is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Pieter
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Pieter
Deze vaststelling was geldig van tot
Decanale hoofdparochiekerk van Tielt, centraal gelegen in het historisch stadscentrum ten noordwesten van de Markt, op een perceel ingesloten door de Kerkstraat aan noord-, oost- en zuidzijde en door een pleintje met parking langsheen de Ieperstraat - Krommewalstraat aan de westzijde.
De oudste kern van de driebeukige gotische hallenkerk gaat terug tot de 13de-14de eeuw. De kerk wordt evenwel diverse malen herbouwd na verwoestingen door oorlogsgeweld; het huidige uitzicht komt tot stand in de loop van de 17de, 18de en 19de eeuw. Het voormalige omliggende ommuurde kerkhof met hoofdingang langs de Ieperstraat is geëffend in 1869 na de aanleg van een nieuw kerkhof in 1828 aan het uiteinde van de Krommewalstraat, op de noordwestelijke hoek met de Keidamstraat.
Over de kerstening van het Tieltse grondgebied en de eerste bidplaats is weinig geweten. De patroonheilige van de Sint-Pieterskerk sluit aan bij het voorkeurspatrocinium voor stichtingen vanuit Elnone ten tijde van de prediking door Amandus; andere bronnen vermelden evenwel Sint-Eligius, bisschop van Noyon, als prediker in de streek. Beiden zijn actief in de 7de eeuw, doch vermoedelijk dateert de eerste Tieltse bidplaats pas uit de 9de of 10de eeuw. Bij akte van 1105, met onder meer de oudste vermelding van Tielt ("in villa quae dicitur Tiletum"), staat Robrecht van Tielt zijn rechten op de opbrengsten van de bidplaats of "altaar" af aan het Sint-Salvatorskapittel van Harelbeke. Deze bidplaats wordt aangeduid als een "locus synodi", wat wijst op een centrale positie en een zekere ouderdom.
De oorspronkelijke vroegmiddeleeuwse romaanse veldstenen kruiskerk is wellicht in de loop van de 13de en 14de eeuw uitgebouwd tot een driebeukige gotische hallenkerk, de oudste kern van de huidige kerk, met parochie ressorterend onder het bisdom Doornik. In 1366 wordt voor het eerst melding gemaakt van een kerkschooltje voor priesters gelegen ten noorden van de kerk aan de "Kromme Wal", een deel van de heerlijkheid "Willecomme" dat zich uitstrekt tussen de Poekebeek, de Bruggestraat, de Krommewalstraat en het oostelijk deel van de Ieperstraat, waar ook de kerk gelegen is. Na aanhechting in 1390 van de "Kromme Wal", bevindt de Sint-Pieterskerk zich centraal in het middeleeuwse schependom, grosso modo op het kruispunt van de assen Bruggestraat - Kortrijkstraat en Sint-Janstraat - Ieperstraat. Uit het register van disrenten uit 1393 blijkt dat de Tieltse parochiekerk onder Lodewijk van Male door de Gentenaars in 1381-1382 in de as gelegd wordt. De herstellingswerken slepen aan tot 1430-1440. In 1403 laat de stad een gebrandschilderd raam aanbrengen. In 1410 maakt men melding van het luiden van een "dachclocke" en in 1419 van de "ureclocke". Tijdens het oorlogsgeweld in 1452-1453 door zowel de soldaten van Filips de Goede als de Gentse "Groententers" wordt de kerk opnieuw vernield, net als het schooltje van de kerkmeesters. De heropbouw gebeurt moeizaam onder meer door nieuwe vernielingen in 1491. In 1497 plaatst men nieuwe klokken en in 1535 drie nieuwe glas-in-loodramen, waarvan één geschonken door Pieter vander Hofstat, heer van Willecomme. In 1544 worden de drie koren herbouwd en in oostelijke richting uitgebreid door metselaar Willem Trouwaert dit ten behoeve van de altaren van de diverse gilden en broederschappen. In 1579 wordt de stad door de "Malcontenten" opnieuw in as gelegd waarbij onder meer de Sint-Pieterskerk in brand wordt gestoken. Ter versterking tegen het oorlogsgeweld wordt in 1592 een soort fort opgericht op het kerkhof naast de Sint-Pieterskerk. Herstellingswerken aan de kerk gebeuren in de jaren 1594-1596 (onder meer koor, zuidbeuk en preekstoel) en, eens het Twaalfjarig Bestand is ingegaan (1609-1621), in een hoger tempo in de jaren 1610-1616 onder meer onder de pas aangestelde pastoor-deken Jan De Mol (1585-1657). Zo worden in 1616 aan Romein de Caigny 32.000 "careelstenen" betaald, leien op de daken gelegd, de muren verankerd, de grote klok hersteld en een schilderij aangebracht in het Onze-Lieve-Vrouwaltaar, een van de zes altaren die de kerk telt in 1623.
Oudste afbeeldingen van de driebeukige kerk met spitse vieringtoren op de kaart van de "Kerckencerc" gevoegd bij het eerste landboek van Tielt-binnen van 1635 en op de kopergravure opgenomen in "Flandria Illustrata" van Antoon Sanderus (1641-1644). In 1644 sticht de deken De Mol de "Confrerie van de Heilige Drievuldigheid tot vrijkoping van de slaven". Later zullen nog andere broederschappen in de Sint-Pieterskerk onderdak vinden, onder meer de "Confrerie van de Onbevlekte Ontvangenis" (1719), de "Confrerie van Onze-Lieve-Vrouw van Lorette", de "Confrerie van Onze-Lieve-Vrouw van Halle" (1725) en de "Confrerie van de Heilige Nikolaas van Tolentijn", waarvan de relikwieën circa 1730 naar Tielt gebracht worden. Tijdens het terugdrijven van het Spaanse leger door de Franse troepen in 1645 wordt de Sint-Pieterskerk opnieuw in de as gelegd; twee jaar later stort de toren in. De kapel van de grauwe zusters in de Bruggestraat wordt tijdelijk als noodkerk gebruikt. Vanaf 1654 volgen restauratiewerken aan het oostelijk deel van de kerk met onder meer ook het plaatsen van een nieuwe biecht- en preekstoel, een Onze-Lieve-Vrouwebeeld en klok, een tabernakel en hoofdaltaar. Door onder meer plunderingen in 1695-1696 vorderen de werken moeizaam. In 1719 vat men een tweede restauratiefase aan die, doordat de tiendheffers en de inwoners van Tielt-buiten weigeren in de kosten te delen, pas beëindigd wordt in 1735. Een nieuwe - heden achtkantige - toren met hoge spits wordt op de voetstukken van de oude toren opgetrokken in 1719-1720 (volgens sommige bronnen in 1729). Tevens worden twee nieuwe klokken gegoten door de Gentse meester Jan Pauwels (Gent). Pastoor Ludovicus Wauters zorgt voor een nieuwe interieuraankleding met onder meer de koorlambrisering (1749-1751) en bijpassend gestoelte, houten muur- en gewelfbekleding, een communiebank in rococostijl gesculpteerd door Pieter Cools uit Brugge (1765) en houten afsluitingen rond de altaren van Onze-Lieve-Vrouw van Lorette en Onze-Lieve-Vrouw van Halle (1758-1765).
In de tweede helft van de 18de eeuw gebeuren nog diverse werkzaamheden, onder meer aanbrengen van nieuwe stenen gewelven, dichtmetselen van de zijdeuren in de noord- en zuidgevel, drie voet afgraven van het omliggende kerkhof, plaatsen van twee nieuwe portalen en van een altaar ter ere van Sint-Jan, de patroonheilige van de Tieltse rederijkerskamer. In 1773-1774 beeldhouwt Ignatius Mefaut het beeld van Christus aan het kruis voor op het kerkhof. In overeenstemming met het keizerlijke decreet van Jozef II dat begraafplaatsen uit het stadscentrum weert, worden in 1784 plannen gemaakt om het omliggende kerkhof op te doeken. Landmeter Philip Jan Lemaieur maakt een ontwerp voor een nieuw kerkhof tegenover het Stoktkapelletje (zie Oude Stationstraat). Door verzet van het stadsbestuur en van de kerkmeesters wordt het plan steeds uitgesteld en zal pas in 1828 een nieuw kerkhof aangelegd worden aan het noordelijke uiteinde van de Krommewalstraat (zie Keidamstraat). In 1798 worden de kerkgoederen aangeslagen en in 1799 wordt het meubilair van de kerk verkocht aan particulieren, onder meer aan dokter François Strack, een stroman die deze aankoop doet voor rekening van de kerkfabriek. Na tijdelijke omvorming tot "Temple de la Loi" volgt in 1802 opnieuw de openstelling voor de eredienst. In 1822 laat pastoor De Vleeschouwer het beeld van Christus aan het kruis herstellen door steenhouwer J.F. Stercq, die rond het beeld ook een stenen kapel met natuurstenen zuilen optrekt; in 1849 voorzien van knielbank, ijzeren hek en polychrome schildering. In 1834 wordt het bisdom Brugge opnieuw opgericht, dat vanaf dan het 26 kerken tellende decanaat Tielt omvat. In 1847 wordt van de moederparochie Sint-Pieters de parochie van Schuiferskapelle afgesplitst, dat later ook een zelfstandige gemeente wordt (1862). In 1857 wordt de monumentale preekstoel geplaatst waar de Tieltse broers en beeldhouwers Frans en Louis Debosschere zeven jaar aan gewerkt hebben, dé blikvanger in het interieur van de Sint-Pieterskerk. Na een brand in de toren door blikseminslag (1843) gebeuren in de jaren 1862-1874 herstellingswerken aan onder meer de toren, de spits en de westgevel; tevens wordt de sacristie uitgebreid en worden de veldstenen uit de voorgevel vervangen door bakstenen. Na de verharding van de verbindingsweg Ieperstraat - Krommewalstraat, wordt in 1869 het oude kerkhof geëffend en de poortmuur afgebroken. In de jaren 1883-1892 worden opnieuw grondige herstellingswerken uitgevoerd, onder meer onder leiding van architect Gustaaf Hoste (Tielt). Tevens wordt de sacristie overgebracht van de zuidkant naar de noordkant. De kerk wordt aangepast in neogotische stijl, met onder meer spitsboogvensters in de westgevel, nieuw neogotisch kerkmeubilair en glasramen van kunstschilder-glazenier Henri Dobbelaere uit Brugge. De toren wordt voorzien van nieuwe leien en ontpleisterd zodat het metselwerk van 1720 zichtbaar wordt.
In het begin van de 20ste eeuw wordt omheen de kerk een smeedijzeren hek geplaatst en een voetpad aangelegd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog loopt het kerkgebouw weinig schade op; enkele kleinere wederopbouwwerken dienen te gebeuren aan de kerktoren, de bedaking en de omheining. In 1935 wordt de Sint-Pieterskerk omzoomd door een ommegang met zes reliëfs ter ere van de Heilige Nikolaas van Tolentijn, gebeiteld door de Tieltse beeldhouwer Maurice Vander Meeren. Door bombardementen op 26 mei 1940 worden de kerktoren, een groot deel van het dak, de sacristie en het orgel verwoest. In 1946 wordt het oudste "Bijzonder Plan van Aanleg" in Vlaanderen goedgekeurd voor onder meer de heropbouw van de omgeving van de Sint-Pieterskerk, die wordt hersteld en gerestaureerd in de jaren 1949-1955 onder leiding van de Tieltse architect Albert Impe. In de jaren 1950 worden glasramen aangebracht door Cesar Vanhevel en Max Weiss. In de jaren 1990 en 2000-2001 worden nog restauratiewerken aan de kerk en het Christusbeeld uitgevoerd.
Georiënteerde hallenkerk grotendeels omzoomd door aanplantingen, onder meer knotbomen en lage bakstenen ommuring; aan westzijde, pleintje met parking op de noordoostelijke hoek van de Ieperstraat en de Krommewalstraat.
Grondplan: driebeukige hallenkerk met schip van vijf traveeën, centrale vieringtoren en drieledige koorpartij van drie traveeën voorzien van apsis met afgeschuinde hoeken. Aan zuidzijde, de voormalige sacristie; aan noordzijde, ronde doopkapel, de in het laatste kwart van de 19de eeuw opgetrokken sacristie en klein halfrond traptorentje.
Materiaalgebruik typerend voor de 19de-eeuwse aanpassingen in neogotische stijl: rode baksteenbouw met natuursteen voor onder meer plint, doorlopende dorpels en versnijdingen steunberen; witstenen venster- en portaalomlijstingen en maaswerk; leien zadel- en schilddaken en torenspits; kruisvormige ankers in top van westgevel. Restanten van veldsteen afkomstig van vroegmiddeleeuwse kruiskerk in noord- en zuidgevel.
Exterieur. Vrij sobere westgevel met drie puntgevels gescheiden door versneden steunberen, in sobere neogotische stijl aangepast met onder meer grote spitsboogopeningen in geriemde omlijsting waarin gekoppelde smalle vensters met drielob, vijfpas (centraal) en bekronend rosas met maaswerk. Centraal hoofdportaal in witstenen omlijsting met ontdubbelde archivolt op korte zuilen met florale kapitelen op basementen. Timpaan met neogotische nissen onder driepas; centraal gepolychromeerd beeld van Onze-Lieve-Vrouw met Kind op console met heraldisch motief. In top van puntgevels, spitsboogvenstertje met neogotisch maaswerk onder druiplijstje met gestrekte uiteinden, aan noord- en zuidzijde voorzien van flankerende spitsbogige blindnissen. Topkruis op middelste puntgevel. Zijgevels van zuid- en noordbeuk geritmeerd door versneden steunberen; per travee groot spitsboogvenster in geriemde omlijsting met maaswerk. Achtzijdige vieringtoren onder naaldspits; segmentbogige galmgaten in vlakke witstenen omlijsting onder sober druiplijstje. Drieledige koorafsluiting met hoge plint in natuurstenen blokken, gelijkaardige steunberen waartussen spitsboogvensters met maaswerk in geblokte witstenen omlijsting onder geprofileerde spitsboog. Tudorboogvormig oostportaal in geprofileerde witstenen omlijsting. In gevel van kooruitbouw natuurstenen bas-reliëf in art-decostijl met voorstelling van het Heilig Hart en flankerende biddende engelen, vervaardigd door de Tieltse beeldhouwer Maurice Vander Meeren zie opschrift "D.D. MAUR. VANDER MEEREN - VERCRUYSSE"; waaronder "EUCHARISTISCH HART VAN JEZUS ONTFERM U ONZER".
Aan noordzijde, sacristie op het einde van de 19de eeuw opgetrokken in gelijkaardige doch vereenvoudigde neogotische bouwtrant onder leien zadeldak (nok evenwijdig met kerk) met acht kleine dakkapellen; eenlagige baksteenbouw geritmeerd door steunberen, verbonden met de kerk door lage tussenbouw onder platte bedaking. Toegang via spitsboogdeur aan zuidzijde.
Ten noordwesten, aangebouwde ronde doopkapel getypeerd door ruw gemetste onderbouw, geschilderd bakstenen parement onder leien spits; rondboogvensters in geprofileerde witstenen omlijsting en ovale venstertjes.
Ommegang, geplaatst in 1935 en bestaande uit zes devotietaferelen uit het leven van de Heilige Nikolaas van Tolentijn, vervaardigd door de Tieltse beeldhouwer Maurice Vander Meeren (1903-1983) (gesigneerd en gedateerd). Witstenen reliëfs met voorzetbeglazing, ingewerkt in getrapte rechthoekige nis van bakstenen muurtjes op gemetste sokkel; natuurstenen dek- en hoekstenen. Bovendeel met figuratieve taferelen waaronder gebeitelde aanroepingen; onderaan namen van de schenkers.
Tegen het voormalige zuidportaal geplaatst calvariekruis, in 1773-1774 gebeeldhouwd door Ignatius Mefaut en oorspronkelijk geplaatst op het omliggende kerkhof. In 1822 laat pastoor De Vleeschouwer het beeld herstellen door steenhouwer J.F. Stercq, die rond het beeld ook een stenen kapel met twee natuurstenen zuilen optrekt. In 1849 voorzien van knielbank, ijzeren hek en polychrome schildering, allen verwijderd bij de restauratie in 2001 waarbij tevens een nieuwe rondboogafdekking en een gesloten beglazing geplaatst worden. Houten Christusbeeld, centraal opgesteld tussen oorspronkelijk vier, heden twee natuurstenen zuilen met Dorisch kapiteel op verhoogde basementen, verbonden met de muur door een klassieke architraaf en geprofileerde kroonlijst, beide verbonden door nieuwe rondboogafdekking met geprofileerde lijst.
In de zuidgevel ingewerkte, van het oude kerkhof afkomstige natuurstenen grafstenen van pastoor Wauters en van Joannes Livinus Poelman (1772-1850) woonachtig in de Ieperstraat (zie Ieperstraat nummer 80), griffier van het Vredegerecht (1809-1817), voorzitter van het weeshuis en burgemeester van Tielt (1830-1836).
Interieur. Grotendeels bepleisterde en witgeschilderde binnenafwerking met hoge houten neogotische lambrisering, aangebracht tijdens de recente restauratie na verwijdering van de muurbetegeling aangebracht in de jaren 1930. Midden- en zijbeuken afgedekt door bepleisterde kruisgewelven. Beuken gescheiden door spitsbogige scheibogen op ronde bepleisterde zuilen met imitatievoegwerk, gepolychromeerde, deels vergulde florale kapitelen en achthoekige basis; gebundelde vieringpijlers. Wanden van zijbeuken en koor voorzien van spitsboogvensters met figuratieve glas-in-loodinvulling, omgeven door gepleisterde en geschilderde geblokte omlijsting. Naar verluidt eind 18de-eeuwse natuurstenen tegelvloer. Zijtribune van het koor gebouwd tijdens de restauratie in de jaren 1950, voorzien van overkragende balustrade op modillons met figuratieve kraagstenen. Doopkapel met fraaie marmeren bevloering (rosas met ster); smeedijzeren hek daterend uit de jaren 1930.
Mobilair. Eenvoudig neogotisch kerkmeubilair, aangebracht in de kerk in 1884-1890. Hoofdaltaar toegewijd aan de patroonheilige, marmer, steen en koper (deels verguld), eind 19de eeuw naar ontwerp van architect Gustaaf Hoste (Tielt); nissen van retabel en tabernakel met bijbelse voorstellingen en symbolen. Zijaltaar noordbeuk, Onze-Lieve-Vrouwaltaar, steen en koper (gedeeltelijk verguld), eind 19de eeuw, met voorstelling van bijbelse taferelen in retabel en tabernakel. Zijaltaar zuidbeuk, toegewijd aan de Heilige Nikolaas van Tolentijn, marmer en steen (gedeeltelijk verguld), eind 19de eeuw, met taferelen uit het leven van de heilige in altaartafel en retabel. Communiebank in rococostijl, eikenhout, 1765, door Pieter Cools (Brugge); elf bas-reliëfs waarin oudtestamentische afbeeldingen of zinnebeelden van de H. Eucharistie; hersteld in 1915-1916 door Victor Vande Kerckhove (Tielt). Koorgestoelte en biechtstoelen, hout, neogotisch, eind 19de eeuw; biechtstoelen met voorstelling van onder meer de Heilige Petrus, Maria Magdalena en monogrammen; oudere (?) biechtstoel in laatclassicistische stijl. Preekstoel in neorococostijl, Deens eikenhout, 1850-1857, door de beeldhouwers en broers Frans en Louis Debosschere (Tielt); gerestaureerd in 1960 door de gebroeders Lauwers (Wingene-Wildenburg) onder leiding van Maurice Vander Meeren (Tielt). Voorstelling van de Apocalyps of visioen van apostel Johannes met onder meer bovenaan vrouw met de zevenkoppige draak; twee trappen met gebeeldhouwde leuning (symbolen van evangelisten) aan weerszijden van kuip met bustes van de vier Westerse kerkvaders, rustend op sierlijke fruithoorn; rug gevormd door gebeeldhouwd gedrapeerd gordijn. Doopvont, 17de-18de eeuw, marmer, hout en deksel in ijzer.
Beeldhouwwerk: onder meer beelden van Nikolaas van Tolentijn met gevleugelde draak, Piëta, pater Damiaan; Heilige Familie, grafmonument, gekruisigde Christus door Maurice Vander Meeren (Tielt), Heilige Jozef en Kind.
Schilderijen: onder meer van L. De Deyster (1656-1711) en schilderijen afkomstig van de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Gistel onder meer door Jan van Windekens (Brugge) (1711), "Kruisafneming" naar P.P. Rubens (17de-18de eeuw) en Vlaamse school (17de eeuw).
Figuratieve glasramen onder meer door Henri Dobbelaere (Brugge), 1873-1876, met onder meer "Aanbidding van de Drie Koningen", overgebracht van het middenkoor naar het Onze-Lieve-Vrouwekoor in 1954 en "Mysteries van de Rozenkrans"; door Cesar Vanhevel(e) (Gent), 1950-1953, met heiligen en symbolen; door Léonce Hubrecht (Brugge), 1953, met heiligen; door Max Weiss (Roermond), 1953-1955 en 1963, met taferelen uit leven van patroonheilige in middenkoor; tevens in Onze-Lieve-Vrouwekoor, Sint-Niklaaskoor en in westgevel, onder meer leven van Jezus, Laatste Oordeel en brand van de Sint-Petruskerk te Tielt. Kruisweg, 1875, geschilderd op doek in neogotische houten omkadering, geschonken door Apollinaris Bulckens. Ensemble van 2 bronzen klokken, 1937, door Marcel Michiels (Doornik). Oorspronkelijk orgel van 1632 door C. en J. Anneesens, vernield in 1940; nieuw orgel door firma Delmotte (Doornik) in 1969. In vloer vóór preekstoel, in 1990 geplaatste gedenksteen ter vervanging van een 16de-eeuwse steen, aangebracht naar aanleiding van het binnendringen van een hert in de kerk in 1513. Opschrift: "OP STE BENEDICTUS DAGH TE CLOCKE SESSE/ QUAM HIER EEN HERT IN DE KERCKE GEGAEN/ BINNEN DAT MEN DEDE DE EERSTE MESSE/ EN WAS BACHTEN DEN HOOGHEN AUTAER GEVAEN/ OP DIEN TIJDT LAEGHEN D'ENGHELSCHE VOOR TERWAEN" met links wapenschild met voorstelling hert waaronder "1513".
Bron: CALLAERT G. & SANTY P. met medewerking van BOONE B., DEVOOGHT K. & MOEYKENS S. 2007: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Tielt, Deel I: Stad Tielt (straten A-R), Deel II: Stad Tielt (straten S-Z), Deelgemeenten Aarsele, Kanegem en Schuiferskapelle, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL29, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Callaert, Gonda; Santy, Pieter
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
In 1643 werd een orgel gebouwd door G. Medaert (Roeselare). Dit is mogelijks reeds verloren gegaan toen in 1645 de kerk in de as werd gelegd. In de jaren 1732-1737 werd een orgel geplaatst door C. Cacheux (Atrecht/Arras). In 1895 renoveerde Ch. Anneessens (Menen) het orgel; in 1933 voerde J. Anneessens een revisie uit. In de Eerste Wereldoorlog had het gebouw weinig schade opgelopen; op 26 mei 1940 werden echter de kerktoren, een groot deel van het dak, de sacristie en het orgel vernield. Het huidige orgel werd gebouwd door G. Delmotte (Doornik), in 1969. De bouw van een nieuw orgel met mechanische tractuur wordt gepland (anno 2011); de opstelling van de diverse windladen zal herschikt worden (niet uitsluitend op het zijdoksaal) en een gedeelte van het bestaande pijpwerk zal gerecupereerd worden.
Is deel van
Kerkstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Pieter [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/86722 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.