Vrij groot gehucht ten noordoosten van het centrum, aan de provinciegrens met Limburg, gelegen op de breukrand tussen de Oosterkempen en het Kempens plateau.
Ontstaan als een landbouwnederzetting in de vroegere "Vennenheyde"; verdere ontwikkeling in de loop van de 19de eeuw; het oorspronkelijke heidelandschap werd voornamelijk in de periode 1849-1857, na de aanleg van het Maas-Scheldekanaal, klaargemaakt voor de exploitatie als hooiland door de aanleg van wateringen (een bevloeiingssysteem, uniek voor België). Kenmerkend voor de Rauwse wateringen, ruim 1/6 van de oppervlakte van Rauw, waren de meestal ruime, in het oog springende woningen die de eigenaars op hun watering lieten optrekken. Typisch is ook de aanwezigheid van talrijke schutten voor het regelen van het waterdebiet, zie onder meer Blauwe Keidreef. Het onderhoud van de wateringen, evenals het hooien ervan was zeer arbeidsintensief, zodat een groot deel van de bevolking hierin zijn broodwinning vond.
Globaal beschouwd onderging het heidelandschap gedurende de negentiende eeuw een grondige transformatie, die verliep in vijf fasen. Een eerste fase bestond uit de aanleg van het kanaal Herentals-Bocholt (1843-1846), gevolgd door de aanleg van een geometrisch irrigatieplan in de Maat (noordelijk deel van het gehucht), (tweede fase) en de geometrische verkaveling van het Gemeente- en Verkallenbos (derde fase), gelegen ten westen en zuidwesten van het huidige centrum van Rauw, langs de weg naar Postel; vermits de 93 kavels niet verkocht werden besloot de gemeente over te gaan tot bebossing met dennen (vierde fase), een moeizaam proces uitgevoerd in 1846-1847 en uitgebreid in 1852, 1876 en 1895 en de eerste helft van de 20ste eeuw. De huidige brandwegen volgen nog steeds het geometrische patroon van deze eerste verkaveling. Tot slot onstond een nieuwe planmatige aanleg tegen de baan naar Lommel (thans Kiezelweg), waardoor de weg werd vrijgemaakt voor de ontwikkeling van het centrum: het plan van de provinciale architect P.J. Taeymans betrof 28 hectare gemeenteheide, verkaveld in 107 percelen met een centraal plein omgeven door een dambordvormig stratenpatroon (vijfde fase). Begin 20ste eeuw werden in een zesde fase 1000 hectare heidegronden in amper 25 jaar ontgonnen en omgezet in vruchtbaar akker- en weiland; tegelijkertijd werd massaal inlandse eik aangeplant langs de nieuwe noord-zuid- en oost-westgerichte exploitatiewegen. Door deze dreven en de Canadapopulieren langs de trek- en alimentatiesloten van de vroegere wateringen kreeg het gehucht ten zuiden van de huidige Kiezelweg het uitzicht van een parklandschap. Na de Eerste Wereldoorlog werden de exploitatiekosten voor de wateringen te hoog zodat ze werden omgevormd tot aanplantingen met populieren, die niet zo arbeidsintensief waren en dus een stuk goedkoper; de totale bevloeiing werd stopgezet en men paste irrigatie via infiltratie toe; hierdoor werd het aantal grachtjes sterk gereduceerd.
In de tweede helft van de 19de eeuw deed ook de industrie, onder vorm van zandwinning, haar intrede in Rauw; de eerste zandgroeven dateren uit de jaren 1860; aanvankelijk gebeurde de zandwinning manueel, de eerste mechanische zuiger werd vermoedelijk gestart op de huidige zeilvijver van het Zilvermeer in 1893/5, zie ook gemeente-inleiding Mol. De aanwezigheid van de talrijke zandwinningsputten is tot op heden sterk beeldbepalend en ligt aan de basis van de thans toonaangevende plaats van Rauw op het gebied van toerisme, meer in het bijzonder op het vlak van de waterrecreatie. Zo is het Provinciaal Domein Zilvermeer aan de Zilvermeerlaan uitgegroeid tot een omvangrijk recreatie-oord van 143 hectare, met een meer van 17 hectare voor zeil- en duiksport en een meer van 5 hectare om te zwemmen en te roeien; de eerste vormen van recreatie ontstonden er in de jaren 1930; de plaatselijke bewoners gingen er zwemmen en de zandmaatschappij Sibelco liet toe dat er gekampeerd werd; in 1957 werd hier geopteerd voor de realisatie van een toeristisch centrum. De provinciale architect J. Schellekens ontwierp hiervoor een volledig plan van aanleg, dat door interne onenigheden slechts ten dele werd uitgevoerd; officieel opengesteld als provinciaal domein in 1959, zie ook Zilvermeerlaan.
Ook het Zilverstrand aan de Kiezelweg, speciaal aangelegd voor recreatieve doeleinden, en het bungalowdorp "de Rauwse Meren", met een vijver van 180 hectare, zijn druk bezochte ontspanningsoorden. Het Zilverstrand, officieel geopend in 1950, heeft zich in de loop der jaren geprofileerd als weekendverblijfpark, terwijl "De Rauwse Meren" onder meer voorzag in de uitbouw van een sunaquapark en een sunterrapark.
Rauw dat zich oorspronkelijk ook uitstrekte over een deel van Balen en Lommel, werd bij Koninklijk Besluit van 15 april 1889 erkend als zelfstandige parochie; in 1898 werd het grondgebied ten zuiden van de spoorweg afgestaan aan de pas opgerichte parochie Wezel, in 1930 gevolgd door een grenscorrectie ten voordele van de nieuwe parochie Gompel, terwijl in 1936 de Lommelse wijken Stevensvennen en Blauwe Kei werden afgescheiden.
Het gehucht wordt thans aan drie zijden omgeven door water, ten westen en ten oosten liggen de noord-zuidgerichte kanalen van Dessel-Kwaadmechelen en van Blauwe Kei-Leopoldsburg, ten noorden het Maas-Scheldekanaal. Rauw wordt bovendien van zuid naar noord ongeveer halverwege doorsneden door de baan Balen-Postel en van oost naar west door de baan Lommel-Mol. Ten zuiden ligt het tracé van de Zuiderring, evenwijdig met de spoorlijn Mol-Neerpelt.
De nog steeds bosrijke omgeving omvat een groene, centrale woonzone met sterk kwadratisch stratenpatroon als gevolg van de planmatige aanleg, mede bepaald door het oost-westgerichte riviernet. De parochiekerk Sint-Carolus Borromeus, een neogotische kruiskerk van 1893 is gelegen ten oosten van een vrij groot, circa 1975 heringericht plein, in de as van de Middenstraat en min of meer centraal in de woonzone die gekenmerkt wordt door eenvoudige, heterogene doch meestal vrijstaande 20ste-eeuwse woningen.
Ten noorden ligt de grootste Molse ontginningsvijver van wit zand, heden ingetekend als recreatiegebied "De Kempense Meren", ten noordoosten bevindt zich het Provinciaal Domein "Zilvermeer" en ten zuiden ervan het "Zilverstrand", beide gericht op waterrecreatie. Het natuurreservaat "De Maat", 60 hectare, met vijvers ontstaan door sprietontginning tijdens de oorlogsjaren, is gelegen in het noorden; het landschap vertoont een afwisseling van voornamelijk loofbossen, moerassen, vijvers en heide. Het beschermde natuurgebied "Meer- en Buitengoren", een kalkmoerasgebied, is gelegen tussen de recreatiegebieden Zilvermeer en Zilverstrand; dit complex van natte heide wordt op botanisch gebied beschouwd als het meest waardevolle landschap van de Kempen.
Bron: KENNES H. & STEYAERT R. 2002: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Mol, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n5, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Kasteeldomein De Maat
Omvat
Landhuis Paviljoen
Omvat
Langgestrekte hoeve
Omvat
Langgestrekte hoeve
Omvat
Schutsluis
Omvat
Waterstraat
Is deel van
Mol
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Rauw [online], https://id.erfgoed.net/themas/14498 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Gemeente Mol
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.