omvat de aanduiding als beschermd monument Gebouwen van de Radio Maritieme diensten
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd cultuurhistorisch landschap Rijksopvoedingsgesticht en omgeving
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd cultuurhistorisch landschap Sint-Pietersveld
Deze bescherming is geldig sinds
Het provinciaal domein Bulskampveld verwijst in zijn benaming naar een (nu verdwenen) uitgestrekt middeleeuws heidegebied ten zuiden van Brugge in zandig Binnen-Vlaanderen. Voor wie er nu rondloopt, vallen de bossen en de statige dreven op, die in een strak dambordvormig patroon liggen. Maar zo is het niet altijd geweest. De geometrisch aangelegde drevenstructuren zijn het resultaat van een volledig make-over van het landschap uit het einde van de 18de en het begin van de 19de eeuw.
Sinds de middeleeuwen (en tot het einde van de 18de eeuw) ontwikkelde de omgeving in Bulskampveld zich tot een heidelandschap. We bevinden ons in zandig Binnen-Vlaanderen ten zuiden van Brugge, in een gebied dat de cuesta van Hertsberge en Lotenhulle wordt genoemd. De tertiaire lagen die elders diep in de ondergrond liggen, komen hier dicht aan de oppervlakte. De afwisseling van kleilaagjes en zandsteenlagen in de tertiaire zanden deed bronnen en kleine beekjes op de cuestarand ontstaan. Deze arme zandgronden met soms een stuwwatertafel liggen aan de basis van de heidevegetatie in deze vroegere veldzone Bulskampveld–Sint-Pietersveld.
Ten zuiden en zuidoosten van Brugge lagen uitgestrekte terreinen die nog niet intensief werden uitgebaat, omdat ze minder geschikt waren voor intensieve landbouw en wellicht ook omdat ze al in gebruik waren door kleine lokale gemeenschappen die er hun gebruiksrechten op deden gelden. In hun benamingen zat vaak het toponiem ‘kamp’ of ‘veld’ verwerkt, zoals in Bulskampveld, Maldegemveld of Scheldeveld. Vermoedelijk evolueerden deze schrale gronden al vroeg (8ste eeuw volgens Termote) tot een heidelandschap onder druk van toenemend gebruik door de mens, die er zijn vee lieten grazen. In de periferie van nederzettingen lieten gemeenschappen hun vee grazen, waaronder schaapskudden voor de productie van en handel in wollen weefsels, ten behoeve van de zogenaamde lakenhandel. Waar de bodemkwaliteit het toeliet, droegen dorpsgemeenschappen bij tot kleinschalige ontginningen, waarbij perceel per perceel stukken ‘veld’ naar landbouwgrond werden omgezet.
Qua bodem en landgebruik deed de streek denken aan de Kempen van voor de 19de eeuw. Maar er waren ook opmerkelijke verschillen. Eén daarvan draaide rond grondbezit: terwijl in de Kempen het gemeenschappelijk gebruik van de heidegebieden tot in de 19de eeuw gangbaar bleef, overwoog het privégrondbezit in de Brugse veldregio. In Bulskampveld bleken heel wat terreinen eigendom van grootgrondbezitters te zijn, zoals de heren van Gruuthuuse (Wingene), de heren van Gentbrugge (Oostkamp) of de heren van de heerlijkheid Wildenburg (Blauwhuiskasteel Wingene), de Sint-Pietersabdij in Gent (Sint-Pietersveld). Het feit dat die gronden aan heerlijkheden waren verbonden, doet vermoeden dat het grondbezit middeleeuwse roots had. Uit landboeken van Wingene en Beernem bleek onomstotelijk dat de heide in handen van privé-eigenaars was.
Een tweede verschil is het massaal voorkomen van vijvers voor de visteelt als vorm van regionale specialisatie. Het hier afgebakende gebied ligt op of rond de cuesta van Hertsberge-Lotenhulle (oude benaming Hendriksberg), een geologische zandige opduiking, die aan de randen doorsneden is met kleine beekvalleitjes, zoals de Blauwhuisbeek of de Bornebeek. Door afdamming van het water ontstonden vijvers. Maar ook op een helling, die eerst vlak werd gelegd en de randen afgedamd, kwamen dergelijke vijvers voor. Ze werden gevoed door water uit watervoerende lagen. In Bulskampveld kwamen de meeste vijvers voor op de zuidelijke flank van de cuesta van Hertsberge-Lotenhulle. Daar lag de heerlijkheid Wildenburg (Wingene). In de meeste gevallen was het moeilijk om de precieze ligging van deze historische vijvers te achterhalen, maar uniek cartografisch materiaal (1640, 1760), beschrijvingen van het eigendom voor Wildenburg (landboek 1756) en de grondige studie van Termote gaven ons een inkijk in de opbouw van het vijversysteem. Het grootste systeem lag in het valleitje van de Blauwhuisbeek. Bijna de volledige oppervlakte van de lager gelegen gronden in de bovenloop was met vijvers bedekt (ca 65 ha). Drie jaar nam de visteelt in beslag om de karpers van jonge visjes tot commercieel product te kweken. Meestal lagen de vijvers in groepjes van drie, met een kweek-, groei- en vetvijver. In de huidige Gulke Putten rond de gebouwen van de Radio Maritieme Diensten lagen bijvoorbeeld de Grote Oostrietvijver, Kleine Oostrietvijver en het Steentje. Het vijversysteem aan de bovenloop van de Bornebeek in Beernem (huidige provinciaal domein Bulskampveld) ontsprong op de hoger gelegen heidegronden. Mogelijk was hun ontstaan te wijten aan veenwinning in een vroegere fase. Toponiemen zoals de Kleine Darinkvijver en het Grote Darinkmoer wijzen in die richting.
De vijveraanleg veranderde doorheen de tijd. Het was een dynamisch systeem dat aangroeide en kromp al naargelang de behoeften van de markt en de mogelijkheden van de eigenaar. In onbruik geraakte vijvers verlandden door gebrek aan onderhoud, hoewel ze hun perceelsvorm behielden, de omringende dijkjes of dammen bleven liggen en hun naamgeving meestal behielden. Soms werden ze herwerkt in een nieuw vijversysteem. Uit een vergelijking tussen het 17de- en 18de-eeuwse vijversysteem in de heerlijkheid Wildenburg blijkt een trend naar afbouw van het vijversysteem. Vijvers die nog actief waren in 1640, bleken 120 jaar later vervallen. In de heerlijkheid Wildenburg evolueerde het vijverareaal van 376 ha in 1640 naar 207 ha in 1760, een vermindering van 36% naar 19,8%. Mogelijk speelde de verslechterde economische situatie van de 17de eeuw een rol, maar ook andere factoren konden deze achteruitgang verklaren, zoals andere aanvoerlijnen voor vis, verandering in smaak, enz.
Het verminderde economisch belang van de vijvers in het heidelandschap bracht een ontginningsbeweging op gang. Gangmakers waren kapitaalkrachtige eigenaars die het oude vijver- en heideareaal een nieuwe bestemming gaven, vaak bos of hooiland. Voor een deel van het vijversysteem in de vallei van de Blauwhuisbeek was dat al tegen 1760 afgerond, door de toenmalige nieuwe eigenaar, advocaat Van Honacker uit Brugge. Meer dan een aanzet waren deze ontginningen nog niet, want de omvorming verliep traag en zeker niet massaal.
Tegen 1770 begon de ontginning van het Sint-Pietersveld op initiatief van de Sint-Pietersabdij uit Gent, die al sinds de 13de eeuw eigenaar van dit stuk heide was. Eerst deelde de abdij het Sint-Pietersveld in blokvormige kavels in, waarbij dwars op elkaar staande dreven de ruggengraat van het nieuwe landschap vormden. De grond werd omgeploegd en dan te huur aangeboden aan particuliere landbouwers, die zelf beslisten welke bestemming het terrein kreeg, bos of akker voor de teelt van erwten, wortels, haver of rogge. De belangstelling kan niet groot geweest zijn, want toen het Sint-Pietersveld in 1800 en in 1834 opnieuw aan een particulier werd verkocht (na nationalisatie onder Frans bestuur) was nog maar 16 ha ontgonnen. Dat veranderde toen de gronden voor de teelt van suikerbieten werden ingezet, een hachelijke onderneming want de schrale zandgronden bleken daar ongeschikt voor. Het initiatief flopte. Toen de Belgische overheid in 1847 de suikerraffinaderij van Ruiselede kocht, bouwde ze die om tot Rijksopvoedingsgesticht en model-boerderij voor de ‘heropvoeding’ van jongeren, nu gekend als gemeenschapsinstelling de Zande. Tot na 1910 bleven de dreven en blokvormige percelen er het landschap typeren. Voor 1952 verdwenen de meeste dreven en kreeg het landschap van Sint-Pietersveld een opener aanblik.
Begin 19de eeuw versnelde het ontginningstempo, wellicht aangedreven door de verkoop van geconfisqueerde religieuze of adellijke bezittingen tijdens de Franse bezetting van de regio (1795-1815). Door deze verkoop kwamen er vele gronden op de markt en kregen nieuwe rijken de kans om hun status in vastgoed te verzilveren. De verandering van eigenaar vormde de trigger tot de herinrichting van het nieuw verworven domein naar de nieuwe normen van de tijd. Hoewel de ontginningsbeweging in de regio werd gedragen door individuele eigenaars, valt op hoezeer zij zich lieten zich leiden door gemeenschappelijke principes. Vooral de dambordvormige patronen van kavels tussen dreven, die evenwijdige assen op een gemeenschappelijke ontginningsbasis vormden, waren het hoofdkenmerk van deze ontginningen. Tussen de dreven vormden zich blokken van ruim 1 tot 1,5 ha, waar bos werd aangeplant of de heide naar akker omgevormd. Per lot van 45-70 ha verschenen één of twee kleine woningen of hoeves, waardoor een patroon van verspreid liggende kleine landbouwuitbatingen ontstond. De terreinen waarop later de jeugdinstelling De Zande zich zou ontwikkelen, waren een voorbeeld van zo’n planmatige bosontginning. In 1830 waren ze eigendom van twee renteniers uit Gent en Aalter, Schamp en De Langhe. De Predikherenbossen (oude benaming Vulkeputtengoed) in Wingene kregen op een gelijkaardige manier vorm, zij het dat blokvormige kavels daar een meer gevarieerd landgebruik kregen, waarbij akkers met naaldhoutaanplant of hakhoutbos werden afgewisseld. De ontwikkeling naar bos ging bijna altijd gepaard met de aanleg van rabatten.
De 18de-19de-eeuwse ontginningen wisten het organisch gegroeide heidelandschap met veldvijvers volledig uit: vijvers werden gedempt, dijken genivelleerd, de karresporen of paden door de heide vervangen of rechtgetrokken door dreven, de heide bebost of in mindere mate naar akker omgevormd. Dat kostte een enorme inspanning en grondverzet, die toen nog grotendeels manueel gebeurde. Tegen het midden van de 19de eeuw was bijna het volledige heide- en vijvergebied op die manier verkaveld en klaargemaakt voor de commerciële bosbouw of intensieve landbouw. Van de visteelt die eeuwenlang het landschap in deze omgeving had bepaald, was geen spoor meer te bekennen. Recent kreeg heideherstel opnieuw een kans in de Gulke putten. Door de vestiging van het Radio Maritiem Zendstation in 1921 (dat de communicatie met o.a. Belgisch Congo verzekerde) moesten de terreinen open blijven om de werking van de zendmasten niet te verstoren. Daardoor gedijde de vegetatie uit het vroegere heidelandschap daar beter.
Samen met de omvorming van het landgebruik vestigden nieuwe, welgestelde eigenaars zich in de omgeving. Van de vrijgekomen gronden maakten zij gebruik om een landgoed in te richten op het Brugse platteland. Eén van de voorbeelden was het landgoed Drie Koningen, een in 1802 gebouwd neoclassistisch landhuis met park. Maar de meeste uitstraling kwam van het kasteeldomein Bulskampveld, ook Lippensgoed genoemd, dat op het einde van de 19de eeuw volgens de overheersende neogotische stijl werd heropgebouwd, na afbraak van een ouder ‘kasteeltje’. In opdracht van de nieuwe eigenaar, een telg uit de familie Lippens, verzorgde de gekende landschapsarchitect Galoppin de parkaanleg met onder andere een vijver, parkboomgroepen, een arboretum, een dubbele beukendreef en een parkbos.
In 1970 kocht de provincie het domein aan. Initiatieven zoals het Landschapspark Bulskampveld uit 2011 en het landinrichtingsproject Wildenburg-Aanwijs van de VLM (2019) geven een nieuwe dynamiek in de inrichting van het landschap. Eén van de realisaties was de inrichting van een nieuwe veldvijver waar tot in de 18de eeuw de Caluwenbroekvijver had gelegen. En in de begraafplaats die ontstond uit de vestiging van het Rijksopvoedingsgesticht zal VLM het belangrijkste funerair erfgoed consolideren en de begraafplaats tot een natuurbegraafplaats inrichten.
Auteurs: Verboven, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Hoeve De wilde wingerd
Omvat
Hoeve Wolvegracht
Omvat
Rijksopvoedingsgesticht en Penitentiair Landbouwcentrum
Is deel van
Beernem
Is deel van
Hertsberge
Is deel van
Ruiselede
Is deel van
Wingene
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Bulskampveld en Sint-Pietersveld [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135178 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.