omvat de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Kasteel de Viron, bijgebouwen en kasteelpark met oude ringwalsite
Deze bescherming is geldig sinds
Eclectisch kasteel met ijskelder gebouwd in 1862 naar ontwerp van architect J.P. Cluysenaar, gelegen in landschappelijk park, oorspronkelijk van 8 hectare, later vergroot tot 12,5 hectare; teruggaand op site van een middeleeuwse kasteelmotte, waarvan één van de torens van de oude burcht bewaard bleef als folly; aangekocht door de gemeente in 1923 en gehalveerd; sindsdien aanzienlijke vermindering van de dendrologische verscheidenheid.
Cluysenaar
In 1923 verkocht baron Frantz de Viron (voluit: François-Zénon-M.-G. de Viron, 1859-1926) het kasteel van Dilbeek met aanhorigheden en het omgevende park aan de gemeente. Sinds 1787, vijf generaties lang, waren het kasteeldomein, een groot deel van het dorp en de burgemeesterssjerpen in handen geweest van de familie de Viron. Het kasteel, voortaan gemeentehuis van Dilbeek, was gebouwd in 1862 in opdracht van zijn vader Théodore. Architect Jean-Pierre Cluysenaar (1811-1880), bekend van onder meer de Sint-Hubertusgalerijen te Brussel (1846-1847), ontwierp een fraai gebouw van twee bouwlagen en negen traveeën, de hoektorens en spietorentjes met peerspitsen, de (trap)gevels versierd met risalieten, boogfriezen en zandstenen hoekkettingen – een van de eerste uitingen van de eclectische bouwstijl. Cluysenaar had al in 1851 de heraankleding geleid van het oude neerhof tot 'Laiterie Sainte-Alène' en had ook een wagenhuis met stal en tuinierswoning ernaast ontworpen – alles min of meer in dezelfde stijl als het kasteel (trapgevels, spietorentjes, blindbogen...) maar nog niet zo uitbundig en zonder natuursteen, meer 'middeleeuws' aandoend, "pseudo-gothique" volgens ooggetuige Alphonse Wauters.
De landschappelijke opstelling van het kasteel van Cluysenaar is karakteristiek voor de heraanleg van landgoederen in de daaropvolgende vijftig jaar: een visueel-strategische locatie, onderdeel en hoogtepunt van een nieuwe, 'landschappelijke' aanleg. Het nieuwe park rond het 'château de Sainte-Alène' (genoemd naar een legendarische, plaatselijk vereerde, Merovingische heilige) verschijnt in optimale vorm op de stafkaart van 1891. De middeleeuwse kasteelmotte bleef behouden. De oude burcht, afgebeeld op een pentekening uit 1645, werd gedeeltelijk verwoest tijdens de oorlogshandelingen in de jaren 1690. In 1714 werd een groot deel afgebroken, inclusief drie van de vijf torens.
Op de eerste kadasterkaarten (1811 en de eigenlijke Primitieve kaart van 1830) wordt een U-vormig grondplan met twee ronde uitstulpingen getoond – de twee resterende hoektorens. Twee aquarellen uit die periode tonen het 'château de Dilbeek' vanuit twee hoeken, respectievelijk het zuidoosten en het zuidwesten. Van het oorspronkelijke kasteel heeft slechts één vleugel met twee ronde hoektorens met kegeldaken de verwoestingen van het einde van de 17de eeuw overleefd. De classicistische aanbouw met leien schilddak en steekboogramen, vier traveeën en twee bouwlagen, staat haaks op de oude vleugel en contrasteert met een ouder, hoger gedeelte met puntgevels, ontlastingsbogen, kloosterkozijnen en pannendak.
De zogenaamde Sint-Alenatoren is duidelijk herkenbaar. De andere toren heeft een overkragende, op modillons rustende bovenverdieping en – curieus – smalle spitsboogramen. Een stenen boogbrug en een monumentale poortconstructie met door vazen bekroonde pijlers geven toegang tot de kasteelmotte. Links op beide afbeeldingen is een stukje van het neerhof zichtbaar. Geen spoor van baksteen, alle constructies zijn van witte kalkzandsteen, die mogelijk werd betrokken uit de steengroeve achter het neerhof. Op één van de aquarellen worden de attributen getoond van een bescheiden maar duidelijk herkenbare, informele lusttuin: een siervaas op sokkel, drie cipresachtigen, twee bloemperken, een spar en ondefinieerbare loofbomen en struikgewas.
Tijdens de bouw van het kasteel van Cluysenaar werd alles afgebroken, op één toren na: de Sint-Alenatoren, die als 'folly' in het landschappelijk park werd geïntegreerd en in 1946 als monument beschermd. Het kasteeleiland is te bereiken via een boogbrug met smeedijzeren balustrade die ter hoogte van het bruggenhoofd aan het vasteland geflankeerd wordt door twee hardstenen pijlers met daartussen een ijzeren hekken. De boogbrug werd onlangs gerestaureerd.
De landschappelijke aanleg
Eigenaar van het kasteel van Dilbeek bij de opstelling van het Primitief kadaster (1830) was de pas tot baron gepromoveerde Jean-Bernard de Viron (1764-1834), hoge ambtenaar tijdens het Ancien Régime en de eropvolgende regimes. Het kasteel vormde het middelpunt van 2 hectare 11 are lustpercelen, motte en slotgracht inbegrepen. Een 15 meter brede dreef (de huidige Sint-Alenalaan) verbond de kasteelsite met de oude weg van Brussel naar Ninove. In 1811 was deze dreef beplant met 465 beuken, zoals genoteerd op de in dat jaar opgemaakte kadasterkaart. In augustus 1851, toen Wauters het kasteeldomein bezocht, bestond deze dreef nog – volgens hem "magnifique" en ongetwijfeld aangeplant in de vroege 18de eeuw.
Het landschappelijk park dat gelijktijdig met de bouw- en verbouwingswerken van Cluysenaar gestalte kreeg was circa acht hectare groot, ongeveer de helft van het nieuwe perceel 'lustgrond' (nummer 157a). Volgens de stafkaart van 1891 omvatte dit mammoetperceel ook een groot bosplantsoen (perceel 108 op de kaart van 1811), een boomgaard en twee kleine moestuinen. Het landschap van Dilbeek – ook toen het in heemkundige en toeristische publicaties nog als een parel van pittoreske landelijkheid werd bezongen – is in feite 'industrial wasteland', een opeenvolging van steengroeven. Een groot gedeelte van het laat-middeleeuwse Brussel – en onder meer ook van het stadhuis van Leuven – werd opgetrokken uit Lediaan kalkzandsteen ('Balegemse steen') afkomstig uit Dilbeekse 'steenpoelen' op de waterscheidingskam tussen Zenne en Dender. Het bos van circa drie hectare valt gedeeltelijk samen met de reeds vermelde steengroeve achter de 'laiterie'. Op de 'Carte topographique de Bruxelles et de ses environs' van G. De Wautier uit 1810 kan men zien dat het ging om een 'sterrenbos', met paden die uitstralen vanuit een centrale rotonde – een klassiek stijlelement typisch voor de 18de eeuw. De ijskelder aan de rand van dit bosplantsoen, langs de huidige De Heetveldelaan, dateert vermoedelijk uit de Cluysenaar-periode.
Het landschappelijk park strekte zich voornamelijk uit op het vlakke gedeelte ten noorden van het nieuwe kasteel. Het kasteel keek uit over de burchtmotte aan de voet van de helling. Op de huidige parking voor het gemeentehuis stonden twee bizarre gebouwtjes: een volière met een vleugje speelse ‘chinoiserie’, en een kennel met blindboogjes en natuurstenen zuilen.
Op de stafkaart van 1891 wordt een patroon van twee rondwegen weergegeven die door een recht stukje weg met elkaar worden verbonden. De zuidelijke cirkel met het kasteel wordt bleekgroen weergegeven (gazon) met drie rode vlekken (bloeiende struikmassieven of corbeilles). De noordelijke cirkel (in feite een ovaal) bestaat uit een afwisseling van rode en donkergroene vlekken, te interpreteren als 'lustbos' of een hoogstammige sieraanplanting met bloeiende struiken. De moestuin (13,60 are) bevond zich zoals vanouds naast de 'laiterie', achter het koetshuis. Op de stafkaart die werd bijgewerkt in 1924, het jaar na de aankoop door de gemeente, lijkt de oppervlakte van het landschappelijk park verdubbeld en triomfeert de kromme lijn. Boomgaard en moestuintjes zijn verdwenen; een net van vertakkende slingerpaden doorkruist het steengroeve-bosplantsoen ten westen van het kasteel.
De excursie
De aankoop van het domein de Viron door de gemeente in 1923 betekende misschien wel de redding van het kasteel en zijn aanhorigheden, maar niet bepaald van het park. De gemeente had zich diep in de schulden gestoken, ongetwijfeld de reden waarom de noordelijke helft van het park werd verkaveld in villapercelen. Vlak daarvoor hield de Société centrale forestière de Belgique haar maandelijkse bijeenkomst in het Sint-Alenapark. Het excursieverslag vermeldt een hele reeks zeldzame bomen, waarvan niets meer te bespeuren valt: Amerikaanse amberboom (Liquidambar styraciflua), dakspaaneik (Quercus imbricaria), Pyreneese eik (Quercus pyrenaica), Amerikaanse gleditsia (Gleditsia triacanthos), massieven van Kaukasische spar (Picea orientalis), een Chinese iepensoort (Ulmus macrocarpa, maar misschien gewoon gladde iep, Ulmus minor, waarvan de opslag ook kurklijsten aanmaakt), een Noord-Amerikaanse linde (Tilia heterophylla), grootbladesdoorn (Acer macrophyllum), vederesdoorn (Acer negundo), Amerikaans geelhout (Cladrastis lutea), netelboom (Celtis australis).
Het aantal boomsoorten is momenteel vrij beperkt en meestal gaat het om courante soorten. Een groot aantal beuken – gewone, bruine en treurbeuken (Fagus sylvatica, Fagus sylvatica 'Atropunicea', Fagus sylvatica 'Pendula') – en enkele linden (Tilia platyphyllos, Tilia petiolaris) zijn overblijfselen van de 19de-eeuwse aanplantingen. De witte paardekastanjes (Aesculus hippocastanum), treurwilg (Salix alba 'Tristis'), gewone esdoorn (Acer pseudpoplatanus) en Amerikaanse eik (Quercus rubra) werden waarschijnlijk niet lang na de overname aangeplant. Ook de jongere aanplantingen bleven beperkt tot populaire soorten, inclusief blauwe atlasceder (Cedrus atlantica 'Glauca'), blauwe spar (Picea pungens 'Glauca'), kerspruim met donkerrood blad (Prunus cerasifera 'Nigra') en Japanse sierkers (Prunus serrulata 'Kanzan'). De struikmassieven zijn zeer gevarieerd maar zijn eveneens opgebouwd uit zeer courante soorten.
Het beheer van openbare parken wordt in de meeste gevallen ook gedomineerd door een verlangen naar onderhoudsvriendelijke en veilige oplossingen (asfalt, betonklinkers, stevige oevers etc.), vaak ten koste van het pittoreske en van biologische habitats, waardevolle oeverbegroeiing, etc. De betonnering van de oevers van de slotgracht-vijver rond 1970 mag als voorbeeld gelden.
Het oude beukenbestand (ooit 'sterrenbos') in en rond de beboste steengroeve ten westen van het kasteel, aan de overzijde van de huidige Heetveldelaan, werd sterk uitgedund tijdens de voorjaarsstormen van 1990. De excursionisten van de Société centrale forestière hadden in 1924 al in bewondering gestaan voor de uitzonderlijke afmetingen van deze bomen – enkele meer dan 40 hoog!
In de steengroeve – in feite een rechte, brede en diepe holle weg in het verlengde van het wagenhuis – werd niet lang na de overname een ambtelijke poging tot architectuur ondernomen, waarin een echo waarneembaar is van de neoformele tuinstijlen uit het interbellum. De holle weg eindigt in een soort van exedra: een halfrond gevormd door Amerikaanse eiken en, in de as van de weg, een rododendronmassief (Rhododendron ponticum) en een trompetboom met geel blad (Catalpa bignonioides 'Aurea'), kleurige achtergrond voor een (na ons bezoek verdwenen) arduinen tuinvaas op een betonnen sokkel.
Merkwaardige bomen (Opname 1 augustus 2000. Het cijfer in vet geeft de stamomtrek, gemeten op 150 cm hoogte.)
Bron: DENEEF, R., 2005: Historische Tuinen en Parken van Vlaanderen. Inventaris Vlaams-Brabant. Pajottenland - Zuidwestelijk Brabant: Bever, Dilbeek, Galmaarden, Gooik, Herne, Lennik, Liedekerke, Pepingen, Roosdaal, Sint-Pieters-Leeuw, Ternat, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Deneef, Roger; Wijnant, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Gemeentepark met kasteel de Viron en bijgebouwen
Is deel van
Sint-Wivina-abdij en Wolfsputten
Is gerelateerd aan
Kasteel de Viron en ijskelder
Is gerelateerd aan
Kasteelhoeve de Laiterie
Is gerelateerd aan
Koetshuis met paardenstallen
Is gerelateerd aan
Sint-Alenatoren
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sint-Alenapark [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134714 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.