is aangeduid als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Kartuizerklooster Sint-Jansberg met omgeving
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kartuizerklooster Sint-Jansberg met omgeving
Deze vaststelling is geldig sinds
Het voormalige kartuizerklooster van Zelem werd in 1329 gesticht. Het complex omvat gebouwen uit verschillende periodes en wordt omgeven door tuinen, boomgaarden en weilanden.
Het voormalig kartuizerklooster Sint-Jansdal of Sint-Jansberg werd in 1329 gesticht door Gerard, heer van Diest, en zijn tweede echtgenote Johanna van Vlaanderen, naar de wens van zijn overleden echtgenote Maria van Loon. Het geheel vertoont een opper- en neerhofstructuur. Het eerste klooster, het zogenaamde domus nobilium, werd tijdens de 14de en 15de eeuw uitgebouwd, maar werd in 1582 volledig verwoest door de bende 'Gazellen van de groene tent'. De bibliotheek van het land van Loon, gevestigd in het klooster, ging toen verloren met onder meer werken van Pieter Dorland en de handschriften van Hadewijch. Enkel de oude kapittelzaal in de tuin van het klooster, die in de 19de eeuw dienst deed als kapel, bleef bewaard en dateert nog uit de 15de eeuw. Vanaf 1602 startte de wederopbouw van de kloostergang en het gasthof onder abt Laurenz Serjants. De gotische kapel van 1459 werd tussen 1616 en 1618 hersteld door abt Thierry de Stompwijck. In het midden van de 17de eeuw vernieuwde de bouwactiviteit met de oprichting van het poortgebouw in 1647 en het gastenhuis met de zogenaamde Sint-Janstoren in 1663. Tijdens de tweede helft van de 18de eeuw werden classicistische verbouwingen uitgevoerd aan interieurs (1753) en vensters (1765). Bij de inval van de Franse troepen in 1794 werd het klooster geplunderd en in 1796 afgeschaft en verkocht aan Pierre Libotton, waarna het door Paul Geriche in 1798 als zomerverblijf werd ingericht. De laatste privé-eigenaar, Hubert de Fisbuch-Malacord, verbouwde de kapel in neogotische stijl. Van 1920 tot 1927 was er een ambachtsschool gevestigd en vanaf 1928 tot 1993 fungeerde het complex als dominicanessenklooster. Sinds 1994 doet het complex dienst als centrum voor feesten, seminaries en culturele activiteiten.
De kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) geeft het klooster ("Prieuré de Chartreuse") weer als een gebouw met een vierkant grondplan en een centrale binnentuin. De kapel bevindt zich aan de oostzijde van de vierkante structuur. Het klooster wordt omgeven door een tuin, akkers en boomgaarden.
Het Primitief kadasterplan, opgesteld door door A.J. Modave, geeft het kartuizerklooster weer als "Sint-Jansbergkasteel" met kapel, lusttuin, lustgrond, een perceel bouwland waar nu het park ligt, boomgaard die tuin is geworden, een dreef, verschillende bospercelen en bouwland. De legger kent in 1844 Hubertus Franciscus Fischbach-Malacord, rentenier te Zelem, als eigenaar. Tussen 1828 en 1885 noteerde het kadaster geen wijzigingen van betekenis, behalve de bouw van een halfronde bloemenserre tegen de bakstenen fruitmuur in de moestuin die nadien opnieuw verdween. De kaart van het Dépôt de la Guerre (opname 1871, uitgave 1877) toont het domein na de dood van Fischbach in 1863. De kern van het goed werd gevormd door de vijfhoekige ommuring met de gebouwen. Zowel ten oosten als ten westen van de vroegere kloostervleugel lag een geometrisch ingedeelde tuin met vier straalsgewijze wegen naar de hoeken, vertrekkend van een omcirkeld middelpunt. Ten noorden en ten oosten bevonden zich in vierkanten gelegde moestuinen binnen de ommuring. Dit geheel was, zoals nu nog het geval is, bereikbaar vanuit het noorden via een rechte weg tussen boomgaarden. Ook vanuit het zuiden kwam een recht pad, een aftakking van de weg vanuit Zelk over de Demerbrug. Dit pad dwarste eerst het langgestrekt bos en liep dan over de helling naar het klooster. Ten westen van dit pad, dat niet langer bestaat, lagen twee percelen lustbos met rondwegen als wandelpad. Dit kan geïnterpreteerd worden als een functieverschuiving van klooster naar kasteel, bevestigd door het grondgebruik (lustgrond, lusttuin) aangegeven in de kadastrale legger van 1844. Het Sint-Jansbergkasteel combineerde toen een geometrische met een meer landschappelijke aanleg.
Het door de adel sterk begunstigde klooster ontwikkelde een grote letterkundige bedrijvigheid, verwierf een grote faam als boekbinderscentrum en muntte uit als onderwijsinstelling.
Tijdens opgravingen werden verschillende vaststellingen gedaan: een ondergronds gangenstelsel, een waterput, de funderingen van een kluis en een ijskelder.
Het complex van het voormalig kartuizerklooster is gelegen op de zuidelijke flank van de Sint-Jansberg naar de Demer en het Zwartwater, te midden van velden en boomgaarden en is vanuit het noordwesten toegankelijk via de Sint-Jansbergstraat. Een gekasseide weg tussen hagen van éénstijlige meidoorn (Crataegus monogyna) leidt naar de huidige ingang die de noordvleugel in twee delen splitst: aanleunend tegen de zijgevels van deze gebouwen bevinden zich twee identieke gebouwtjes uit de tweede helft van de 18de eeuw. Ze worden geflankeerd door pijlers met een piramidale deksteen waaraan het inrijhek is opgehangen.
Het poortgebouw, met de vroegere vrouwenvertrekken, was op het moment van inventarisatie in twee woningen verdeeld. Het gebouw, een bakstenen gebouw in Vlaamse renaissancestijl, is door middel van muurankers en op de makelaar van de poort gedateerd 1647. Het linkerdeel van het poortgebouw werd in de tweede helft van de 18de eeuw in classicistische stijl aangepast.
De vleugel ten zuiden van de binnenplaats, die fungeerde als dominicanessenklooster, is een L-vormig complex bestaande uit drie onderscheiden delen. Het rechtergedeelte (west), het voormalige gastenkwartier, is waarschijnlijk het oudste deel met een kern van 1602. De zogenaamde Sint-Janstoren naast de rechterzijgevel dateert van 1663. Het linkerdeel van de L-vormige kloostervleugels (noord) is in traditionele stijl gebouwd en dateert waarschijnlijk uit de 17de eeuw. De haakse vleugel stamt uit de tweede helft van de 17de eeuw of eerste helft van de 18de eeuw (?).
De kapittelhal, nu beschouwd als kapel, maakte deel uit van de voormalige kartuizerkerk uit de eerste helft van de 15de eeuw die werd afgebroken rond het midden van de 19de eeuw.
In de weiden voor het klooster, ten noordwesten van het complex, bevinden zich de resten van een gotische kapel. Het bakstenen gebouw is vermoedelijk ingekort.
Het gebouwencomplex is volledig afgebakend door een bakstenen omheiningsmuur. Aan het oostelijke en zuidelijke deel van de muur waren in de 18de eeuw kartuizercellen verbonden.
Doorheen de eeuwen veranderde niet alleen het gebouwenbestand, maar evolueerden ook de tuinen van het klooster. Zo vertoonde het 18de-eeuwse complex een grote binnenplaats waarop verschillende kartuizercellen uitgaven. Enkele kleinere binnenkoeren bevonden zich ten noorden en zuiden van het gastenkwartier en ten zuiden van de oude kerk.
Het complex beschikte in de 19de eeuw onder meer over een bloemen- en groentetuin en oranjerie. Rond het midden van de 19de eeuw werd de tuin in opdracht van Hubert de Fischbach-Malacord heraangelegd als Engels park met de oude kapittelzaal als folly.
Ten oosten van de toegangsweg bevindt zich een uitgestrekte ommuurde tuin met serre, later omgevormd tot een hoogstamboomgaard en een kleine, gemengde moes- en bloementuin in de rand van het park. Het ommuurd park (nu eerder een parkbos) ligt deels op de resten van het kartuizerklooster. Het bestaat uit grasvelden en hoge bomen ten oosten en ten zuiden van de gebouwen, een rondweg als wandelpad onder de boomkruinen, afgeboord met fijnspar (Picea abies) en buxus (Buxus) ter hoogte van de tegen de oostelijke muur ingerichte begraafplaats der dominicanessen (tweede kwart van de 20ste eeuw).
In het park komen verschillende merkwaardige bomen voor, namelijk beshulst (Ilex aquifolium ‘Pyramidalis’), vederesdoorn met witbont blad (Acer negundo ‘Variegata’), fijnspar (Picea abies), grootbladige linde (Tilia platyphyllos), hemelboom (Ailanthus altissima), Oostenrijkse den (Pinus nigra subsp. nigra), ruwe berk (Betula pendula), hulst (Ilex), okkernoot (Juglans regia), zilverlinde (Tilia tomentosa), naast blauwe spar (Picea pungens ‘Glauca’), gewone robinia met geel blad (Robinia pseudoacacia ‘Frisia’), Ierse taxus (Taxus baccata ‘Fastigiata’) en Ierse taxus met gele naalden (Taxus baccata ‘Fastigiata Aurea’) in de bomenrand. Daarnaast zijn volgende bomen nog vermeldenswaardig: een veldesdoorn (Acer campestre) met stamomtrek van 2,01 meter, gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus) met stamomtrek van 1,75 en 2 meter, gewone haagbeuk (Carpinus betulus) met stamomtrek van 3 meter, bruine beuk (Fagus sylvatica ‘Atropunicea’) met stamomtrek van 2,70 meter onder de ent en 2,87 meter op de ent, zaailingen van bruine beuk met stamomtrekken van 3,40 en 3,39 meter en een reuzenexemplaar van bruine beuk (4,14 meter, ent op 1 meter hoogte), varenbeuk (Fagus sylvatica ‘Asplenifolia’) met stamomtrek van 4,15 meter en een kruin van 25 meter, gewone es (Fraxinus exelsior) met stamomtrek van 2,66 meter, treures (Fraxinus exelsior ‘Pendula’) met stamomtrek van 1,46 meter, gewone plataan (Platanus hispanica (x)) met stamomtrek van 2,76 meter, oosterse plataan (Platanus orientalis) met stamomtrek van 2,92 meter, zomereik (Quercus robur) met stamomtrekken van 2,54 en 2,55 meter, gewone robinia (Robinia) met stamomtrek van 3,23 meter, mammoetboom (Sequoiadendron giganteum) met stamomtrek van 4,45 meter, een circa 30 meter hoge grootbladige linde (Tilia platyphyllos) met stamomtrek van 2,43 meter en zilverlinde (Tilia tomentosa) met stamomtrek van onder meer 2,70 meter (opname in 1995).
Het gebied ten noorden van het kloostercomplex wordt ingenomen door weilanden en boomgaarden.
Ten noordoosten van het kloostercomplex aan de Schomstraat ligt de hoeve Oude Pastorij, een U-vormige hoeve, uit de eerste helft van de 19de eeuw, met de open zijde van het erf naar de straatkant gericht. De bakstenen gebouwen onder zadeldaken (Vlaamse pannen), afgewolfd aan de zijvleugels, zijn gelegen rondom een rechthoekig erf dat door een lange muur en enkele recente dienstgebouwen van de straat is afgesloten. Het woonhuis bevindt zich in het midden van de centrale vleugel, een dubbelhuis van vier traveeën en twee bouwlagen op een verhoogde begane grond met gepikte plint. De rechthoekige vensters zijn voorzien van houten lateien en beschilderde lekdrempels, de rechthoekige deur van een houten latei. Het woonhuis is aan beide zijden geflankeerd door licht vooruitspringende stallingen van elk drie traveeën, met aangepaste ordonnantie. Ruime dwarsschuren zijn ondergebracht in de haakse vleugels, elk van drie traveeën en voorzien van een verankerde bakstenen korfboogpoort. Deze volumes zijn voorzien van getoogde vensters en rechthoekige deuren onder een houten latei. De hoeve werd rond het moment van inventarisatie gerestaureerd.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Mortier, Sophie; Schlusmans, Frieda; Cox, Lise; Daemen, Caroline
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Halen
Is deel van
Vallei van de Zwarte Beek van Meldert tot Zelem
Is deel van
Zelem
Omvat
Hoeve Oude Pastorij
Is gerelateerd aan
Verdwenen kerk van Zelem
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kartuizerklooster Sint-Jansberg met omgeving [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302683 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.