erfgoedobject

Herenhuis Mulle de Terschueren met park

bouwkundig / landschappelijk element
ID
86694
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/86694

Juridische gevolgen

Beschrijving

Huis "Mulle de Terschueren", imposant laatclassicistisch herenhuis met empirekenmerken, gebouwd in 1824 voor Emile-Pierre Mulle de Terschueren met onder meer koetshuis, dienstgebouwen en grote achterliggende lusttuin. In de jaren 1970 wordt de tuin, los van het herenhuis, opengesteld als stadspark. Nadat de stad in 1993 ook het pand verwerft, worden integrale herwaarderingsplannen uitgewerkt. Sinds 2000 is het stadspark vernieuwd en sinds juli 2006 is het gebouwencomplex volledig gerestaureerd met nieuwe bestemming als regionaal bezoekerscentrum voor streektoerisme met Europazolder.

Historiek

Bouwheer van het herenhuis is de Tieltse edelman Emile-Pierre Mulle de Terschueren (Gent, 1797 - Nevele, 1886), lid van een adellijke en katholieke familie waarvan de Tieltse tak afkomstig is van Sint-Eloois-Winkel.

Emile-Pierre is de enige zoon van Pierre-Bernard (1755-1810) en Marie-Josephine Delcambe (1773-1797), dochter van Pierre Delcambe, griffier van Tielt-ten-Hove en Hulswalle en in de Franse tijd Vrederechter van het kanton Tielt (zie Nieuwstraat nummer 7), die overlijdt bij de geboorte van haar zoon. Zijn familie is politiek zeer actief en bepaalt het beeld van het 19de-eeuwse socio-culturele leven in Tielt. Zo laat zijn kleinzoon Adile-Jacques (1857-1932), advocaat bij het Hof van Beroep in Brussel, in 1905 het "Gildhof" bouwen (zie Sint-Michielstraat nummer 9) en steunt kleindochter Juffrouw Emilie-Adilie Mulle de Terschueren (1876-1962) enkele culturele verenigingen. Hijzelf staat tijdens de revolutiedagen van 1830 in Tielt aan het hoofd van de 7de Compagnie van de Burgerwacht en steunt als lid van het "Comité voor Openbare Veiligheid" actief de Belgische Omwenteling.

In 1824 laat Emile-Pierre Mulle de Terschueren het plan tekenen voor dit riante herenhuis met koetshuis, stalvleugel, washuis en achterliggende lusttuin met rechthoekige vijver, naar verluidt een kopie van zijn ouderlijk huis in Gent. De architect is niet gekend.

Een jaar later gaat hij er wonen samen met zijn vrouw Adilie Eugenie Vandermeulen uit Dentergem, die daar in 1864 een Sint-Annakapel laat oprichten met de bedoeling een nieuwe parochie te stichten; deze zal evenwel nooit ingewijd worden doch bevat o.m. een grafkelder en de wapenschilden van de families Mulle de Terschueren en Vandermeulen (zie Inventaris bouwkundig erfgoed Dentergem, 2006, Tieltseweg nummer 68).
Volgens kadaster laat Emile-Pierre in 1839 een rij werkmanswoningen optrekken op een onbebouwd perceel aan de westzijde van het herenhuis.
In 1840 gaat hij zich met zijn gezin in Brussel vestigen en na 1850 in Nevele. Het huis in de Ieperstraat blijft lang onbewoond tot zijn tweede zoon Adile-Eugène er in 1856 zijn intrek neemt.

In 1879 laat Adile-Eugène, volksvertegenwoordiger en bezieler van het katholiek onderwijs, op zijn eigendom de Sint-Godelieveschool oprichten, een vrije betalende meisjesschool die wordt overgebracht van de Krommewalstraat. Hiervoor laat hij een gebouw waarin de in hetzelfde jaar opgerichte stichting "Sint-Rochus" is ondergebracht, uitbreiden. Hierdoor dienen de zusters die de stichting beheren een kleiner pand te betrekken, tot hun verhuis in 1880 naar de Kortrijkstraat en later naar de Krommewalstraat/ Peperstraat.

In 1882 wordt de Sint-Godelieveschool samengevoegd met de kosteloze Sint-Annaschool in de Ontvangerstraat en overgenomen door de zusters apostolinen in hun aanpalende kloosterschool (nummers 32-42). Het vrijgekomen lokaal wordt ingericht voor betalende jongens die uit het college of het "Institut Saint-François" komen, de Franse School die in 1836 bij het college gevoegd is (zie Kortrijkstraat nummer 75), tot de verhuis in 1886 naar de stadslokalen aan op de hoek van de Krommewalstraat en de Kerkstraat waar ook de oefenschool "Sainte-Marie" is ondergebracht.

Circa 1893 wordt het deel tussen de dienstgebouwen en het herenhuis uitgebreid met een bijkomende linkertravee bij het woonhuis.
In 1905 (geregistreerd in het kadaster in 1908) wordt een kleine broeikas in de noordwestelijke hoek van de lusttuin gebouwd.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt de Tieltse "Kommandantur" vanuit de Kortrijkstraat naar hier overgebracht. In 1923 dient men een aanvraag in om de stallingen aan de oostzijde om te vormen tot conciërgewoning, waartoe een deuropening en drie vensters op de verdieping worden aangebracht.

In 1932 erft kleindochter Emilie-Adilie Mulle de Terschueren het herenhuis. In 1956 is er een perceelafsplitsing waarbij de stallingen aan de oostzijde in het kadaster worden vermeld als "huis". Het achterliggende losstaande bijgebouw wordt afgebroken. Na de dood van Emilie-Adilie in 1962 komt de eigendom in handen van Jean-Louis Mulle de Terschueren, woonachtig in Tervuren. Vanaf dan worden delen van het herenhuis als afzonderlijke kantoren verhuurd, onder meer voor de belastingdienst, het kantoor voor registratie, een autorijschool, een expertisebureau en een architectenassociatie. Het pand raakt echter vanaf 1976 meer in verval, onder meer als gevolg van een ontwerp-BPA dat voorziet in de sloop van het herenhuis, wat kadert in de gewenste ontsluiting van de aan de zuidoostzijde gelegen parking van het Minderbroedersklooster (zie Kortrijkstraat nummer 17, Patersdreef). Dit BPA wordt nooit bekrachtigd.

In 1986, bij de herneming van een eerder ingezette beschermingsprocedure, volgt dan de definitieve bescherming van het herenhuis als monument en van de tuin als stadsgezicht. Omwille van nalatigheid in onderhoud en schade door een storm, overweegt het stadsbestuur een vernietiging van het beschermingsbesluit, wat echter op groot protest stuit. In 1986 koopt het stadsbestuur, dat reeds in de jaren 1970 een deel van de tuin verwerft en openstelt als stadspark, de rest van de tuin aan om deze in te richten als stedelijke groene ruimte.

In 1989 wordt de aanpalende rij werkmanswoningen gesloopt voor de bouw van een appartementsgebouw. In 1993 wordt bij Ministerieel Besluit van 22/11/1993 het pand door de stad onteigend, waarna integrale herwaarderingsplannen worden uitgewerkt, onder meer opties voor een nieuwe bestemming als openbare bibliotheek of stedelijk museum. In 1996 gebeuren de meest dringende instandhouding- en restauratiewerken, onder meer aan de bedaking. Dan volgt tot 2006 een gefaseerde maar volledige restauratie van het herenhuis, koetshuis en bijgebouwen, naar ontwerp van Groep Planning (Brugge) en uitgevoerd door NV Monument Vandekerckhove (Ingelmunster). Hierbij wordt onder meer de historische kleurstelling van de gevelafwerking onderzocht en gebeuren herinrichtingswerken in het interieur.

Het park wordt in de periode 1999-2000 grondig heringericht door de firma Artiplan uit Landegem - Nevele naar ontwerp van het milieustudiebureau Belconsulting (Tielt), een project dat bekroond is met de eerste prijs van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap - Afdeling Bos en Groen, naar aanleiding van de VVOG - Actie Groene Lente 2001. De herinrichting en nieuwe bestemming van het domein Mulle de Terschueren kadert ook in het "Masterplan Kortrijkstraat" (2005), waarbij men het bouwblok tussen de Kortrijk-, Ieper- en Sint-Michielstraat aantrekkelijker wil maken als publieke ruimte met kernversterkende rol voor de ganse historische stadskern.  In juli 2006 vindt de opening plaats van het regionaal bezoekerscentrum voor streektoerisme met logiesmogelijkheid en Europazolder; tevens receptieve ruimten.

Beschrijving

Herenhuis

Exterieur

Laatclassicistisch herenhuis met empirekenmerken van zeven traveeën en drie bouwlagen onder schilddak (zwart geglazuurde pannen). Bepleisterde en roodgeschilderde bakstenen lijstgevel op natuurstenen plint afgedekt door doorlopende lekdorpel. Horizontale gevelritmering door middel van decoratieve gevelbrede knorrenfries boven begane grond en doorlopende geprofileerde natuurstenen druiplijsten tussen de bouwlagen. Bekronende geprofileerde en gepleisterde fries met breed overkragende en omlopende geschilderde houten kroonlijst op uitgewerkte modillons waartussen casementen met festoenversiering.

Elke bouwlaag is voorzien van een ander venstertype, respectievelijk rechthoekige voorzien van luiken (begane grond), rondboogvormige (bel-etage) en vierkante (alternerend blind-)vensters (derde bouwlaag), alle in vlak gepleisterde en witgeschilderde omlijsting voorzien van diamantkopvormige sluitstenen. Grijsgeschilderde medaillons met sierlijst in de zwikken van de vensters op de bel-etage. Bewaard geschilderd houtwerk met grote roedeverdeling.

Accent op inkompartij in linkertravee. Brede koetspoort gevat in geblokte omlijsting met imitatievoegen. Behouden paneeldeur met beglaasd segmentboogvormig bovenlicht met empiregetinte roedeverdeling. Boven de ingang, rondboogvenster gevat in aedicula van gegroefde pilasters met composiet kapiteel en basement, versierde zwikmotieven en afgedekt door rechte gekorniste architraaf.

Tuingevel, symmetrisch opgevat hoofdvolume van vijf traveeën en twee achteruitspringende oostelijke traveeën met kleine lage aanbouw onder schilddak op zuidoostelijk hoek. Gelijkaardige gevelindeling en -afwerking als straatgevel. Bel-etage met beluikte empiregetinte rondboogvensters met centraal driedelig rechthoekig deurvenster. Begane grond met rechthoekige beluikte vensters, middentravee geaccentueerd door rondboogdeur in geprofileerde omlijsting op natuurstenen neuten; bladmotief in boogzwikken. Beglaasde terrasdeur met rondbogig bovenlicht; decoratieve roedeverdeling. Terras over drie traveeën overdekt met luifel gedragen door decoratieve smeed- en gietijzeren - vermoedelijk eind 19de-eeuwse - constructie met dito lage borstwering. Roostering met I-profielen waartussen troggewelfjes.  Deels beglaasde vleugeldeur in terugwijkend gedeelte.

Interieur

Bewaarde indeling van koetsdoorrit met aan rechterzijde, van oost naar west, vestibule, rotondezaal en traphal; enfilade van salons aan straat- en tuinzijde, heden ingericht als receptieve ruimten. Koetsdoorrit met segmentboogvormig cassettegewelf in stuc op lijst met rolwerkconsooltjes, vlak gepleisterde wanden en bakstenen vloer in keperverband. Aan oostzijde, in de as van de vestibule, uitgewerkte nis - ooit buitendeur - geflankeerd door zuilen. 

Via drie treden toegang tot vestibule, van doorrit gescheiden door empirezuilen met marmerimitatieschildering; plafond verdeeld in vlakken met centraal medaillon (centraal: Medeahoofd, aan noord- en zuidzijde: leeuwenkop). Via beglaasde deur met gebogen smeedijzeren roeden toegang tot rotondehal met gepleisterd bolsegmentgewelf met cassettes en bloemmotieven; fries met rolwerkconsoles op ojieflijst. Wanden met deuropeningen tussen gemarmerde zuilen en rondboogbeeldnissen met waaiervormige bepleistering. Imposante traphal met zenitale verlichting, plafondlijstwerk en wanden voorzien van imitatiemarmerschildering. Eikenhouten wenteltrap met trappaal in vorm van kandelaberzuil met bladornamentiek, mahoniehouten handgreep op geschilderde houten en smeedijzeren balusters.

Vloer in vestibule, rotonde en traphal van zwartmarmeren tegels met diagonaal geplaatste witte hoektegeltjes. Centraal medaillon van rotondevloer met achthoekig bronzen kader voor deksel van luchtverwarmingssysteem. Salons aan de straatzijde verbonden door hoge dubbele deuren; plafondlijstwerk, marmeren schouwen met gedecoreerde schouwboezems en plankenvloeren. Heringerichte tuinkamers, onder meer achter de rotondezaal de voormalige keuken met grote schouw.

Bovenverdieping met centrale gang die de kamers aan straat- en tuinzijde scheidt; overgang met traphal geaccentueerd door driekwartzuilen. Plafondlijstwerk onder meer met rozetmotief en wanden met imitatiemarmerschildering. Traplicht met grote roedeverdeling waarboven cassette met centraal rozet waarin leeuwenkop met metalen ring in de muil, geflankeerd door twee liggende lieren met snaren in ijzerdraad. Kamers aan de straatzijde met plafondlijstwerk, marmeren schouwen met gedecoreerde boezems. Kamers aan tuinzijde voorheen gescheiden door dwarsgang en ingericht als alkoofkamers, heden samengevoegd tot vergaderruimte. Diensttrap aan oostzijde. Zolderverdieping voorheen met alkoofkamers en centrale kamer voor huispersoneel, heden heringericht als Europazolder. Kelder op L-vormige verdieping onder ruimten aan tuinzijde en traphal; doorlopend witgekalkt tongewelf; bewaarde wijnkelder en oven.

Aan oostzijde, aanpalend lager koetshuis met afzonderlijke poort. Roodgeschilderde baksteenbouw van vijf traveeën en anderhalve bouwlaag onder zadeldak (Vlaamse pannen). Rechtertravee verbouwd ca. 1893 met mansardebedaking en houten dakkapel, heden opnieuw onder zadeldak gebracht. Natuurstenen plint (grijsgeschilderd) en onderdorpels. Rechthoekige muuropeningen waarboven halfronde venstertjes, gevat in spaarvelden. Hersteld venster in rechtertravee waar in de loop der tijd een nieuw keukenraam was aangebracht; gedichte deuropening uiterst links. Houtwerk met gelijkaardige grote roedeverdeling als in hoofdvolume. Rechthoekige inrijpoort met rechtstreekse toegang tot de tuin, gevat in fraaie omlijsting en geflankeerd door pilasters met composietkapiteel en basement, overdekt met breed hoofdgestel. Witgekalkte achtergevel met gepekte plint, ingedeeld in drie grote muurvakken bovenaan voorzien van aanvlieggaten; nieuwe poorten onder houten lateien. Begane grond afgedekt door bakstenen troggewelfjes; kelder met tongewelf. Heden heringericht als bezoekerscentrum met streekmuseum.

Voormalige stalvleugel oorspronkelijk met onder meer was- en bakhuis, zadelkamer, paardenstallen, kamer voor de stalknecht en hooizolder, gelegen aan de noordoostzijde van het domein haaks tegen het koetshuis aan, met gevel uitkomend op de nieuw gekasseide binnenplaats. Eenvoudig langgestrekt verankerd bakstenen nutsgebouw van tien traveeën en anderhalve bouwlaag onder pannen zadeldak. Gelijkaardige indeling als het koetshuis. Rechthoekige muuropeningen waarin houtwerk met grote roedeverdeling, waarboven halfronde venstertjes per travee gevat in spaarvelden. Brede deuren met gedeelde segmentbogige bovenlichten.

Voormalige lusttuin, huidig stadspark "Mulle de Terschueren", dat zich zuidwaarts uitstrekt tussen de Ontvangerstraat ten westen, het dienstencentrum voor bejaarden "Beukenhove" ten zuiden en het Minderbroedersplein (zie Kortrijksttraat nummer 17) en Paterdreef ten oosten, van waaruit het park tevens toegankelijk is. Dit stadspark wordt gebruikelijk "Patersbos" genoemd omwille van de aansluitende ligging bij het Minderbroederklooster. Vermoedelijk hebben de oorspronkelijke tuin- of bosgronden geen deel uitgemaakt van het kloosterdomein. 19de-eeuwse kaarten geven een rechthoekige waterpartij aan te midden van graslanden, wellicht één van de talrijke resterende linnenputten voor het bleken van lijnwaad.

Zie het parkbomenbestand (onder meer Bruine beuk, Tulpenboom, Goudes en Moerascipres) aanleg van het park pas op het einde van de 19de eeuw te situeren, met behoud van de oude vijver. Het park herbergt in die periode onder meer een kunstmatige bron of grot, een ijskelder, een hoogstamboomgaard in de zuidoostelijke hoek en een kleine broeikas (1905) in de noordwestelijke hoek. In de tweede helft van de 20ste eeuw problematisch beheer en inrichting, cf. o.m. ontbrekende verjonging van het parkbomenbestand, verstoorde zichtwerking vanaf het terras van het herenhuis en storende betonnen constructies aan de vijver.

Na herinrichtingwerken in 1999-2000 park nog grotendeels herkenbaar als 19de-eeuws parktuin in zogenaamde Engelse landschapsstijl. Aan noordzijde, rechthoekige vijver omgevormd tot meerledige vijver met bronbosbeekimitatie, flauw aflopende oeverlijnen en houten boogbrug. Bochtig padenpatroon voor voetgangers, fietsdoorgang als gedeeltelijke omranding van centrale gazonpartij (panoramaperk) aansluitend op de Patersdreef.
Aan westzijde, ter hoogte van de voormalige boomgaard, nieuw aangelegd parkgedeelte met hedendaagse vormgeving afgestemd op de recente architectuur van het dienstencentrum: spiraalvormig padenpatroon, overdekte petanque-terreinen, beschutte zandbak met speeldorp, uitloopruimte, bloemenweide.

Historisch verantwoorde beplanting van parkbomen, heesters, bodembedekkers en vaste planten, met onder meer Goudes, Tamme kastanje, Tulpenboom, Witte Paardenkastanje, Alpenbes, Hazelaar, Boerenjasmijn en Mispel. Selectief ingebrachte kruidlaag. Bewaarde oude hulstmassieven.

  • Archief Ruimtelijke Ordening West-Vlaanderen - Onroerend Erfgoed, Archiefnrs. W/00529 en Levend Archief.
  • Archief Ruimtelijke Ordening West-Vlaanderen - Onroerend Erfgoed, Fotoarchief.
  • Dexia-archief, Prentkaartencollectie, Brussel.
  • Heemkundige Kring De Roede van Tielt, Fototheek.
  • Kadasterarchief West-Vlaanderen, 207 : Mutatieschetsen, Tielt, Afdeling 1, 1839/12, 1893/20, 1908/30, 1956/126, 1989/29.
  • Kadasterarchief West-Vlaanderen, 212 : Kadastrale legger, Tielt, Afdeling 1, artikels 1737, 6359.
  • Stadsarchief Tielt, Bouwaanvragen Tielt, 1824/Mulle de Terschueren, 1923/17.
  • BELCONSULTING N.V., Herinrichting stadspark Mulle de Terschueren - Tielt, nota Bouwvergunningsaanvraag, onuitgegeven nota, Tielt, 26/10/1998.
  • CORNILLY J., Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen. Deel I Arrondissementen Ieper, Kortrijk, Roeselare, Tielt, Brugge, 2001, p. 214-215.
  • DE GRYSE P., Tielt graag gezien, Aarsele-Kanegem-Schuiferskapelle-Tielt, Tielt, 2003, nr. 118.
  • DEVLIEGHER L.; GOOSSENS M., Vensters in West-Vlaanderen, in Oudheden in West- en Frans-Vlaanderen, Tielt, 1980, afb. 177.
  • Eeuwfeest der Zusters Apostolinen te Tielt 1839-1939, s.l., 1939, p. 15.
  • Generaties Tieltenaars op de schoolbanken. Van Vlaamse en Franse Kostschool tot lagere afdelingen van het Sint-Jozefscollege, 1788-1983. Een studie van Luc Neyt, in De Roede van Tielt, jg. 14, nr. 2, 1983, p. 3, 53, 56.
  • GROEP PLANNING, Huis Mulle de Terschueren te Tielt, Restauratie van het woonhuis, Verantwoordingsnota, onuitgegeven nota, Brugge, 20/09/1996.
  • HIMPE K., Ontwerp Stadspark Mulle de Terschueren in Tielt, Herinrichting van een stadspark, in Groencontact, jg. 28, nr. 3, 2002, p. 12-15.
  • HOLLEVOET F. e.a., Als straten gaan… praten. De roede van Tielt, Tielt, 2005, p. 221.
  • MAES A.; VANDEPITTE P., Woonhuizen. Onbewust monumenten, Tielt, 1990, p. 54-55, 92.
  • NEYT L., Generaties Tieltenaars op de schoolbanken. Van Vlaamse en Franse kostschool tot lagere afdelingen van het Sint-Jozefscollege, 1788-1983, in De Roede van Tielt, jg. 14, nr. 2, 1983.
  • OSTYN R., De familie Mulle de Terschueren en haar woning in Tielt, in De Roede van Tielt, jg. 33, nr. 2, 2002, p. 39-81.
  • OSTYN R., Het verhaal van de Ieperstraat, Tielt, onuitgegeven nota, s.d., s.p.
  • OSTYN R., Historische stedenatlas van België, Tielt, Brussel, 1993, p. 82.
    Parkenpromenade, Proeven van kunst, onuitgegeven brochure Bezoekerscentrum Huis Mulle de Terschueren, Tielt, augustus 2006, s.p.
  • VANDEPITTE P., Van Thielt tot Tielt, Tielt, 1975, nr. 17.

Bron: CALLAERT G. & SANTY P. met medewerking van BOONE B., DEVOOGHT K. & MOEYKENS S. 2007: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Tielt, Deel I: Stad Tielt (straten A-R), Deel II: Stad Tielt (straten S-Z), Deelgemeenten Aarsele, Kanegem en Schuiferskapelle, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL29, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Callaert, Gonda; Santy, Pieter
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is gerelateerd aan
    Cultureel Centrum Gildhof

  • Is gerelateerd aan
    Laatclassicistisch burgerhuis

  • Is deel van
    Ieperstraat


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Herenhuis Mulle de Terschueren met park [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/86694 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.