardplaat uit 1609.
Zuidvleugel op rode koer met ter hoogte van de vier, smallere, kruiskozijnen onder blind spitsboogveld op de tweede verdieping eertijds de Congregatiekapel, toen met neogotisch maaswerk, zie ook binnendeuren van de klaslokalen.
Oostvleugels van rode koer en pandhof met risalietvormende travee eindigend op trapgevel met overhoekse pinakels; uitgespaarde inkom- of balkonpartij met tudorboogarcade op bundelpijlers, afgezet met uitgesproken waterlijst waarop kruisbloem; in klooster doorgetrokken tot gevelbreed balkon; "Sint-Pietershal" en Verrijzenishal met respectievelijk monumentale bordes- en keizerstrap van Comblanchienmarmer; traphal afgezet met neogotische balustrade.
Pandhof met op de begane grond overwegend tudorbogige glas-in-loodramen met neogotisch maaswerk in de bovenlichten. Zuidvleugel met vijfzijdige, gevelhoge erker; klooster- en internenrefter, laatstgenoemde met troggewelfjes gescheiden door breed uitdeinende korfbogige gordelbogen; monumentale schouw in neo-Vlaamserenaissance-stijl.
Gastenhof ten oosten begrensd door het gastenkwartier onder schilddak; ten noorden door een nieuwbouw met aanpalend voormalig fabrieksgebouw van Brepols van één bouwlaag onder breed zadeldak (golfplaten) en schilddaken (kunstleien), geritmeerd door lisenen, heden sterk aangepast in functie van de Hogeschool.
Kerk van de Verrezen Christus. Moderne, georiënteerde zaalkerk met een éénbeukig schip van zes traveeën; recht afgesloten transept en dito lager voorportaal (zuid), beide met tuitgevel; een recht afgesloten, lang koor van zeven traveeën, aan zuidzijde met lage aanbouw onder plat dak en met aanleunende vierkante klokkentoren onder tentdak waarop smeedijzeren kruis, aan noordzijde met gaanderij. Dak recent vernield door brand (1997). Toegankelijk via Patersplein, rode koer en via klooster.
Sobere, donkerbruine baksteenbouw met beperkte verwerking van zandsteen. Rondboogvensters; rechthoekige vensters van crypte in plint.
Sober, licht geschilderd interieur; overwelving door licht gebogen gewelf met ribbenbeton, in viering gecombineerd met kruisribgewelf; laatstgenoemde met verhoogd platform voor hoofdaltaar en waaronder toegang tot crypte met Heilig Grafkapel en kapittelzaal; in het zuidelijk transept de zijkapel waarboven orgeltribune, ondiep noordelijk transept met sacramentsaltaar; zowel in oost- als in westgevel tribune met rondboogarcade.
Mobilair van school- en kloostercomplex.
Schilderijen: Aanbidding der herders, Jan Cossiers (1600-1675); fresco's met kruiswegstaties, derde kwart van de 20ste eeuw, I. Van der Linden.
Tekeningen: Graflegging van Jezus, houtskool, 1934, L. Asperslag; Piëta (1923), Verrijzenis van Christus (1943), Mater Dolorosa (1953), A. Servaes.
Beeldhouwwerk: gotisch Onze-Lieve-Vrouwebeeld, 15de eeuw, later herschilderd en attributen toegevoegd; gepolychromeerd, houten Sint-Rochusbeeld, 17de eeuw, afkomstig uit de Portiunculakapel van de voormalige minderbroederskerk; gepolychromeerde, houten Onze-Lieve-Vrouw ter Engelen, reeds vermeld in 1672, kroon in vernikkeld zilver en staal uit circa 1960 door kunstsmid R. Bonduel; Sint-Pieter met kruis, Sint-Bernardus, hout, toegeschreven aan het atelier van A. Quellin de Oude (1609-1668); vier heiligenbeelden, lindenhout, 19de eeuw, H. van der Geld (Korvel, bij Tilburg); Maria, carraramarmer, Jan Coomans (1896-1976); Christus rustend in het Graf, plaaster, naar A.Q. de Jongere, 19de eeuw (?); Piëta, plaaster, copie naar Michelangelo's Piëta in Rome, in 1956 geschonken.
Marmeren altaren, toegewijd aan de Verrezen Christus en aan Pius X, derde kwart van de 20ste eeuw; eikenhouten koorgestoelte, derde kwart van de 20ste eeuw, gebroeders Oris naar ontwerp van R. Van Steenbergen. Orgel, 1959, G. D'Hondt (Herselt).
Glasramen in het schip, in het noordelijk transept en in het koor, derde kwart van de 20ste eeuw, door Z.M. Ange (S. Druet), Z.M. Marthe (R. Degand), Z.M. Augustina (W. Laporta) en R. Danils onder meer het "Verrijzenisraam", verdeeld over vijf rondboogvensters, glasraam met "Sint-Jan ontvangt de pinkstergave", 1924, Eugeen Yoors (marmeren bordestrap); tabernakel in gegoten tinreliëf en andere cultusobjecten, circa 1959, R. Bonduel.
Bron: DE SADELEER S. & PLOMTEUX G. 1997: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Turnhout, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; De Sadeleer, Sibylle
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Patersstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Heilig Grafinstituut [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/12212 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.