Deelgemeente van 3.528 inwoners (01/01/2009) en een oppervlakte van 445 hectare gelegen ten noordwesten van Waregem. De deelgemeente grenst in het noorden aan Sint-Baafs-Vijve (Wielsbeke), in het oosten aan Zulte, in het zuidoosten aan Waregem, in het zuidwesten aan Desselgem (Waregem) en in het westen aan Wielsbeke. Sint-Eloois-Vijve is op 35 kilometer van Gent, 13,5 kilometer van Kortrijk, 3 kilometer van Waregem en 1,5 kilometer van Sint-Baafs-Vijve gelegen.
De gemeentenaam Sint-Eloois-Vijve is afgeleid van de Heilige Eligius, aan wie de parochiekerk van oudsher is toegewijd, en het woord "Vijve", een riviernaam afkomstig van het woord "Fivia" (Vijve was de oude benaming voor de Gaverbeek). De Heilige Eligius zou in de gemeente verbleven hebben.
Sint-Eloois-Vijve behoort fysisch-geografisch tot het Leie-Schelde-interfluvium met een noordelijke overgang naar de alluviale Leievallei. Het grondgebied draagt een zwak golvend reliëf van circa 9 meter tot circa 18 meter boven de zeespiegel. Het hoogste punt is gesitueerd nabij de Waalshoek-Kauwenhoek. Afnemend reliëf naar het noorden toe, naar het brede valleigebied van de Leie en naar de depressie van de Gaverbeek.
De bodemgesteldheid is overwegend licht zandlemig tot zandig. In de Leievallei en specifiek ter hoogte van de oude Leiemeanders, alsook in de depressie van de Gaverbeek, is de bodem uitgesproken kleiig.
De beekstelsels van de Krekelbeek-Waalshoekbeek-Schoendalebeek (aan de grens met Desselgem) stromen rechtstreeks of via de vroegere Leiemeanders af naar het Leiekanaal. De overige beekstelsels met onder meer de Snepbeek als voornaamste vertakking op het grondgebied stroomt oostwaarts af naar de Gaverbeek. Het mondingsgebied van de Gaverbeek, eertijds ook met de Gotebeek als kleine vertakking, is sterk gewijzigd, waardoor de afwatering nu verder oostwaarts van de dorpskern verloopt, in de Leiemeander op het grensgebied tussen Sint-Eloois-Vijve, Sint-Baafs-Vijve (Wielsbeke) en Zulte.
De Leievallei met eertijds vochtige riviergraslanden wisselt af met licht geprononceerde kouterruggen met oorspronkelijk vruchtbaar open akkerland. Door de talrijke recentere woon-uitbreidingen en andere ruimtelijke ontwikkelingen zijn deze kenmerken thans sterk vervaagd.
De oudste bewoningsgeschiedenis van Sint-Eloois-Vijve is nauw verwant met deze van de andere Leiedorpen Beveren en Desselgem, maar voor Sint-Eloois zijn nog minder archeologische data voorhanden dan voor de andere deelgemeenten, door ontstentenis van structureel archeologisch onderzoek.
Nochtans kan worden aangenomen dat het landschap tal van archeologische sporen van een tienduizend jaar oude geschiedenis zal verbergen. De situering van de oudste dorpskern aan de samenvloeiing van de Gaverbeek en de Leie is immers dermate strategisch dat dit soort plekken in het verleden steeds gegeerd was als locatie. Dit blijkt ook uit de schaarse archeologische vindplaatsen: enkele Romeinse vondsten, gedaan in 1956-1957, vlakbij de kerk (onder meer werd Romeins bouwmateriaal verwerkt in de voorgevel van de kerk) suggereert de aanwezigheid van een Romeinse nederzetting. Op basis van het bouwpuin en dakpanfragmenten mag steenbouw verwacht worden, wat duidt op een nederzetting van een aanzienlijke status.
Naar verluidt zou zich ter hoogte van Sint-Eloois-Vijve een kruising van twee belangrijke Romeinse wegen, namelijk de heirbanen Kassel-Tongeren en Bavai-Oudenburg, hebben bevonden.
Frankische inwijkelingen nemen vanaf de 5de eeuw delen van het reeds in cultuur gebracht kouterland van hun voorgangers over. Zo ontstaan er enkele los van elkaar staande landbouwgemeenschappen op de droge en gemakkelijk bewerkbare gronden aan de Leieoevers.
De nederzetting Vijve ontstaat op de plaats waar de twee (voormalige) Romeinse heirbanen elkaar kruisen. Door de gunstige ligging aan de Leie en aan deze heirwegen is Vijve voorbestemd om een belangrijke rol te vervullen tijdens de middeleeuwen en latere periodes. De nederzetting bevindt zich halfweg tussen Deinze en Kortrijk, op de weg Rijsel-Menen-Kortrijk-Gent en is tegelijk een rustpunt op de weg van Ingelmunster naar Kerkhove en Ronse.
De benaming "Vive" wordt voor het eerst vermeld in bronnen daterend van 965: "Pottingehem secus fluviolum Vive" (Potegem bij het riviertje Vijve). Deze Vivebeek of de huidige Gaverbeek mondt uit in de Leie, tussen Sint-Eloois-Vijve en Sint-Baafs-Vijve (Wielsbeke). De etymologische betekenis daarvan is "modderig". De heerlijkheid Vive of Vijve strekt zich uit aan weerszijden van de Leie, over de huidige parochies Sint-Eloois-Vijve en Sint-Baafs-Vijve (Wielsbeke). In 1046 komt ene Lambertus de Vivia voor en in 1119 ene Walterus de Fivia. Andere vermeldingen van Vijve in schriftelijke bronnen zijn "Viva" in 1139 en "Fivia" in 1146.
Op het einde van de 10de eeuw wordt een burcht van Vijve vermeld als belangrijk steunpunt van graaf Boudewijn IV (980-1035) in zijn strijd tegen het opstandige Kortrijk. Waar deze burcht stond en wanneer ze gebouwd werd, is niet duidelijk. Een hypothese is dat ze opgetrokken werd na de invallen van de Noormannen. Volgens baron de Béthune zou de eerste kerk van Vijve mogelijk dateren uit de 11de eeuw of misschien uit de 10de eeuw. M. Delmotte neigt ertoe om het ontstaan van de kerk op het einde van de 10de eeuw te situeren, gelet op het belang van Vijve in die periode en gelet op de aanwezigheid van de burcht.
In de 11de eeuw is het huis van Vijve een vooraanstaande familie in het graafschap Vlaanderen, die onder meer het ambt van burggraaf van Kortrijk bekleedt.
Onder Boudewijn V (1035-1067), die van 1060 tot 1067 regeert voor de minderjarige Franse koning Filips I, wordt het graafschap Vlaanderen hervormd. De oudste bestuurlijke indeling in gouwen of pagi verving hij door kasselrijen, onderverdeeld in roeden. Sint-Eloois-Vijve behoort tot de kasselrij Kortrijk, die is onderverdeeld in vijf roeden, waaronder de roede van Harelbeke die verder is opgedeeld in 18 parochies: Harelbeke-Binnen, Harelbeke-Buiten, Sint-Eloois-Vijve, Waregem, Hulste, Ooigem, Bavikhove, Kuurne, Ingelmunster, Sint-Denijs, Zwevegem, Moen, Vichte, Otegem, Heestert, Deerlijk, Beveren-Leie en Desselgem. De belangrijkste heerlijkheid in Sint-Eloois-Vijve is Vijve Dendermondsch: het leenhof van Sint-Eloois-Vijve hangt af van het kasteel van Dendermonde. Het foncier van Vijve-Dendermonds (27 bunder) strekt zich uit over de huidige dorpen Sint-Eloois-Vijve, Elsegem en Oostrozebeke. De heerlijkheid Sint-Eloois-Vijve strekt zich uit over Sint-Eloois-Vijve, Sint-Baafs-Vijve (Wielsbeke), Waregem en Wielsbeke. Andere heerlijkheden in Sint-Eloois-Vijve zijn de Burggravie, Ter Hooghen Torre, Ter Leien, Schouwendale, Steenbeke, het Vyfainse (Vijvense), De Vroone, de Maene, Ter Moeren, de Hazelaere.
Over de afkomst van de grond die behoorde tot Vijve-Dendermonds bestaan verschillende meningen. Noterdaeme beweert dat de kern van Ingelmunster en Vijve-Dendermonds geüsurpeerd abdijgoed is. Verschillende leden van de familie van Dendermonde zijn in de 11de en 12de eeuw oppervoogden van de Gentse Sint-Baafsabdij. Reingotus II, heer van Dendermonde en oppervoogd van de Sint-Baafsabdij, zou zijn macht misbruikt hebben om Vijve los te weken van de abdij en rechtstreeks onder het gezag van Dendermonde te brengen. Anderen opperen dat Vijve-Dendermonds mogelijk is ontstaan uit de opsplitsing van het territorium van de burggraven van Vijve. Zowel de graven van Vlaanderen, als de Gentse abdijen bezitten tijdens de middeleeuwen gronden en rechten in Vijve. Het patronaatsrecht en een deel van de tienden van de heerlijkheid Vijve komen het Doornikse Onze-Lieve-Vrouwkapittel, dat op haar beurt toebehoort aan het Onze-Lieve-Vrouwhospitaal van Doornik, toe. Sint-Eloois-Vijve behoort tot het bisdom van Doornik.
De Vijvenaren steunen in 1071 Robrecht de Fries (1029/32-1093) in de slag bij Kassel tegen gravin Richildis en Arnulf III. In die tijd speelt Vijve een belangrijkere rol dan Ingelmunster. Vermelding in 1072 van "Villa Sti Eligii". In 1080 verschijnt een nieuwe burggraaf te Kortrijk, een zekere Lambrecht, die afkomstig zou zijn van het huis van Vijve. In 1119 wordt de "villa quae dicitur Saneti Eligii" vermeld, een hoeve genoemd naar Sint-Elooi en Vijve. Volgens de open brief van graaf Diederik van de Elzas (1099-1168) is het geslacht van Joigny in 1145 in het bezit van Sint-Eloois-Vijve.
Minstens sinds 1171 is Sint-Eloois-Vijve een parochie. In dat jaar schenkt bisschop Walter het altaar van Sint-Eloois-Vijve aan het Onze-Lieve-Vrouwkapittel van Doornik ("Altare qoud dicitur Sancti Eligii"). De schenking wordt in 1190 bevestigd door paus Clemens III. Naast het Doornikse Onze-Lieve-Vrouwhospitaal, is ook de pastoor tiendeheffer in de parochie.
Het oorspronkelijke dorpskerkje van Sint-Eloois-Vijve wordt op het einde van de 12de of in het begin van de 13de eeuw vervangen door een vroeggotische, eenbeukige zaalkerk met transept en absis. Een gedeelte van de beuk en de vieringtoren zijn thans geïntegreerd in de huidige kerk (veld- en Doornikse steen). In de middeleeuwen, misschien wel vanaf de 13de eeuw, bevindt zich aan de noordzijde van de Schoendalestraat, ter hoogte van de huidige Staakmolenstraat, een korenwindmolen die eigendom is van de dorpsheer de Plotho.
In de 13de eeuw worden de heerlijkheden van Ingelmunster en Vijve-Dendermonds via een personele unie verenigd. In 1215 is Willem van Meulebeke, zoon van Willem II van Béthune, heer van Meulebeke, Vijve-Dendermonds, Oplozere en voogd van Huise, gehuwd met Mathilde van Dendermonde. Beide lenen zouden sinds hun vereniging steeds samen verkocht of geërfd worden. In 1289 is Jan van Rode, heer van Vijve en Ingelmunster. De heren van Ingelmunster en Vijve-Dendermonds komen achtereenvolgens verder uit volgende families: de Béthune, van Schelderode, van Gistel, de Béthune d'Ailly, van Bourgondië, van Kleef, van Schömberg en de Plotho (vanaf 1583). Tijdens de 15de, 16de en eerste helft van de 17de eeuw zijn ze in handen van buitenlandse families en worden ze meestal in hun geheel verpacht.
In 1330 wordt Sint-Eloois-Vijve vermeld als "Fivia Sancti Eligii" en in 1363 als "St (E)Loys-Vive". Volgens A. Sanderus is Sint-Eloois-Vijve in de 14de eeuw een burggraafschap, toebehorende aan het geslacht Van den Heede. Deze familie ontleent haar naam aan de heerlijkheid den Heed, gelegen in de omgeving van Meulebeke en afhankelijk van het leenhof van Tielt. Het burggraafschap Sint-Eloois-Vijve is een leen van het kasteel van Ingelmunster en beschikt over een hoger, middelbaar en laag strafrecht, een baljuw en zeven schepenen. Onder de rechten kunnen het tolrecht, de vrije visserij in de Leie en verschillende inkomsten van naburige parochies gerekend worden. De tolrechten voor schepen op de Leie en voor wagens over de Leie brengen in de middeleeuwen voor de burggraaf van Sint-Eloois-Vijve veel geld op.
Lodewijk van Mullem staat vermeld in een pachtcontract van 1388 als eigenaar van het goed "Ter Leijen". Hoogstwaarschijnlijk is diezelfde familie van Mullem toen ook eigenaar van het goed "Te Mullem". In de 14de of 15de eeuw wordt de Sint-Elooiskerk voorzien van een ruim koor.
Bij de haardtelling van 1469 worden in Sint-Eloois-Vijve 59 haarden of 265 tot 295 inwoners geteld.
Omstreeks 1500 (zeker vóór 1533) wordt de Sint-Eligiuskerk uitgebreid met een laatgotisch koor en een toren met achthoekige bovenbouw. Nog vóór 1533 bouwt men een noordelijke zijbeuk met vlak afgesloten koor. Reeds in 1502 wordt een belangrijke valbrug vermeld in het dorpscentrum. De brug is het kruispunt van de oude heerweg en de scheepvaartroute van Kortrijk naar Gent en de Schelde (de brug bevindt zich ten noorden van de huidige Emiel Clausstraat). De tolrechten brengen veel geld op voor de burggraaf van Sint-Eloois-Vijve, die eigenaar is van de brug.
Het hof "Ter Linden" is in de 16de eeuw eigendom van de heer van Vichte. In 1525 wordt volgens De Flou het leengoed "Schouwendale" voor het eerst vermeld. Jan Van Kleef, heer van Auxerre, verkoopt in 1530 de bezittingen die hij heeft te Ingelmunster en te Sint-Eloois-Vijve. Jean de la Coste († 1538), heer van onder meer Vijve, Nieuwevliet, Nieuwenhove en Ronsele en raadsheer van Keizer Karel, verkrijgt de naam en de wapens van de familie Adornes. Jacob of Jaak van den Heede († 1582) is burggraaf van Sint-Eloois-Vijve, heer van Neckervliet en raadsheer van Keizer Karel en Filips II. In 1532 of 1533 brandt de dorpskerk af. Vermoedelijk wordt het koor ernstig beschadigd en gaat het kerkmeubilair volledig verloren. De heropbouw en restauratie vinden plaats in de periode 1533-1560, waarbij de kerk grondig wordt gewijzigd tot een tweebeukig gebouw. 16de- en 17de-eeuwse rekeningen uit het oude kerkarchief van Sint-Eloois-Vijve en uit het archief van de heren van Ingelmunster geven informatie over het oude hospitaal van Vijve, dat gelegen was nabij de Sint-Elooiskerk. De bloeiperiode van het hospitaal zou echter al in de jaren 1550 voorbij zijn.
In het kader van de herinrichting van de bisdommen onder Filips II komt Sint-Eloois-Vijve in 1559 onder het bisdom van Gent (dekenij Oudenaarde) terecht. Onder het bestuur van keizer Karel (1506-1558) kent ook Sint-Eloois-Vijve een periode van stabiliteit, maar in de laatste decennia van de 16de eeuw breken onrustige tijden aan met het opkomende protestantisme, de beeldenstorm en de reactie van de Spaanse vorsten. De kerkrekeningen van 1569-1570 laten vermoeden dat de Sint-Elooiskerk geleden heeft onder de beeldenstorm van 1566. Naast de godsdiensttroebelen, wordt de tweede helft 16de eeuw ook gekenmerkt door een algemene ontvolking ten gevolge van ziekte, oorlogsgeweld en armoede. Bij de haardtelling van 1571-1572 worden in Sint-Eloois-Vijve nog circa 445 inwoners geteld. De hertog van Alva, landvoogd van de Nederlanden (1567-1573), legt de tiende penning op als belasting. In 1573-1574 worden grote werken uitgevoerd aan de pastorie gelegen op een mote nabij de Leie.
Sint-Eloois-Vijve krijgt het zwaar te verduren bij de Geuzentroebelen circa 1580. Zo wordt vermoedelijk de oude pastorie verwoest in 1580. De Gentse calvinisten plunderen bovendien meermaals het dorp en vernielen onder meer herberg "De Mane", hofstede "den Helme" (Emiel Clausstraat), herberg "de Drye Coninghen" (Emiel Clausstraat), herberg "'t Goreel" (Koekoekstraat), hofstede en kapel "te Hazelaere", de landgebouwen van herberg "'t Schaeck" (Scheutstraetgen) en de brug over de Leie. Bij de gevechten van 1580 wordt, volgens de decanale verslagen van 1609 en 1619, de kerk van Sint-Eloois-Vijve zo grondig verwoest door de Gentse calvinisten dat enkel de toren overblijft (de muren van de kerk worden afgebroken en de gehele inboedel moet eraan geloven).
Vanaf 1583 tot de Franse revolutie heeft de familie de Plotho recht op de titel van dorpsheer van Ingelmunster, Sint-Baafs-Vijve en Sint-Eloois-Vijve. Pas in 1592 vat de dis van Vijve haar werkzaamheden opnieuw aan, na een langere periode van instabiliteit en oorlog. Vermoedelijk legt het hospitaal van Vijve in de jaren 1579-1584 ook (grotendeels) de activiteiten stil. Om de goederentrafiek in de jaren 1590, ten tijde van de Vrijbuiters van Oostende en Sluis, te beschermen wordt op de baan van Kortrijk naar Rijsel op grondgebied van Sint-Eloois-Vijve een soort van garnizoen of sterkte aangelegd. Dergelijke versterkingen worden in die periode ook in Emelgem en Tielt opgeworpen.
Het begin van de 17 de eeuw wordt gekenmerkt door een periode van stabiliteit. Circa 1600 komt er een veerpont op de Leie, ter vervanging van de in 1590 verwoeste valbrug. Het hospitaal van Vijve zou in het begin van de 17de eeuw de heropbouw en de herstelling van de in 1580 verwoeste parochiekerk financieren (heropbouw tot 1644). De kerk wordt uitgebreid in de diepte (in westelijke richting), voorzien van een zijbeuk aan de noordzijde en het transept wordt in zuidelijke richting herbouwd. Ook het kerkhof wordt heraangelegd en voorzien van een ommuring en portaal. De kerk is al vrij vroeg bekend als bedevaartsoord en is volgens de decanale visitatie van 1625 gesticht ter ere van Sint-Elooi en Sint-Vincentius.
Op het landboek van de baronnie van Ingelmunster, Vijve en Sint-Elooi, opgemaakt door Loys de Bersacqes in 1639, en op de kaart van de heerlijkheid Het Vijve-Ensche, opgemaakt door Louys de Bersacques in 1642, wordt duidelijk dat Sint-Eloois-Vijve een zeer landelijke en schaars bebouwde gemeente is. De dorpskern bestaat uit de Sint-Elooiskerk en enkele huizen die voornamelijk gelegen zijn aan het begin van de huidige Emiel Claus- en Schoendalestraat. Het omliggende, landelijke gebied telt slechts enkele hoeves en de molen van Vijve ten noorden van de huidige Schoendalestraat. Bij de Leie liggen de oude, omwalde pastorie en het goed "Te Brouwerye".
Na het Twaalfjarig Bestand (1609-1621), tijdens de regering van de aartshertogen Albrecht en Isabella, volgen de oorlogen van de Franse koning Lodewijk XIV elkaar op en in de jaren 1630-1640 breekt de pest uit. De inval van de Fransen in 1644 gaat gepaard met verwoestingen in de streek rond Sint-Eloois-Vijve. De Sint-Elooiskerk wordt voor korte tijd gebruikt als opslagplaats voor hooi en voedsel voor paarden. Het verdrag van Munster van 5 juni 1648 maakt een einde aan de Tachtigjarige Oorlog en bezegelt de splitsing van de katholieke Zuidelijke Nederlanden en de protestantse Noordelijke Nederlanden. In de periode 1648-1668 vallen Franse troepen Vlaanderen binnen, waarbij de Fransen contributies (logement, eten en oorlogsbuit) eisen van de bevolking. Zo moet de Vijfse kerkfabriek in de jaren 1657-1658 haar pachters een belastingvermindering toestaan omwille van de oorlogsbijdragen die ze aan de Fransen hadden moeten betalen en omwille van het verlies van de landbouwopbrengsten. De oorlog in de jaren 1657-1678 bemoeilijken de restauratie van de kerk, die zich door het oorlogsgeweld in slechte toestand bevindt. Met het verdrag van Aken van 2 mei 1668 worden de kasselrijen Oudenaarde en Kortrijk toegewezen aan Frankrijk (Sint-Eloois-Vijve behoort tot de kasselrij Kortrijk). In 1672 verschijnt de eerste schoolmeester, Petrus de Hoop, in de decanale visitatieverslagen. Van een schoollokaal is er geen sprake: mogelijk doet de kerk of het huis van de schoolmeester dienst.
In 1672 trekken de Fransen opnieuw ten strijde tegen de Nederlandse republiek. Het hoofdkwartier van de Fransen wordt in Sint-Eloois-Vijve gevestigd. Tot in 1678, met de Vrede van Nijmegen op 17 september 1678, blijven soldaten onder leiding van maarschalk d'Humières gelegerd in Sint-Eloois-Vijve. De enorme troepenaanwezigheid zorgt ervoor dat de landbouwgronden niet worden bewerkt en dat de graan- en houtvoorraden sterk slinken. In de jaren 1680-1690 breekt herhaaldelijk de pest uit. In 1683 vallen de Fransen opnieuw onze streek binnen en intendant Le Pelletier legt in alle parochies van de kasselrij Kortrijk een contributie op (De Chambres-de-Reunion-oorlog, 1683-1685).
Op het einde van de 17de eeuw, tijdens de Negenjarige Oorlog (1688-1697), ligt Sint-Eloois-Vijve meermaals aan het front, zowel aan Franse als aan Spaanse kant. De gemeente bevindt zich in 1692 tussen de Franse troepen in Harelbeke en de geallieerden aan de overkant van de Mandel, in Dentergem, Gottem en Deinze. In 1693 zijn er Franse troepen gelegerd onder leiding van de Franse markies de la Valette. In 1695 ligt Sint-Eloois-Vijve tijdelijk in de Spaanse geallieerde invloedssfeer en wordt het dorp meermaals door de Fransen geplunderd.
In de 18de eeuw bezit de dorpsheer tien procent van alle gronden in Sint-Eloois-Vijve. Bij de Leie, net ten noorden van het dorpscentrum, bevindt zich in de 18de eeuw het kasteel van Vijve. Dit kasteel is eigenlijk een verdedigingspost op de rivier. Op de kaart "Antiqui Morini" uit het werk "De Morinis et Morinorum rebus" van J. Malbranq (1579-1653) staat het Castellum Vivum of de burcht van Vijve weergegeven; de burcht is voorzien van een toren met kantelen. In 1701 verklaren de Oostenrijkse Habsburgers, Engeland en de Noordelijke Nederlanden de oorlog aan Frankrijk en begint de Spaanse Successie-oorlog (1701-1714). De Fransen belasten elke gemeente met het periodiek leveren van keurlingen voor het fort Isabella en de Brugse vaart; Sint-Eloois-Vijve moet keurlingen leveren ter verdediging van de stad Kortrijk. In 1706 kamperen de protestantse Hollanders in Sint-Eloois-Vijve (soldaten van het leger van Overkercke). Een twintigtal geallieerde schepen die op weg van Gent naar Kortrijk ter hoogte van Zulte in het ijs vastraken, worden naar Sint-Eloois-Vijve gesleept. Herhaaldelijk worden Vijvenaren en Vijfse paarden gevorderd om munitieschepen van Vijve naar Harelbeke te slepen. In 1710 wordt een konvooi van 37 schepen te Sint-Eloois-Vijve overvallen door Fransen. De buskruitontploffing richt grote schade aan in het centrum van Vijve en aan de parochiekerk, die nog niet zo lang terug opgebouwd en ingericht was (de kerk werd beschadigd door een groot onweer in 1703). Met de Vrede van Utrecht in 1714 komt een einde aan de Spaanse Succesie-oorlog.
In 1716-1717 wordt de steenweg van Kortrijk naar Gent aangelegd (huidige Gentseweg) op de grens tussen Sint-Eloois-Vijve en Waregem. Oorspronkelijk is men van plan om de steenweg aan te leggen door het dorpscentrum van Sint-Eloois-Vijve, zoals al eeuwen het geval is. De heer van Waregem, graaf van Moen, kan het kasselrijbestuur van Kortrijk echter beïnvloeden. Graaf van Moen wil de steenweg door Waregem laten passeren. Door verzet van de heer van Sint-Eloois-Vijve, baron de Plotho van Ingelmunster, wordt geopteerd voor een tussenoplossing en wordt er gekozen om de steenweg tussen beide parochies te laten lopen. Het werkkamp van de steenweg ligt op Sint-Eloois-Vijve. Langs de nieuw aangelegde steenweg ontstaat ter hoogte van het latere café "De Posterij" een paardenposterij, waar postpaarden kunnen gewisseld worden. In het eerste kwart van de 18de eeuw ligt de oude pastorie bij de Leie er vervallen bij, waardoor er in 1716-1718 een nieuwe pastorie wordt gebouwd bij de dorpskerk. De oude pastorie wordt vanaf dan bewoond door de koster.
De figuratieve kaart van Sint-Eloois-Vijve van 1754, geeft naast de dorpskern bebouwing weer ter hoogte van de oversteekplaats over de Leie (huidige Emiel Clausstraat) en aan de steenweg Kortrijk-Gent (onder meer het kruispunt De Posterij). In 1764 bezit de heer van Ingelmunster elf procent van de gronden in Sint-Eloois-Vijve. Het tienderecht komt voor twee derden toe aan het hospitaal van Doornik en voor één derde aan de pastoor van Vijve. Op de kaart van de gemeente Sint-Eloois-Vijve, opgemaakt door landmeter Cornelis Steur in 1764, wordt een tweebeukige kerk met vieringtoren en transept weergegeven, met daarnaast een kerkhofpoort. Het kruispunt van vijf wegen ter hoogte van de kerk wordt gevormd door de toenmalige Schoendalestraat, Aloise Biebuyckstraat, Posterijstraat, Koekoekstraat en het thans verdwenen "Scheutgenstraetgen". In de omgeving van de kerk bevinden zich in 1764 de kosterie, de pastorie, het oude passantenhuis (oud hospitaal), een hofstede met stokerij en herbergen "Het Schaek", "De drie Posthorens", "De Duijtsche Carre" en "de Coeijvoet". De kaart van 1764 geeft onder meer de hoeves "Te Schoendale", "Te Mullem" (Leiegoeddreef nr. 9), "Ter Leyen", "Ter Moeren" (bij Hoevelaan), Ter Hogen Torre" (tussen expresweg en Gentseweg), "Ter Linden" en het latere "Cauwenhof" weer. Daarnaast staan ook de molen van Vijve (Schoendalestraat), herbergen "De Posterij" en "Lindeken" (hoek Gentsweg/Koekoekstraat) en de oude pastorie aan de Leie afgebeeld.
De nieuwe pastorie, gelegen tegenover de Sint-Elooiskerk, wordt in 1774 door het Onze-Lieve-Vrouwkapittel van Doornik herbouwd. In 1777 kennen de wethouders van Sint-Eloois-Vijve, Sint-Baafs-Vijve (Wielsbeke), Wielsbeke, Waregem, Wakken, Oostrozebeke, Markegem en Desselgem (Waregem) financiële steun toe voor de bouw van een nieuwe brug over de Leie. Deze brug wordt in 1778 gebouwd en is eigendom van de hertog van Ursel uit Brussel en de bruggerechten over de Leie behorenhem dan ook toe tot aan de Franse revolutie. De vijf herbergen te Sint-Eloois-Vijve in 1779 geven aan dat het dorp op dat moment een belangrijke rol speelt als verstel- en rustplaats op de weg naar Gent of Kortrijk ("De Posterye van Vive", "De Maeght van Ghendt", "Den Gouden Leeuw", "Den Koeyevoet" en "De Swaene"). Op de kaart van de steenweg Wakken-Sint-Eloois-Vijve, opgemaakt door landmeter A. Lefebvre in 1788, bevindt zich over de Leie een draaibrug ("pont tournant") op de plaats van het voormalige veer.
Met de Franse revolutie op het einde van de 18de eeuw komt een einde aan het feodale systeem. Vanaf 1 oktober 1795 worden onder meer het kapittel van Doornik en de heerlijkheid Vijve-Dendermonds afgeschaft en wordt Vlaanderen ingelijfd bij Frankrijk onder het departement van de Leie. Kerkelijke goederen en gronden worden verbeurd verklaard en verkocht. In de periode 1795-1803 doet de pastorie, nadat die is aangeslaan, dienst als rijkswachtkazerne.
Van 1803 tot 1834 maakt Sint-Eloois-Vijve deel uit van de dekenij Kortrijk (daarvoor vermoedelijk Oudenaarde), om vanaf 1834 bij het heroprichten van het bisdom Brugge onder het bisdom Brugge terecht te komen. Tussen 1808 en 1839 wordt de kerk van Sint-Eloois-Vijve een annex van de kerk van Sint-Baafs-Vijve (Wielsbeke) en wordt de pastoor gedegradeerd tot kapelaan.
Vanaf 1818 tot de jaren 1830 geeft onderwijzer Ludovicus Van Keirsbilck les in een school aan de Generaal Biebuyckstraat (latere herberg "Belcanto", gesloopt in 1990). De tweede locatie van privé-onderwijs, verricht door Thérèse Zondernaeme (1794-1849), ontstaat in 1826 en verhuist in 1828 naar een gebouw op de hoek met de Posterijstraat. In de jaren 1840 geeft Thérèse les in de Koekoek- en Desselgemstraat.
In 1839 zijn de gemeenten Sint-Eloois-Vijve, Sint-Baafs-Vijve (Wielsbeke), Wielsbeke, Waregem, Wakken, Oostrozebeke, Markegem en Desselgem (Waregem) bereid de brug over de Leie van 1778 aan te kopen voor de som van 650 franken. Na de rampzalige vloed van 1840-1841 worden de verbeteringswerken van de Leie stelselmatig aangevat. Om het overstromingsgevaar in te dijken voorziet het K.B. van 29 maart 1841 de bouw van een stuw of barrage ter hoogte van de huidige Leiebrug. De barrage, die op een afzonderlijke aftakking van de Leie komt te liggen, is voorzien van een houten brug en bestaat uit vier doorgangen en een landhoofd. De eerste steen wordt op 5 juli 1842 gelegd en in 1844 wordt krachtens M.B. Augustin-Jean Bekaert aangesteld als eerste 'ontvanger van scheepvaertrechten'.
In het kader van de wet Nothomb van 1842 wordt gepoogd om de schoolinfrastructuur te verbeteren en wordt aangedrongen op de bouw van een jongensschool, die er echter pas eind de jaren 1850 zal komen. In 1845 bevindt zich een spellewerkschooltje op de Posterijstraat en circa 1848 ontstaat een tweede kantwerkschool. Met steun van pastoor Delvael wordt in 1853 een nieuwe spellewerkschool geopend aan de Desselgemstraat (Schoendalestraat). De gemeentelijke jongensschool wordt in 1859-1861 gebouwd aan de Desselgemstraat op initiatief van burgemeester Ernest De Kerkhove.
Tussen 1847 en 1863 wordt het afleidingskanaal van Deinze naar Schipdonk gegraven. In 1862 wordt de aanbesteding uitgeschreven voor de bouw van een nieuwe sluis op de Leie, net ten noorden van het huidige kruispunt van de Aloise Biebuyck- en Emiel Clausstraat. Aannemer J. Vollenaere uit Oostende doet het laagste bod. De bakstenen sluis met houten puntdeuren wordt in 1863 opgericht. De loskaai (richting Desselgem) biedt plaats aan drie schepen. Met de bouw van de sluis wordt de waterafvoer verbeterd en wordt de diepgang van schepen van 1,20 tot 1,80 m gebracht. De volledige kanalisatie van de Leie door middel van schutsluizen verhoogt het economische belang van de rivier, die de voornaamste weg wordt voor het goederentransport in Vlaanderen in die periode.
De molen ter hoogte van de Staakmolenstraat wordt in de periode 1863-1872 afgebroken en verkocht aan Jules Verdonck, die de molen in 1903 heropbouwt langs de steenweg naar Kooigem in Sint-Denijs (Zwevegem).
In de jaren 1867-1868 wordt de spoorweglijn Anzegem-Ingelmunster-Tielt aangelegd als tussenschakel tussen de lijn Brussel-Kortrijk, Gent-Kortrijk en Gent-Deinze-Lichtervelde. De nieuwe spoorlijn moest de vervoerskosten voor steenkool naar het West-Vlaamse hinterland drukken en de badplaatsen Blankenberge en Oostende aantrekkelijker maken voor Waalse toeristen. De onteigeningen gaan van start in december 1867 en op 20 december 1868 wordt de lijn in gebruik genomen (registratie in het kadaster in 1869). Met de treinverbinding Anzegem-Tielt wordt een tweede (spoorweg)brug over de Leie opgetrokken (thans vervangen door een nieuwe brug met de expresweg). Aan de spoorwegovergangen wordt in 1869 een wachthuisje gebouwd (registratie in het kadaster in 1871).
In 1872 wordt aan de zuidzijde van de Schoendalestraat een vlaswindmolen opgetrokken. De molen wordt in 1876 vervangen door een grote staakmolen (graanmolen) afkomstig uit Wakken.
In 1870 wordt aangedrongen op de stichting van een gemeentelijke meisjesschool. Naar aanleiding van de schoolstrijd tussen katholieken en liberalen verdwijnt in 1871 de klerikale zondagsschool ten voordele van de gelaïciseerde school voor volwassenen. In 1871 wordt beslist om met het gemeentelijke meisjesonderwijs van start te gaan en in 1872 koopt het gemeentebestuur daarvoor een perceel grond aan aan de huidige Koekoekstraat. Joseph Depoorter uit Waregem wordt aangesteld als aannemer van de werken. Volgens de Gentse architect Pierre Brandes zouden de werken voltooid zijn in 1873. Aan de straatkant bevindt zich het schoolhuis met koer voor de hoofdonderwijzeres, achteraan bevinden zich de klaslokalen met speelplaats. Vanaf 1874 is de meisjesschool er gehuisvest.
Met de (liberale) wet Van Humbeeck van 1879 moeten de gemeentes financieel opdraaien voor de kosteloosheid van het onderwijs. Sint-Eloois-Vijve is één van de weinige gemeentes die deze oproep beantwoordt: vanaf het schooljaar 1882-1883 biedt de gemeente volledig gratis onderwijs aan. In 1884 beschikt Sint-Eloois-Vijve over een nieuwe kleuterschool. Ook de katholieken proberen, als antwoord op de wet Van Humbeeck, om in elke gemeente een vrije school op te richten. Op initiatief van pastoor Van Eeckhoutte en enkele schaarse vooraanstaande katholieke families, Constant en Louis Boulez, een perceel grond aangekocht tegenover de bestaande, gemeentelijke meisjesschool met het oog op de bouw van een nieuwe, vrije jongensschool. De gebouwen van de vrije jongensschool worden opgetrokken en ingewijd in 1880. In 1882 wordt achter de vrije jongensschool van 1880 aan de Koekoekstraat een nieuwe, vrije meisjesschool opgetrokken, die thans toegankelijk is aan de Remi Baertlaan. In datzelfde jaar worden de bestaande gebouwen van de meisjesschool gerestaureerd. De vrije kleuterschool te Vijve is eind 1885 de enige officiële kleuterschool in het schoolkanton Tielt die is overgebleven (de val van de liberale regering zorgt voor het opdoeken van de kleuterscholen). Met de wet Jacobs van 1884, die de wet Van Humbeeck vervangt, rekenen de katholieke gemeentebesturen af met het gemeentelijk onderwijs. Voor het liberale Sint-Eloois-Vijve zorgt de wet Jacobs echter niet voor een verandering in de schoolpolitiek. Na de overwinning van de katholieken in de gemeenteraadsverkiezingen schaffen de katholieken de gemeentelijke kleuterschool af en trachten ook de gemeentelijke meisjesschool af te schaffen.
In de tweede helft van de 19de eeuw bevinden zich aan de huidige Emiel Clausstraat een olieslagerij en het kasteel Boulez met naastgelegen bijgebouw en fabriek. Bij K.B. van 30 april 1883 wordt de Vijfse onderpastorie op 1 september 1884 afgeschaft. Het voorstel voor de heroprichting van de onderpastorie botst in 1891 op een veto van de gemeenteraad. Uiteindelijk wordt de heroprichting besloten bij K.B. van 17 augustus 1909. In 1889 krijgt Sint-Eloois-Vijve zijn eerste station aan de spoorlijn Anzegem-Tielt. Het stationsgebouw is tot in de eerste helft van de 20ste eeuw het eindstation van waaruit het aangevoerde vlas zijn weg vindt naar de talrijke vlasbedrijven in de regio. In 1891 komen de Zusters van Liefde uit Heule op vraag van pastoor Goderis naar Sint-Eloois-Vijve om het meisjesonderwijs te verzorgen. De Zusters van Liefde stichten er een klooster aan de Remi Baertlaan. De bouw van het klooster wordt mede gefinancierd door Louise Boulez.
De komst van de vlasnijverheid naar het einde van de 19de eeuw toe, waarbij vlas geroot wordt in de Leie, luidt voor Vijve een periode van werkgelegenheid en welvaart in. In 1892 wordt de weverij "Tissage Gustave Mahieu" opgericht aan de Posterijstraat en in 1905 richt Gustave Mahieu aan diezelfde straat een villa met naastgelegen linnenfabriek op. Het bedrijf produceert beddenlakens, keukenhanddoeken en meubelstoffen type jacquard uit vlas en katoen. In 1896 worden in Sint-Eloois-Vijve bij een nijverheidstelling ook twee olieslagerijen geteld.
Tot 1895 verhuist het gemeentehuis van herberg "De Groene Leeuw" op de Vijve Plaatse naar een herberg aan de huidige Aloise Biebuyckstraat (tot 1935). De Lourdesgrot naast het hof "Ter Linden" wordt in 1895 opgericht door Ursula Vandenbroeke, zuster van de toenmalige bewoonster van het hof "Ter Linden". In de periode 1898-1902 wordt de Sint-Elooiskerk verbouwd naar de ontwerpplannen van architect Jules Soete, waarbij onder meer de zuidelijke zijbeuk wordt opgetrokken naar het model van de bestaande noordelijke zijbeuk, de bestaande vensters worden aangepast tot neogotische spitsboogvensters, de westgevel wordt hersteld met Doornikse steen en het dak wordt herdekt met Engelse schaliën.
In 1903 wordt Remi Baert (1903-1965), later de eerste Vlaamse ambassadeur in Bonn, geboren in een woning aan de huidige Remi Baertlaan.
In de eerste helft van de 20ste eeuw neemt de vlasnijverheid verder toe. Zo wordt in 1904 de eerste stoomvlaszwingelarij in Sint-Eloois-Vijve opgetrokken, een zwingelarij met 30 zwingelplanken. In 1910 telt men in de gemeente twee olieslagerijen en verscheidene vlasroterijen en zwingelarijen.
Tot 1905 krijgen de Vijfse jongens les in het 19de-eeuwse schoolgebouw aan de Schoendalestraat. In 1905 worden de gebouwen van de voormalige meisjesschool aan de toenmalige Koekoekstraat herbestemd tot jongensschool. Wanneer de gemeentelijke meisjesschool in 1909 wordt afgeschaft, wordt de jongensschool omgevormd tot een gemengde school.
Het wachthuis bij de spoorwegovergang over de Gentseweg wordt in 1909 vergroot tot de huidige bareelwachterswoning. Het nieuwe station van Sint-Eloois-Vijve wordt opgetrokken in 1913. Het treinverkeer omvat zowel passagierstreinen, als goederentreinen voor onder meer het transport van vlas.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt het station gebruikt als opslagplaats voor gasmaskers en het wordt in oktober 1918 ernstig beschadigd wanneer terugtrekkende Duitsers de treinsporen doen springen. Ook de Sint-Elooiskerk raakt beschadigd. Na de oorlog wordt het herdenkingsmonument voor de militaire en burgerlijke slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog aan de Posterijstraat ingehuldigd (thans aan de Koekoekstraat).
In 1919, wordt het lompenbedrijf Vangeluwe-Isenbaert opgericht, waar men lompen en afval van spinnerijen en weverijen verwerkt en in 1920 de veevoederfabriek Eureka. Houtbedrijf Himpe met houtzagerij en houthandel wordt in 1927 opgericht achter het spoorwegstation (in 1958 omgevormd tot een moderne houtspaanderplatenfabriek). Op 2 juli 1928 wordt door de familie Parmentier een regelmatige autobusdienst ingericht tussen Kortrijk en Waregem en in 1930 wordt een vergunning geleverd voor de lijn Waregem-Deinze, met regelmatige aansluitingen aan het kruispunt "De Posterij". De familie Parmentier, tot dan gevestigd in Gullegem, betrekt in 1931 een nieuwe gebouwde garage. Het reizigersverkeer op de spoorlijn tussen Waregem en Anzegem wordt opgeheven in 1934. Op de lijn Ingelmunster-Waregem blijft het reizigersverkeer gehandhaafd tot tijdens of kort na de Tweede Wereldoorlog.
In 1935 verhuist het gemeentehuis van de Aloise Biebuyckstraat naar de voormalige hoofdonderwijzerswoning aan de Koekoekstraat. De gemeente telt in 1937 negen vlasroterijen en één linnenweverij.
Tijdens de Leieslag van mei 1940 wordt de Sint-Elooiskerk, die met de toren bij K.B. van 1/04/1937 was beschermd als monument, erg getroffen en wordt de spoorwegbrug over de Leie (lijn Anzegem-Tielt) door de Belgen vernield. Na het bouwen van een noodbrug, wordt de brug in 1942 heropgebouwd. In 1941 wordt herberg "De Posterij" herbouwd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is er in Sint-Eloois-Vijve tijdelijk een Duits soldatenkerkhof nabij de woning van de sasmeester aan de Leie. Op het einde van de oorlog (in 1944) wordt de brug van 1942 door de Duitsers opgeblazen (de steunpijlers van de brug blijven lange tijd bestaan).
Uit een studie met betrekking tot de vlasvezelbereidingsnijverheid in Vlaanderen van 1941 blijkt dat de gemeente 77 zwingelmolens, twee zwingelturbines, twee warmwaterroterijen en tien rootkamers telt met een tewerkstelling van drie strovlashandelaars, twee strovlascommissionarissen, twee vlasnijveraars, tien vlasfabrikanten, twee vlasverwerkers, één botenkoper, één kleine krotenhandelaar, één vlasvezelafvalverhandelaar, twee vlaskafzuiveraars, drie lijnzaadzuiveraars en drie zaailijnzaadhandelaars. In 1943 wordt het roten in de Leie bij wet verboden, waarop men vlakbij de rivier betonnen roterijen bouwt voor het kunstmatig roten van vlas met verwarmd water. De vlasnijverheid gaat na de Tweede Wereldoorlog sterk achteruit. Toch kent de gemeente na de oorlog een tamelijk sterke industriële expansie, vooral in de sectoren van textiel en (houten) bouwmaterialen. Naar aanleiding van de crisis in de vlasnijverheid en de concurrentie van het vervoer met vrachtwagens wordt het spoorwegstation van Sint-Eloois-Vijve overbodig.
Na de Tweede Wereldoorlog voelt men de noodzaak om een nieuwe sas op de Leie te bouwen, waarvoor er 1 hectare 59 are 88 centiare moet worden onteigend. De nieuwe sluis op de Oude Leiearm wordt volgens het kadaster pas in gebruik genomen in 1961. Sinds 1948 loopt de Gaverbeek gedeeltelijk evenwijdig met de Rijksweg (Gentseweg) en geeft ze uit in de Leie bij de scheiding van Sint-Eloois-Vijve en Zulte. In 1948 neemt Georges Demiddel een bestaande weverij over en sticht er een bedrijf met 89 automatische getouwen dat bedrukte gordijn- en meubelstoffen vervaardigt (bedrijfsgebouwen van 2.000 vierkante meter op een terrein van 3.000 vierkante meter). In 1949 bouwt Daniël Parmentier een moderne garage langs de Gentseweg. Op 12 juni 1949 wordt de parochie toegewijd aan het Heilig Hart, wat gepaard gaat met grootse Heilig Hartfeesten, een jubelviering van de Heilig Hartbond en de inwijding van het Heilig Hartbeeld tegen de zuidgevel van de Sint-Elooiskerk. De nieuwe Leiebrug wordt in 1950 opgericht en rust op 18 blokken van ieder 80.000 kilogram (30 meter lang, 20 meter breed en 6 meter hoog). In de jaren 1950 worden de treinsporen van de spoorlijn Anzegem-Ingelmunster uitgebroken en komt het spoorwegstation leeg te staan. De oude pastorie bij de Leie wordt eveneens in 1950 gesloopt. Begin jaren 1950 zijn er plannen tot het bouwen van een nieuw gemeentehuis tegen de oostgevel van de pastorie, maar de bouwplannen met pittoreske trapgevel worden nooit uitgevoerd. De onderpastorie wordt in 1953-1955 gebouwd tegen de zijgevel van de pastorie. Vanaf 1952-1955 is het postkantoor gevestigd in het huis links van het schoolhuis van de meisjesschool en in 1952-1976 bevindt het gemeentesecretariaat zich rechts van het schoolhuis.
Vanaf het midden van de 20ste eeuw wordt de dorpskern en de omgeving van de Leie getypeerd door industriële gebouwen die gelegen zijn aan de noord- en westzijde van de kerk. Op de plaats van het huidige hotel "De Jager" wordt in 1949-1950 het voddenwerkhuis van de familie Dejaegher gebouwd. De gebroeders Lambrecht richten in 1951 een vlasspinnerij op en in 1952 ontstaat het lompenbedrijf van de familie Van Braekel. In 1952 zijn er 35 bedrijven in Sint-Eloois-Vijve, waaronder 12 vlasfabrieken, vijf voddenfabrieken, drie weverijen, een spekkenbakkerij, een plaasterfabriek en een autobusuitbater. In 1953 richt de familie Hoste een zeemlederfabriek op. De Fondalys NV, Gieterij en Konstruktiewerkhuizen wordt opgericht in 1956 en produceert ijzer- en aluminiumgeut voor machineonderdelen en ijzeren V-riemschrijven. De fabriek van houtwolplaten van de familie Dheedene wordt in 1959 van Waregem overgebracht naar Sint-Eloois-Vijve (inrichting van 4.000 m2 op een terrein van 3 ha).
Het gemeentewapen van Sint-Eloois-Vijve wordt toegekend bij K.B. van 24 mei 1960. In 1962 bevinden zich in Sint-Eloois-Vijve een weverij, spinnerij, drie vlasfabrieken, een kloddenzwingelarij, twee kunstmatige roterijen, een cichoreidrogerij, een houtzagerij, een looierij, een schoenen- en zeemvellenfabriek, een autocarbedrijf en een reisagentschap. De weiden beslaan in 1962 110 hectare (teelt van aardappelen, rogge, tarwe, zomergers, haver, luzern, klaver, wortelen, voederbieten en tabak) en de groenteteelt beslaat 20 hectare. Daarnaast is er in de gemeente ook runder-, varkens- en pluimveeteelt. In 1956 begint de Samenwerkende Maatschappij voor Goedkope Woningen Helpt Elkander met de bouw van 40 nieuwe woningen in Sint-Eloois-Vijve. De realisatie van deze huizen aan de Peter Benoitlaan door architect Karel Algoed en architect Dooms vormt de aanzet van het grotere woonproject Rozenhof dat in de jaren 1960 door de maatschappij wordt gerealiseerd. De Kortrijkse architect Karel Algoed zorgt in 1959-1960 bovendien ook voor een grondige restauratie van de Sint-Elooiskerk. De woonwijk Rozenhof wordt aangelegd in 1963 en 1966 door de Samenwerkende Maatschappij voor Goedkope Woningen Helpt Elkander. De 54 te bouwen woningen, waaronder zes woningen voor bejaarden, worden ontworpen door architecten Karel Algoed, Oscar Quackelbeen en Johan Sabbe. De begraafplaats aan de Emiel Clausstraat wordt in 1966 aangelegd, nadat eerder dat jaar het oude kerkhof bij de Sint-Elooiskerk werd opgeheven. In datzelfde jaar wordt de Lourdesgrot aan de Grottelaan gerestaureerd onder leiding van Maurice Dejonckere. Het kadaster registreert in 1968 de aanleg van het Sint-Elooisplein met parkeerplaatsen. Het hoekhuis "Estaminet" palend aan de pastorie wordt in 1969 gesloopt om het probleem van de verkeersruimte op te lossen. Op het einde van de jaren 1960 of het begin van de jaren 1970 wordt de Spinnerijstraat aangelegd. Het goederenverkeer blijft tot in de jaren 1970 op de spoorlijn Ingelmunster-Wielsbeke, terwijl op de lijnen Sint-Eloois-Vijve-Waregem en Waregem-Gaverbeek het goederenverkeer blijft tot in de jaren 1980. In 1971 worden de voormalige gronden van het goed "Ter Moeren", gelegen ten oosten van de Leiegoeddreef, verkaveld voor de residentiële wijk met straten Hoevelaan, Mullemstraat, Steenstede, Plotholaan en Jan Van Rodelaan. In 1973 wordt het Textielbedrijf Dejaeghere (DSM) opgestart, een voortvloeisel van het voddenbedrijf van 1949-1950 nabij de Sint-Elooiskerk. De gebouwen van de voormalige vrije jongensschool aan de Koekoekstraat worden in 1974 gesloopt en op de vrijgekomen gronden wordt een turnzaal opgetrokken en een oprit aangelegd.
In de tweede helft van de jaren 1970 en in het begin van de jaren 1980 wordt de Leie gekanaliseerd, waardoor de rivier bevaarbaar wordt voor schepen van 1.350 ton. De nieuwe Leiebedding zorgt ervoor dat het dorpscentrum verder van de Leie komt te liggen. Sinds 1 januari 1977 is Sint-Eloois-Vijve, samen met Desselgem, Beveren-Leie, en Waregem, een deelgemeente van Groot-Waregem. De toenmalige burgemeester, Julien André Dejaeghere (burgemeester van 1959 tot 1976), had echter met de steun van de volledige bevolking alles gedaan om de zelfstandigheid van de gemeente te vrijwaren. Op 1 december 1977 wordt Sint-Eloois-Vijve een pelgrimsoord ter verering van Sint-Elooi, de patroonheilige van de paarden en de beschermer tegen contagieuse ziekten. De huidige brug over de Leie wordt opgetrokken in 1979.
In 1985 wordt het schoolhuis van de gemeentelijke jongensschool (1859-1860) aan de Schoendalestraat gesloopt. De gebouwen van de gemeentelijke meisjesschool (1873-1901) aan de Koekoekstraat volgen in 1987, in functie van de bouw van het ontmoetingscentrum "De Linde".
Vermoedelijk in de jaren 1980 worden de verkaveling Oostpoort (ten oosten van de Neerstraat) en het gedeelte van de Expresweg ten zuiden van de Gentseweg aangelegd, zie kaarten van het Nationaal Geografisch Instituut van 1974 en 1993. In 1998 wordt de Expresweg doorgetrokken ten noorden van de Gentseweg en wordt een nieuwe brug over de Leie opgetrokken op de plaats van de ijzeren spoorwegbrug van de verdwenen spoorlijn Anzegem-Tielt. De Expresweg en de nieuwe brug over de Leie moeten het verkeer afleiden van de dorpskernen Desselgem en Sint-Eloois-Vijve.
In 1992 wordt het goed "Ten Hogen Torre", gelegen tussen de Expresweg en de Roterijstraat, grotendeels ingepalmd door de Grand Bazar (thans Carrefour). Het voormalige stationsgebouw van Sint-Eloois-Vijve wordt in 1991 gerestaureerd en herbestemd tot de handelszaak "Chinoh" naar de plannen van de Gentse architect Johan Van Leuven. De begraafplaats aan de Emiel Clausstraat wordt in 1994 uitgebreid met een perceel ten westen van de bestaande begraafplaats.
In 2000 wordt een grenscorrectie toegepast tussen de gemeentes Waregem en Wielsbeke, ten gevolge van de kanalisatie van de Leie in de tweede helft van de jaren 1970 en het begin van de jaren 1980 waarbij bewoners van beide gemeentes geïsoleerd kwamen te liggen in een zestal enclaves. Algemeen wordt de loop van de gekanaliseerde Leie als nieuwe gemeentegrens genomen, behoudens enkele uitzonderingen op grondgebied Wielsbeke. Op de grens van Sint-Eloois-Vijve/Zulte met Sint-Baafs-Vijve (Wielsbeke) wordt ter hoogte van het sluizencomplex in plaats van de nieuwe Leie de nog bevaarbare Oude Leiearm als grens behouden.
Begin 2000 wordt door het stadsbestuur van Waregem, met steun van de Provincie West-Vlaanderen en Interegg, begonnen met de uitbouw van een aanlegplaats voor riviertoerisme aan het Leiesas. In het kader van de uitbouw van die jachthaven wordt in 2001 de vzw Waregem Yacht Club opgericht. De haven wordt in 2007 uitgebreid met "vingerpieren", kleine aanlegsteigers loodrecht op de oever. Het spoorwegstation van Sint-Eloois-Vijve wordt met inbegrip van het kasseiplein en het bordes beschermd als monument bij K.B. van 10/10/2002. De Leiebrug wordt in 2005 90 centimeter omhoog gehoffen, zodat grotere containerschepen er onder door kunnen varen richting de nieuwe containerterminal langs de Leie op grondgebied Wielsbeke. Het Textielbedrijf Dejaeghere Spinning Mills wordt in 2007 stopgezet. Tijdens de inventarisatieperiode is de verkaveling ten westen van de Neerstraat in aanleg.
Kleine dorpskern uitwaaierend door lintbebouwing langsheen de historische invalswegen met hoofdzakelijk straalsgewijs wegenpatroon. Ten noorden wordt de dorpskern begrensd door de in de jaren 1970-1980 gekanaliseerde Leie. De in oorsprong romaanse * Sint-Elooiskerk vormt het centrum van de dorpskern. Woonwijk ten noordwesten van het centrum.
Vanuit de dorpskern vertrekken verschillende, historische wegen naar de omliggende gemeenten: de Aloise Biebuyckstraat naar Sint-Baafs-Vijve (Wielsbeke), de Emiel Clausstraat naar Zulte, de Schoendalestraat naar Desselgem en de Posterijstraat en de Koekoekstraat naar Waregem.
De historische dorpskern wordt gevormd door de kerk en de ertegenover gelegen pastorie, die deels opklimt tot het einde van de 18de eeuw. Basisbebouwing gekenmerkt door heterogene rijbebouwing uit de 19de en de eerste helft van de 20ste eeuw, geconcentreerd in de dorpskern. Bestaat uit 19de-eeuwse bakstenen eenlaagsbouw onder zadeldaken, later al dan niet gewijzigd, onder meer in de Schoendalestraat, de Koekoekstraat, de Posterijstraat en de Aloise Biebuyckstraat. Enkele, zeldzame neoclassicistische en historiserende burgerhuizen uit het eerste kwart van de 20ste eeuw langs de Posterijstraat. Dorpskern uitgebreid in de tweede helft van de 20ste eeuw en met recente verkavelingen. Uit de jaren 1970 valt een kwaliteitsvolle woning aan de Schoendalestraat te vermelden.
Aan de noordwestelijke rand, industriële sites van de textiel- en vlasnijverheid, en aan de noordoostelijke rand van het dorp, door de nabijheid van de Leie, locatie van een veevoederbedrijf.
Slechts deels bewaard agrarisch gebied, voornamelijk ten noordoosten en ten zuidwesten van de dorpskern. Slechts een beperkt aantal nog in bedrijf zijnde hoeves met voornamelijk 19de-eeuws gebouwenbestand, waarvan het boerenhuis in kern soms opklimt tot de 18de eeuw. Opvallend bewaarde, historische hoeve met voormalige roterij en vlasschuur aan de Grottelaan. Hoevebouw met streekeigen kenmerken: losstaande voornamelijk 19de-eeuwse volumes in bruine baksteenbouw onder zadeldak. Boerenhuizen in enkele gevallen voorzien van opkamer. Bestaande hoeves veelal uitgebreid met recente hoevegebouwen in functie van de uitbating. Aan de historische steenweg van Gent naar Kortrijk ten zuiden/zuidwesten van de dorpskern, met enkele bewaarde 19de-eeuwse eenlaagsvolumes afgewisseld met interbellumwoningen. Tweede belangrijk historisch tracé (Vijfseweg) met enkele bewaarde, vrij imposante burgerwoningen uit het einde van de 19de eeuw en de interbellumperiode. Sinds de jaren 1950 verdwenen spoorweg die de steenwegen doorsneed, met voormalige bareelwachterswoning en * spoorwegstation.
Verspreid over het grondgebied komen 19de-eeuwse en 20ste-eeuwse kapellen voor, in diverse groottes en bouwstijlen.
Bron: VANWALLEGHEM A. & CREYF S. 2010: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Waregem, Deel I: Stad Waregem, Deelgemeente Sint-Eloois-Vijve, Deel II: Deelgemeenten Desselgem en Beveren-Leie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL45, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanwalleghem, Aagje; Creyf, Silvie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Waregem
Omvat
Aloise Biebuyckstraat
Omvat
Emiel Clausstraat
Omvat
Grottelaan
Omvat
Koekoekstraat
Omvat
Leiegoeddreef
Omvat
Leiesas
Omvat
Moerbosstraat
Omvat
Moorstraat
Omvat
Posterijstraat
Omvat
Remi Baertlaan
Omvat
Rozenhof
Omvat
Sint-Elooisplein
Omvat
Spoorweglaan
Omvat
Transvaalstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sint-Eloois-Vijve [online], https://id.erfgoed.net/themas/15744 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.