erfgoedobject

Parochiekerk Sint-Salvator

bouwkundig element
ID
205057
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/205057

Juridische gevolgen

Beschrijving

Parochiekerk uit de 18de eeuw, opgetrokken volgens het ontwerp van architect L. Dewez met de bewaarde vieringtoren en kruisbeuk van de 12de-eeuwse, romaanse kerk.

Historiek

Vermoedelijk bestaat reeds in het begin van de 9de eeuw een eerste bidplaats te Harelbeke. Dit kerkje zou naar verluidt door forestier Liederik (793-817) zijn opgericht als huiskapel bij de grafelijke woonst en in 879 zijn verwoest door de Noormannen.

10de eeuw. Tussen 935 en 939 laat graaf Arnulf I (918-965) - in eerste instantie tijdelijk - een stuk van het gebeente van Sint-Bertulfus onderbrengen in een kerk bij zijn grafelijke verblijfplaats. Die beenderen, die voordien gestolen waren in Boulogne, moesten eigenlijk verder overgebracht worden naar de Sint-Pietersabdij te Gent, maar op vraag van de plaatselijke pastoor blijven enkele fragmenten ervan in Harelbeke. Uit de Vita S. Bertulfi, die dit verhaal brengt, kan enkel worden afgeleid dat er op dat ogenblik in Harelbeke al een kerk bestaat en dat die kerk niet in functie van de relieken is opgetrokken. Verschillende auteurs vermelden dat graaf Arnulf de kerk circa 940 opnieuw opricht, vermoedelijk nadat de stukjes beenderen er zijn ondergebracht. In een poging van graaf Boudewijn IV (988-1035) om het gebied rond Kortrijk terug bij zijn bezittingen in te lijven, ontstaan op het einde van de 10de eeuw intense gevechten tussen de inwoners van Harelbeke en Kortrijk en is er een grote brand, waarbij onder meer de toenmalige kerk wordt verwoest. Vermoedelijk heeft dat kerkgebouw al stenen muren want er is beschreven hoe het dak ervan instort.

11de eeuw. Tussen 1035 en 1042 stichten graaf Boudewijn V (1035-1067) en zijn echtgenote gravin Adela, ter ere van hun vermeende voorvader forestier Liederik, een kapittel, waarvan de stichting in 1063 door bisschop Balduinus en koning Filips I wordt bekrachtigd. Daarbij schenkt de graaf aan het kapittel onder meer de kerk van Harelbeke en enkele altaren in onder meer Zwevegem. De kerk wordt vanaf dan dus een collegiale kerk. Deze dotatie dient om in het onderhoud van het kapittel te voorzien. Voor deze gelegenheid laten graaf Boudewijn V en zijn echtgenote de kerk wat ruimer heropbouwen. Van de 11de-eeuwse kerk zijn sporen noch aantekeningen bewaard. Wel zou ze gebouwd zijn op een driebeukige crypte, waarin graaf Robrecht I de Fries (1067-1093) op het einde van de 11de eeuw een altaar ter ere van Sint-Pieter opricht en vanwaar de latere benaming de capelle van Sinte Pieters inden crogh is afgeleid.

12de eeuw. Volgens opgravingen in de eerste helft van de 20ste eeuw, opgetekend door onder meer broeder Firmin (1940) en Devliegher (1959), wordt de 11de-eeuwse kerk in de laatste decennia van de 12de eeuw herbouwd tot een romaanse driebeukige kruiskerk van Doornikse steen. Boven de viering verheft zich een toren die op elke zijde door negen gesplitste galmgaten is opengewerkt, een unicum in onze gewesten. Tijdens dezelfde bouwcampagne wordt ook de crypte aangepast met een drielobbige kooruitbouw.

14de eeuw. In 1363 schenkt graaf Lodewijk van Male aan de kerk 50 pond.

15de eeuw. Bij verwoestingen door de Franse troepen in 1477 vlucht het kapittel, in afwachting van betere tijden, naar Gent. Na hun terugkeer wordt de kerk hersteld: in 1497 wordt aan het dak van het nieuwe koor gewerkt en vermoedelijk komt in die periode ook het kruisribgewelf boven de viering tot stand.

16de eeuw. In de tweede helft van de 16de eeuw wordt de kerk geteisterd door oorlogsvernielingen, plunderingen en brand (1570, 1580, 1591 en 1594). Vanaf 1571 vlucht het kapittel naar Kortrijk en keert in 1602 pas terug.

17de eeuw. Tegen 1610 is de kerk grotendeels hersteld; in dat jaar krijgt het kapittel de som van 150 pond uitbetaald om de ramen en vier schilderijen waarop het geslacht van de forestiers en graaf Boudewijn V en zijn echtgenote Adela zijn afgebeeld, te herstellen. Op de gravure uit Sanderus' Flandria Illustrata van 1641 is de kerk afgebeeld als een georiënteerde kruiskerk, parallel met de Gentsestraat en gelegen in een ommuurde tuin.

18de eeuw. Uit 1701 is een tekening bewaard van A. de Bersacques van de "kerk en de puien van de canesie, met de hokjes en het kapelleke bij den steeger, alles gezien van zuidwest naar noordoost". Bij het rechttrekken van de kasseiweg in 1720 wordt het kerkhof aan de zuidkant verkleind en wordt de kerkhofmuur hersteld. In 1733 wordt de kerk door een zware brand geteisterd doch vermoedelijk terug opgebouwd. In 1738 worden de romaanse zijkoren vervangen en vergroot, tegen de zuidwestelijke hoek van de kruisbeuk wordt aan de buitenkant een traptoren gebouwd, de zijbeuk van de benedenkerk wordt aan de buitenzijde verbreed door een nieuwe muur waartegen een zijportaal wordt opgetrokken. Deze verbouwingen moesten de kerk verruimen om ze daarna te kunnen overwelven. Vanaf 1763 speelt het kapittel met het idee om een nieuwe kerk te bouwen. De kerk zou namelijk in slechte toestand verkeren én bovendien te klein zijn, en de architectuur te heterogeen wat elke verantwoorde uitbreiding onmogelijk maakt. Voordien had men aan architect Jean-Baptiste Simoens (1715-1779), die in 1764 ook al het nieuwe stadhuis (Marktplein) ontwerpt, verschillende tekeningen en plannen gevraagd om de mogelijkheden van het bestaande gebouw na te gaan. Op het einde van 1764 wordt architect Dewez gevraagd een plan voor een nieuwe kerk te ontwerpen. Laurent-Benoit Dewez (1731-1812) vestigt zich in 1760, na verschillende reizen naar onder meer Italië, in Brussel en voert er vele opdrachten uit voor adel en burgerij. Op het platteland worden onder zijn leiding kastelen opgetrokken, waarvan het kasteel van Seneffe één van zijn meest geslaagde ontwerpen is. Bovendien wordt hij benoemd tot hofarchitect van Karel van Lotharingen. Zijn grootste opdrachtgevers zijn echter de kloosterorden. In het begin van 1765 wordt de aanvraag voor het bouwen van een nieuwe kerk en een ontwerptekening van Dewez opgezonden naar Rome en na moeizame onderhandelingen, voornamelijk van financiële aard, wordt het plan goedgekeurd. Begin 1769 wordt gestart met de afbraak van de oude kerk - de oude bouwstenen worden als kasseien verkocht aan de stad Kortrijk - en na enkele maanden is die bijna volledig afgebroken, op het transept en de toren na. Ondertussen worden de misvieringen - in afwachting van de bouw van een barak op het kerkhof - tijdelijk in open lucht gehouden, rond de puinen van de kerk. Aan de overzijde van de Leie wordt een stuk grond ingericht met steenovens om aan een deel van de baksteenproductie voor de bouw van de kerk tegemoet te komen. De eerstesteenlegging vindt plaats op 20 juli 1769. Voor die gelegenheid zijn de bisschop van Doornik uitgenodigd, vicaris-generaal Dally en zijn kapellaan Delis. Het opgaande metselwerk en de voorgevel worden uitgevoerd tussen 1769 en 1771-1772 door aannemer Philippart uit Brussel, terwijl de pleisterwerken uitgevoerd worden door plafonneerder Lambilliotte. De Brusselse beeldhouwers Gilisquet, Ollivier, Henrion, Janssens en Wauwermans werken mee. In 1773 wordt meester-metser Jean Philippart uit Brussel betaald voor het voegen en witten van de vernieuwde kerkhofmuur. In 1774 zijn de werken voltooid. Tussen 1774 en 1779 wordt Charles Quinnot uit Brussel betaald voor het maken van het thans nog bewaarde houten koorgestoelte voor het kapittel. De nieuwe kerk wordt volgens een noord-zuid gerichte as naast de romaanse kruisbeuk opgetrokken. Het voormalige transept wordt geïntegreerd in de nieuwe kerk en doet dienst als sacristie. Het kerkhof wordt aan de westzijde vergroot en aan de andere zijden verkleind. Het geheel wordt afgebakend door een muur en de toegang wordt van de west- naar de zuidzijde verplaatst. Deze muur wordt in 1777 hersteld en in 1789 gewit. Aangezien het vanaf 1784 bij wet verboden is nog langer gestorvenen in de kerk te begraven, wordt het kerkhof in 1790 geëffend. In 1786 worden de galmgaten van de oude kerktoren, die door een rond middenzuiltje opgedeeld waren, door bouwmeester Marlier uit Kortrijk langs buiten met een halve steen dichtgemetseld; ook de torenspits wordt verbouwd tot een soort koepelvormige lantaarn waarin men de beiaardklokken kan ophangen. In 1792 slaat het kapittel op de vlucht en in 1793 wordt het kapittel afgeschaft, de kerk tot in 1802 gesloten en de toren met een beiaard met 35 klokken gegoten door G. Dumery leeggeroofd.

19de eeuw. De belangstelling voor het forestiersgeslacht geeft in de loop van de 19de eeuw aanleiding tot opgravingen rond de kerk. Sinds 1818 is de kerk in het bezit van de reliek van de Heilige Doorn, afkomstig van de benedictijnenabdij van Trier. In 1843 wordt de voorgevel van de kerk grondig hersteld en tussen 1851 en 1854 is de toren aan de beurt. In 1855 wordt onder leiding van provinciaal architect van de regio Ieper-Kortrijk Camille Dehults (1803-1857) het metselwerk dat op het einde van de 18de eeuw was toegevoegd aan de Romaanse torenspits verwijderd, worden de oorspronkelijke middensteunen vervangen door bakstenen zuiltjes en worden de benedendorpels vervangen. In 1856 worden zeven klokken hergoten door F. Van Espen. In 1858 worden er nog twee biechtstoelen aangekocht. In 1881 wordt naar ontwerp van Bethune een reliekschrijn voor de Heilige doorn vervaardigd door E. Van Damme. In 1882 worden de beelden van de apostelen Petrus en Paulus in de voorgevel van Augustin Ollivier vervangen door twee andere beelden gemaakt door Constant De Vreese.

20ste eeuw. Circa 1900 maakt Camille Tulpinck op de trompen van het vieringgewelf in de romaanse vieringtoren schilderingen van onder meer een engel met wapenschild. In 1909 worden de twee bovenste rijen galmgaten opnieuw geopend. Vanaf 1901 worden geen bijzettingen meer gedaan op het kerkhof rondom de kerk; de overledenen worden begraven op de nieuw aangelegde begraafplaats tussen de Gentsestraat en de Beversestraat. In 1921 wordt de (niet nader bepaalde) schade van de Eerste Wereldoorlog hersteld. Vóór de Tweede Wereldoorlog is de kerk omgeven door een halfhoge, deels bakstenen, deels veldstenen kerkhofmuur met daarop een ijzeren hek; op de hoeken is telkens een ommegangkapelletje voorzien. Op 23 mei 1940 wordt een deel van de kerk gedynamiteerd, waardoor de voormalige vieringtoren en een groot deel van de kruisbeuk worden vernield. Ook de kerkhofmuur is zwaar beschadigd. In 1953-1954 wordt beslist om de oude toren, de kruisbeuk en de kerkhofmuur naar een ontwerp van de architecten M. Allaert en Armand Vandenweghe herop te bouwen. Daarbij krijgt de torenspits echter een neo-barokke bekroning. Aangezien reeds enkele decennia geen overledenen meer worden bijgezet, beslist de gemeenteraad in 1956 om van een deel van het oude kerkhof een openbaar park te maken. De delen van de begraafplaats aan de kant van de Gentsestraat en het Paretteplein worden afgegraven en in 1957 komen daarbij enkele grafzerken aan het licht die ouder zijn dan de romaanse kerk. In 1960 wordt de toren voorzien van een nieuwe beiaard met 50 klokken, ingehuldigd door Staf Nees en Piet Van den Brouck.

21ste eeuw. In 2008, aanvang van een totale restauratie van het interieur onder leiding van de Harelbeekse architect Jan Vanheuverzwijn.

Beschrijving

De plattegrond ontvouwt: een driebeukig, basilicaal schip van zeven traveeën, een transept, een diep, halfrond afgesloten hoofdkoor en vlak afgesloten zijkoren. Ten westen is via een 18de-eeuws volume de vieringtoren en kruisbeuk van de romaanse kerk (nu sacristie) bereikbaar.

Materialen. Bruine baksteenbouw met voorgevel van zandsteen gecombineerd met arduin en natuursteen voor de omlijstingen van de vensteropeningen in de zijgevels. Leien bedaking. Voormalige vieringtoren en kruisbeuk opgetrokken in Doornikse steen en eveneens leien bedaking.

Classicistische westgevel opgebouwd uit twee horizontale geledingen, die trapsgewijs in mekaar overgaan, en een bekronend voetstuk met kruisbeeld. Hoge onderbouw met ritmerende pilasters aan weerszijden van het portaal en hoekpilasters ter accentuering van het middenrisaliet. Portaal onder bas-reliëf van de Salvator Mundi uitgewerkt in Lodewijk XVI-stijl door Augustin Ollivier; zijbeuken met beeldnissen en beelden van Paulus en Petrus vervaardigd door Constant De Vreese. Middenrisaliet bekroond door driehoekig fronton met oud blazoen van Vlaanderen en het wapenschild van het kapittel. Tweede geleding geflankeerd door balustrade en hoekpilasters met siervazen eveneens vervaardigd door Ollivier. Ritmering door dito pilasters en centraal ovale vensteropening. Geprofileerde en gekornist hoofdgestel met bekronend voetstuk geflankeerd door twee beelden van respectievelijk Johannes de Doper en Mozes. Bijna blinde zijbeuken met bovenaan halfronde vensters (kenmerkend voor de ontwerpen van Dewez). Zijgevel van de hoofdbeuk geritmeerd door segmentboogvensters in geriemde natuurstenen omlijsting met vlakke sluitsteen. Zijbeuken en transept met halfronde vensters. Gekorniste gootlijst. Aan de westzijde, voormalige romaanse vieringtoren onder leien torenspits met torenuurwerk, lantaarn en ijzeren kruisbekroning met windhaan. Vierkante toren uit Doornikse steen met aan elke zijde negen galmgaten in omvattende rondboognis. Rondboogpoort in bak- en natuursteen geplaatst voor de vieringtoren aan de kant van het Marktplein.

Interieur. Bepleisterd en wit beschilderd interieur in Lodewijk XVI-stijl met kroonlijsten, verdiepte panelen, composietkapitelen, gewelfbepleistering, rozetten. Vloer van zwarte Naamse en witte Carraramarmer. Typische rondbogenarcaden met Corinthische kapitelen tussen de midden- en zijbeuken. In de voormalige kruisbeuk van de romaanse kerk leiden twee stenen trappen naar de crypte, waarvan alleen de grondvesten zijn bewaard. 18de-eeuwse eikenhouten lambrisering, classicistisch 18de-eeuws smeedijzeren koorhek als afsluiting van het hoogkoor.

Mobilair. Marmeren hoogaltaar van J. Lefebvre in Lodewijk XVI-stijl van 1776; bronzen versieringen, verguld koperen kruis op wereldbol van wit en zwart marmer. 17de-eeuwse portiekaltaren in de zijkoren. 17de-eeuwse altaren uit wit en zwart marmer in de kruisbeuk. Parochiealtaar of Sacramentsaltaar in de rechterkruisbeuk toegewijd aan Sint-Niklaas van Tolentijn. In de linkerkruisbeuk het Onze-Lieve-Vrouwaltaar; barokaltaar dat in 1775 uit de voormalige Jezuïetenkerk Sint-Walburga te Brugge wordt overgebracht; bijhorend schilderij van Jan Maes († 1677) van Maria tussen de Maagden. Eikenhouten koorgestoelte van de kanunniken door Charles Quinet uit Nijvel en in het midden de zetel met baldakijn van de proost (18de eeuw). Preekstoel van 1799 gebeiteld door Nicolas Lecreux uit Doornik; uitbeelding van de triomf van de waarheid over de leugen (een jonge vrouw met kruis vecht tegen een ruige man); kuip als wereldbol geflankeerd door de symbolen van de vier evangelisten. Vier rococobiechtstoelen in het hoogkoor van 1777 van de hand van de Harelbeekse timmerman-houtsnijder Elooi Van Sassevelt. De andere biechtstoelen van latere datum. Beelden van de 17de tot de 20ste eeuw. 17de-eeuwse beelden van Boudewijn V en Adela uit de 17de eeuw, marmeren Christus Zaligmaker, Christus op de koude steen en Onze-Lieve-Vrouw van Smarten. Schilderijen van J.M. Geeraarts in het hoogkoor. Drie 15de-eeuwse schilderijen van de forestiers. Daarnaast 17de-eeuwse schilderijen van Sint-Walburga en Sint-Barbara, een bisschopswijding, een mystiek huwelijk van Sint-Catharina. Orgelfront (1654) uit de oude kerk met de houten Sint-Salvator onder de romaanse toren. Daartegenover twee eikenhouten beelden van de Boudewijn V en Adela, stichters van het kapittel.

  • Archief Ruimtelijke Ordening West-Vlaanderen - Onroerend Erfgoed, Archiefnummer W/00299.
  • Archief Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed, Documentatiecentrum, Kaarten en plattegronden Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, nummer 339.
  • Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, Fototheek.
  • Provinciale Bibliotheek Tolhuis Brugge Harelbeke, Iconografie.
  • Rijksarchief Kortrijk, Kerkarchief Harelbeke, nr. 2844: Lichtbeeld afgenomen van een steenets naar het plan van Bersacques 1701: de kerk en de puien van de canesie, met de hokjes en het kapelleke bij den steeger, alles gezien van zuidwest naar noordoost, 1701.
  • Universiteitsbibliotheek Gent: Topografische collectie.
  • BAERT W., DECROIX L., OPSOMER G., De Meidagen van 1940 te Bavikhove-Harelbeke-Hulste , in De Roede van Harelbeke, Bavikhove-Harelbeke-Hulste in de Leieslag van 1940 , 8.1, 2005.
  • Beelden uit het verleden, Harelbeke-Bavikhove-Hulste-Stasegem , Harelbeke, 1978, p. 21-23.
  • BERGMANS A., Middeleeuwse muurschilderingen in de 19de eeuw. Studie en inventaris van middeleeuwse muurschilderingen in Belgische kerken , Brussel, 1998, p. 314.
  • BROEDER FIRMIN, De Romaansche kerkelijke bouwkunst in West-Vlaanderen, Gent, 1940, p. 173-180.
  • CAUWE R., Harelbeke in oude prentkaarten waarin ook enkele afbeeldingen van Stasegem, Zaltbommel , 1972, nummers 5-7.
  • CORNILLY J., Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen , Brugge, 2001, p. 50-51.
  • DECLERCQ G., Het ontstaan van het Sint-Salvatorskapittel in Harelbeke , in De Leiegouw, 20.2, 1978, 163-189.
  • DEVLIEGHER L., Oudheidkundig onderzoek van de Sint-Salvatorskerk te Harelbeke, in De Leiegouw , jaargang 1, 1959, p. 19-62.
  • Harelbeke grafelijke stad , Harelbeke, 2003, p. 28, 87, 90-105.
  • LOBELLE-CALUWE H., De bouw van de Sint-Salvatorskapittel in Harelbeke 1769-1773-1779 , in De Leiegouw , p. 7-142.
  • MATTON A., Sint-Salvatorskerk, in Harelbeke Open Monumentendag, 15 september 1991 , Harelbeke, 1991.
  • OOGHE R., DEBRABANDERE F., DESPRIET P., Archeologische en historische monografieën van Zuid-West-Vlaanderen, Deel 1 Kortrijk , Kortrijk, 1979, p. 33, 67-73.
  • OPSOMER J., Harelbeke in de Oostenrijkse tijd, 1714-1794 , in De Roede van Harelbeke (De Leiegouw) , nummer 18, Harelbeke, 1998, p. 59-60.
  • VIERIN J., Romaanse kerk en kloostergebouwen met kruisgang te Harelbeke. Vermoedelijk plan van de Karolingische kerk, in Handelingen van de Koninklijke Geschied- en Oudheidkundige Kring , 1984, 51, p. 5-30.
  • WOSTIJN A., BAERT K., e.a., Uit eigen streek: Een dorp in de West, Harelbeke, De stad der Forestiers , in Curiosa , vol. 38, nummer 375, 2000, p. 11-15.

Bron: VANWALLEGHEM A. & CREYF S. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Harelbeke, Deel I: Stad Harelbeke, Deel II: Deelgemeenten Bavikhove en Hulste, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL42, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanwalleghem, Aagje; Creyf, Silvie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Aanvullende informatie

Orgel

Voorgeschiedenis

In 1496 wordt voor het eerst gewag gemaakt van een orgel in Herlbeke; het zou geleverd zijn door Joos (de) Buus (Brugge). In 1654 werd een nieuw orgel gebouwd, waarover alleen bekend is dat het gemaakt werd in Gent door een ingeweken orgelmaker (L. Bis & P. D'Estré uit Rijsel?). In 1773 werd het orgel overgeplaatst naar de nieuwe kerk, aanpassingswerken werden hiertoe uitgevoerd door de gebroeders De Rijckere. In 1791 vond een grote herstelling plaats door L.B. van Peteghem.

Huidig orgel

Het instrument werd gebouwd door Th. Delmotte & Fils in 1908. Van het oude orgel werden herbruikt: het prospect, de windlade van het hoofdwerk, 8 registers. Op 23 mei 1940, bij de dynamitering van de toren, werd het orgel zwaar beschadigd; het werd gedemonteerd en opgeslagen. Een algehele reconstructie (en transformatie) geschiedde in 1948, door Jos. & P. Loncke.

Addendum

In november 2012 werd beganegronds in de kerk een tweedehands-orgel opgesteld; het was in 1865 door Forster & Andrews gebouwd voor de Castlegate Congregational Church te Nottingham (GB). In Harelbeke werd het instrument geplaatst in een nieuwe orgelkast.

Auteurs: Roose, Patrick
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Salvator [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/205057 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.