Wingene is een landbouw- en woongemeente met beperkte industriële activiteiten. De gemeente Wingene is sinds 1976 de hoofdgemeente van de fusie met Zwevezele. Wingene telt 8050 inwoners (1/01/2009) en heeft een oppervlakte van circa 6842 hectare. Het vormt binnen de fusie het meest uitgestrekte gebied met het grootste inwonersaantal. Wingene ligt circa 20 km ten zuidoosten van Brugge. Wingene grenst ten noorden aan Oostkamp, ten oosten aan Ruiselede, ten zuiden aan Tielt en ten westen aan Zwevezele.
Naast de hoofdparochie Sint-Amandus bestaat de gemeente nog uit enkele gehuchten die uitgegroeid zijn tot kerkdorpen met name Wildenburg, Sint-Jan en Sint-Elooi. Gemeentelijk en administratief behoort Wingene tot het arrondissement Tielt. Kerkelijk behoort het tot het bisdom Brugge. Gerechtelijk behoort het tot het kanton Brugge. Autonoom administratief centrum met onder meer gemeentelijke diensten, cultureel centrum, openbare bibliotheek, scholen, rusthuis, sportcentrum, winkels, horeca en ambachtelijk centrum.
De dorpskern van Wingene is centraal gelegen. Doorheen de dorpskern loopt de N 370. De dorpskern loopt uit in lintbebouwing langsheen de drie belangrijkste invalswegen met name Beernemstraat, Hillesteenweg en Tieltstraat. Hierbuiten voornamelijk sterk verspreide, landelijke bebouwing. Rond de drie afzonderlijke parochies zijn afzonderlijke bewoningskernen gegroeid. De parochies Wildenburg, Sint-Jan en Sint-Elooi hebben telkens een langgerekte kern.
Het zuidelijke deel van de gemeente Wingene behoort fysisch-geografisch tot het zandlemige Plateau van Tielt. In het centrale en noordelijke grondgebiedsdeel is er een min of meer duidelijke overgang naar het zandige Houtland. Het grondgebied wordt doorsneden door het bovenloopsysteem van de Hertsbergebeek met enerzijds de Ringbeek-Poelvoordebeek, de Blauwhuisbeek en anderzijds de Kloosterbeek-Veldbeek en Leugaertsbeek-Poversbeek. Oostelijk situeert zich de zogenaamde depressie van Poeke-Blauwhuis waarin zich het beekdallandschap van de Poekebeek bevindt, met onder meer de Klaphullebeek als zijvertakking. Ten noorden verheft zich een zandige cuesta of asymmetrische heuvelrug die zich als zogenaamd erosiereliëf uitstrekt van Hertsberge tot Lotenhulle en waarop zich de zogenaamde oude veldgebieden van Aalter (Bulskampveld, Sint-Pietersveld, Gruuthuseveld, Wingens Veld, Hertsbergeveld, Rijsbergeveld, Kraaiveld) bevinden.
De bodem is hoofdzakelijk samengesteld uit zandleemgronden en lemige zandgronden uit het Eoceen (40 tot 70 miljoen jaar oud). In de valleien komen klei- en natte zand- en lichte zandleemgronden voor. Wingene heeft een zacht tot matig glooiend landschap met hoogteverschillen die variëren van circa 37,5 meter boven zeespiegelniveau nabij Boekhout-Leestje, tegen de grens met Zwevezele en Egem aan, tot circa 12,5 meter in het noorden, tegen de grens met Hertsberge. Het reliëf neemt in algemene zin af naar het noorden van het grondgebied, bij het samenvloeiingspunt van de Ringbeek met de Blauwhuisbeek.
De Ringbeek-Poelvoordebeek, de Blauwhuisbeek, de Kloosterbeek-Veldbeek en de Leugaertsbeek-Poversbeek behoren tot het deelstroombekken van de Rivierbeek, voeren in essentie noordwaarts af via de Hertsbergebeek en de Rivierbeek en monden uit in het kanaal Gent-Oostende (vroegere stroomgebied van de Zuidleie). De Klaphullebeek behoort tot het deelstroombekken van de Poekebeek en watert in essentie oostwaarts af naar het Schipdonkkanaal of Afleidingskanaal van de Leie (bekken van de Gentse Kanalen). Vooral de Ringbeek en de Blauwhuisbeek zijn door ruilverkaveling sterk gewijzigd.
Kleine bosrestanten (Kraaiveldbos) situeren zich in essentie op de randen van de vroegere veldgebieden in het noorden van de gemeente, alsook in beperktere mate in de beekvalleien. De relatief smalle valleien met vochtige beekdalgraslanden (meersen) wisselen af met licht geprononceerde arealen met vruchtbaar open akkerland (Lentakkerkouter). De effectieve kouters worden doorgaans geassocieerd met de oudste bouwlanden in het grondgebied.
In het noordelijke deel van het grondgebied Wingene komen zogenaamde veldontginningsgebieden voor. In de historisch-geografische context van de Vlaamse zandstreek slaat de term ‘veld’ op onvruchtbare grond, arm aan houtgewassen en gelegen buiten het eigenlijke landbouwareaal (Bulskampveld/ Sint-Pietersveld/ Gruuthuseveld/ Wingens Veld/ Rijsbergeveld). De Noord-Vlaamse veldzone is als dusdanig een voorbeeld van een zogenaamde wastine, een oud-Nederlandse term (wastina/ woestijne/ woestenije) voor een door bosdegradatie ontstaan gebied, bijvoorbeeld heide, broek of moeras. Het geregeld afbranden, afsteken van zoden ruwe humus en het laten grazen van vee zijn er de oorzaak van dat een regeneratie van het oorspronkelijke bos onmogelijk is. Als niet ontgonnen gronden zijn de ‘velden’ hier oorspronkelijk eigendom van de graaf van Vlaanderen waarop de dorpsgemeenschappen uit de omgeving gemeenschappelijke gebruiksrechten (begrazing, houtsprokkeling, turfwinning…) konden laten gelden. Ten gevolge van de bevolkingsaangroei worden de Noord-Vlaamse veldgebieden op grote schaal voor ontginning prijsgegeven vanaf de 13de eeuw. Het zijn kapitaalkrachtige instellingen zoals abdijen en stedelijke hospitalen (onder meer de Gentse Sint-Pietersabdij) die aanvankelijk pogen deze onvruchtbare gronden te ontginnen. De meeste ontginningen falen echter omwille van het marginale karakter van de zandgronden en mede door de agrarische depressie die de late middeleeuwen kenmerkt. Opvallend voor de gemeente Wingene is de grote concentratie aan voormalige veldvijvers (Gulke Putten) ontstaan na lokale ontginning van ofwel zand, veldsteen of veen/ turf al of niet in combinatie met omleiding en afdamming van waterlopen en inschakeling ten behoeve van de viskweek. Een groot aantal van deze veldvijvers is afgebeeld op historische kaarten uit de 17de en 18de eeuw. Voorbeelden hiervan zijn de kaart van Wildenburg met aanduiding van de namen "Cleenen Blecke" en "Grooten Blecker". Op de kaart van het "Muynckebosch", aanduiding met de namen "Groote en Cleene Speye Vijver", "Oude Putoorvijver", "Vorte Vijverkens", "Moordtputten", "Verloren Costvijver", "Savovooi-vijver" en "Lantschoot Vijver".
Onder invloed van het Oostenrijkse bewind doet zich een totaal andere aanpak voor in de 18de eeuw. Uit vrees voor een nijpend houttekort in Vlaanderen worden de ‘velden’ met speculatieve doeleinden op een systematische wijze verkaveld en omgezet tot bos of tot akkerland. Deze ontginningen zijn vaak het initiatief van nieuwe grootgrondbezitters (onder meer Malfait, Perneel). Ook de overheid, aanvankelijk onder Frans en later ook onder Hollands bewind, voert hierbij een stimuleringspolitiek waarbij aan ontginningscampagnes belastingvoordelen worden toegekend. Aanvankelijk wordt veelal loofhout aangeplant, terwijl later (eerste helft 19de eeuw) meer wordt overgeschakeld op naaldhout omdat het door zijn snellere groei een vluggere recuperatie toelaat van het geïnvesteerde kapitaal (Predikherenbossen/ Vagevuurbossen). Vanaf het midden van de 19de eeuw, wanneer de plattelandsbevolking blijft stijgen en het kleinbedrijf toonaangevend is in de landbouw, wordt een aanvang gemaakt met het plaatselijk ontginnen van de tot bos omgezette ‘velden’. Dit proces zet zich versterkt door toen op het einde van de 19de eeuw de kunstmest ter beschikking staat. Het omzetten van bos tot bouwland gebeurt op de meeste plaatsen met behoud van het 18de-eeuws verkavelingspatroon. Vele vroegere veldzones tekenen zich in het actuele landschap dan ook af door een dambordvormig net van eiken- en/ of beukendreven en door restanten van regelmatig geperceleerde naaldhoutaanplantingen (Predikherenbossen/ Vagevuurbossen). De veldzones vormen als dusdanig jonge ontginningslandschappen.
De oorsprong van de benaming is niet duidelijk. "Wenghinas", "Wingin", "Winghem", "Wijngene" of "Wingene" kent verschillende mogelijke betekenissen, onder meer "woonplaats der Winnen", "heilig of gewijd woud", "winnende land", wijngaard, dorp bij het moeras of bocht in de beek. Wingene ligt op de overgang van zandig en zandlemig Vlaanderen. De scheidingslijn loopt ongeveer even ten noorden van de denkbeeldige verbindingslijn tussen de dorpskerk van Wingene en Zwevezele. Ten noorden hiervan ligt het heidegebied van het aloude Bulskampveld dat pas wordt ontgonnen vanaf de dertiende eeuw. De eerste bewoning is te situeren ten zuiden van deze lijn. Hoewel hiervoor geen concrete archeologische bevindingen zijn verwijzen de toponiemen "...couter" en "...acker" naar vroege bewoning. Op de kaart van het Sint-Amandsche (illustratie) aanduiding van de termen. "Lentacker", "Heckekouter", "Ratelingacker", "’t Couterken", "Lavoordeacker", "Westacker", ...
Een eerste vermelding van Wingene dateert van 821, dan schenkt koning Lodewijk de Vrome het "altare in villa de Winghina" aan de Sint-Amandusabdij in Elnon. In een brief van 847 wordt deze gift hernieuwd. De eerste heer van Wingene is dus de abt van Elnon en het Sint-Amandsche, de oudste heerlijkheid. De eerste kerk wordt bediend door de benedictijnerpaters. Later geeft de prelaat van Elnon het patronaatschap aan de proost van Sint-Amand in Kortrijk. Die heeft er een kapel en een Patersverblijf en mag dus ook tienden heffen. Door het invoeren van de feodaliteit werden de domeinen van de Sint-Amandusabdij de Vrije Heerlijkheid Sint-Amandsche in Wingene. Leenmannen van Sint-Amandsche Wingene mochten zich Heer of Dame van Wingene noemen.
De grenzen van de parochie Wingene werden op 23 september 1242 vastgelegd door de bisschop van Doornik, Walter de Marvis. Die kwam naar het Bulskampveld en bepaalde de grenzen door een kruis te tekenen op een boom. Later werd op deze plaatsen een kruisbeeld of een kapelletje opgericht, voorbeeld het Vagevuurkapelletje op de grens tussen Wingene en Ruiselede (Vagevuurstraat). De zuidzijde werd afgebakend in 1307. In 1224 wordt een eerste pastoor in Wingene vermeld. Naar verluidt zou circa 1100 de eerste veldstenen kerk gebouwd zijn door de benedictijnenpaters. Het was een éénbeukige, Romaanse kruiskerk van 6,25 meter breed en 30 meter lang met een transept van 19 meter, waarvan de veldstenen sokkel tot op vandaag bewaard is. De parochie ressorteerde in die periode onder de dekenij Brugge en het bisdom Doornik.
In deze periode vonden op Wingens grondgebied ook een aantal veldslagen plaats. De strijd om het graafschap Vlaanderen tussen Willem van Normandië en Diederik van den Elzas werd uitgevochten op 21 juni 1128 in de slag van Axpoele bij de Gulkeputten in Wingene. Naar aanleiding van de Gentse opstand van 1452 werd het kasteel van de heer van Bladelin in Wingene geplunderd en in brand gestoken. Begin oktober 1452 trokken de Gentenaren door Maldegem, Wingene, Ruiselede en andere omliggende dorpen en lieten een spoor van vernieling achter omdat hen de toegang tot de stad Brugge werd ontzegd. De Gentenaren werden in juli 1453 in Gavere verslagen.
Wingene ligt op de grens van de vroegere Kasselrij Kortrijk (voor 80 procent) en het Brugse Vrije. Oorspronkelijk bevonden er op het Wingense grondgebied vijf heerlijkheden die elk een eigen justitie bezaten en recht hadden op een galg en een schandpaal. Namelijk het Sint-Amandsche, Wildenburg, Westakker, ’t Hof van Wingene en Poelvoorde. Iedere heerlijkheid beschikte over een eigen bestuur, burgemeester, baljuw, griffier, ontvanger, schout en officieren. Van deze hoge heerlijkheden hingen een groot aantal lage heerlijkheden af. Hieronder worden de belangrijkste geschetst.
Het "Sint-Amandsche-Wingene" was gegroeid uit de domeinen van de abdij van Sint-Amandus en vormde aldus een allodiale heerlijkheid die niet afhing van de graaf van Vlaanderen, maar van de Sint-Amandsproosdij in Kortrijk. De heerlijkheid lag hoogstwaarschijnlijk aan de oorsprong van de parochie en gemeente Wingene. Het foncier (grond in volle eigendom van de heer en meestal ook zijn woonplaats) van de heerlijkheid Sint-Amandsche was de "Lentacker Coutere", een groot stuk grond waarop de kerk stond. De overige gronden van dit foncier lagen aan beide zijden van de Ratelingestraat, op de Hofacker, aan beide zijden van de Schewegestraat en op de Bouchoutte-acker. Deze heerlijkheid moet ooit de grootste in Wingene zijn geweest maar door schenking en verkoop van goederen in de loop der tijden is de heerlijkheid verdeeld geraakt. Een voorbeeld hiervan is de heerlijkheid "Ter Kercken", net ten oosten van Sint-Amanduskerk dat vanaf de 15de eeuw niet meer tot het Sint-Amandsche behoort. Sint-Amandsche had verschillende achterlenen in Wingene en Zwevezele. Het grootste deel bestond uit velden, akkers en bossen, maar bij sommige hoorde ook een hof, onder andere het omwalde "Goed te Bouckhoutte" en een ander leen bij de Ratelinge, "Ketelaarswal" genaamd, wordt in 1666 omschreven als “een verwilderde mote, wallen, sijnghelen, busch ende landt”. Die is gelegen tussen de Walstraat, de beek en de Ratelingstraat.
De heerlijkheid die in het bezit was van de heer van Wingene, werd het "Hof van Wingene" genoemd. Wie het leenverhef kon doen van het Sint-Amandsche mocht zich de heer van Wingene noemen. Deze heerlijkheid bezat hoge justitie en had een dorpsgalg die was opgesteld aan de grens van Wingene en Egem (Galgenveld). Het hof was afhankelijk van het leen van Tielt dat zelf ressorteerde onder de Kasselrij Kortrijk. De heer van Wingene bezat ook nog verschillende kleine lenen gehouden van het Sint-Amandsche en van de heerlijkheid van Oyghem. In 1420 is er voor het eerst sprake van het bijhorende omwalde opper- en neerhof en de leenmolen (nu verdwenen, Leenmolenstraat). De achterlenen lagen in de hoek gevormd door de Hillesteenweg, een deel van de Oude Bruggestraat en de Beernemstraat. Onder andere het omwalde "goed te Lavoorde" (Lavoordestraat), en "te Craeyeecke".
Heel wat Wingense gronden maakten deel uit van de "Vrije Heerlijkheid Oyghem". Onderdeel hiervan was "Oyghem-Wingene" (tussen Sacramentstraat en Ringbeek) en daarnaast had ze in Wingene nog acht achterlenen en een aantal rente verschuldigde gronden. Een van de achterlenen was "Poelvoorde-ten-Hove" met foncier aan de Kapellestraat nummer 51 en in 1654 omschreven als "een behuijsde hofstede met oppermote ende wallen daer rontsom, ‘t nederhof met sijn wallen (...)". Nu een gaaf bewaarde site met hoevegebouwen die opklimmen tot begin 19de eeuw. Een ander achterleen was "Schouteettewalle" met als foncier het nog steeds bestaande "Schouteettewallehof" (Peerstalstraat nummer 1). Deze deels omwalde site bestaande uit losse bestanddelen, toegankelijk via een poortgebouw. De woning, gelegen op een terp binnen een halfronde omwalling, is gedateerd "1618". De overige gebouwen dateren vermoedelijk van 1904.
Een ander omvangrijk leen (circa 882 hectare) was de heerlijkheid van "Poelvoorde", gehouden van het leenhof van Tielt. Dat bevond zich ten zuidoosten van de kerk en strekte zich uit tot de palen met Tielt, Ruiselede en Schuiferskapelle. Een bekende eigenaar is Pieter Bladelin die in 1450 "eene groote wuenste ende erve" liet bouwen. Het foncier bevond zich aan het huidige "Poelvoordehof" (Poelvoorde nummers 5 en 7). In 1689 omschreven als "een bewalde erfve ende motte betemmert met een casteel, huysynghe, stallynghe en de steenen poorte (...)". De huidige hoeve, bestaande uit een opper- en neerhof, is toegankelijk via een imposant toegangsgebouw. Als meegaande lenen vinden we onder andere "’t Sarros" dat samen met "Poelvoorde" over een groot aantal achterlenen in Wingene beschikte.
De heerlijkheid "Wildenburg", gehouden van het leenhof van Tielt, ontstond uit de vercijnsde heidegronden van het Bulskampveld en had geen foncier. Een eerste vermelding van een kasteel aan de Beernemsteenweg (nummer 171) dateert van 1577 "een upperhuus rontomme bewatert, ende tnederhof metten huusages". Het huidige kasteel Blauwhuis wordt afgebeeld in de Flandria Illustrata van Sanderus van 1641.
De heerlijkheid "Tielt-ten-Hove" of "Gruuthuuse" bevond zich in de hoek afgebakend door de Beernemsteenweg, De Gruyteredreef, Sint-Pietersveldstraat, Hekkestraat, Kleine Veldstraat, Keukelstraat en Rakestraat. Ze was afhankelijk van het leenhof van Tielt en had een foncier dat op de parochies Tielt en Wingene lag.
"Ter Vloet" was een achterleen van de heerlijkheid "Ayshove" in Koolskamp en had haar foncier ten noordwesten van de kerk, nu omgeving Kozijnhoekstraat. Als achterleen zijn onder andere "te cappelhoutte" (rond kruispunt Ratelingestraat en Kapellestraat) en "’t Walleken", gekend. Het foncierhof van deze laatste was een omwalde hofstede met een dreef aanzettend aan het kruispunt van de Ruiseledesteenweg en de Rokerstraat. "Tamboursche", ook gekend als "Damhoudersleen" of "Archysselaere", gehouden van het leenhof van Tielt, bestond uit rente verschuldigde gronden ten zuiden van de hoeve Ten Bouckhoutte.
Een aantal kleinere heerlijkheden afhankelijk van de roede van Tielt onder andere "Maelstaple" (tussen de Rattebeek, de steenweg naar Tielt en Ratelinckstraat), het "Kerkleen" (Zuid-Ratelinge), de "Paulinemeersch" (ten zuiden van de Lendackerkouter), het "Vosselaereveld", "Westacker- te Pellorine" waarvan het foncier gelegen was tussen de Ruiseleedsesteenweg, Schuiferskapellestraat, Keukelstraat en bebouwing in 15de eeuw omschreven als "een hofstede wesende ront bewalt (...) met eener dreve ter straete".
In het noorden van de gemeente bevinden zich enkele gebieden die oorspronkelijk deel uitmaakten van heerlijkheden die afhingen van het Brugse Vrije. De "heerlijkheid Oostkamp" bezat in Wingene verschillende rente verschuldigde gronden. Op het grondgebied van Wingene lag ook nog een deel van het foncier en twee achterlenen van de "heerlijkheid Gentbrugghe", met kasteel net over grens in Ruddervoorde. Een aantal percelen behoorden tot de heerlijkheid van "Den Houtschen" en meerbepaald het deel "Jonckersambacht".
"Het Hauweelsche" was afhankelijk van het leenhof van Nevele dat zelf afhing van Oudburg in Gent. De heerlijkheid had geen foncier in Wingene maar bestond enkel uit rente verschuldigde gronden, onder andere in het centrum van Wingene, in Lavoorde, tussen de Hoogweg en de Beernemsteenweg, tussen de Peerstalstraat en de Verloren Goedstraat en tussen de Rozendalestraat en de Lavoordestraat. Ook "het Ronsevaalsche" dat een achterleen had in Wingene (tegenover Poelvoorde kasteel) werd gehouden van het leenhof van Nevele.
In Wingene lagen ook nog een aantal gronden die rechtstreeks van de graaf van Vlaanderen afhingen. In 1274 schonk Maria van Hertsberge het heerlijk verblijf van "Landscote" aan de Cistercienzers, of ook de Munkenpaters van de abdij van ten Duinen. Die baatten er tot eind 18de eeuw een hoeve uit, waar nu het Munkegoed aanwezig is (Munkelostraat nummer 35).
Een van de zwartste periodes voor Wingene was de tijd van de godsdienstoorlogen (1566–1610). Het gebied werd achtereenvolgens geteisterd door de repressie van Alva (1567), de plunderingen van de radicale Gentse calvinisten (1577-1583), de herovering van onze gewesten door de Malcontenten en de Spaanse legioenen (1580) en de strooptochten van de Staatse vrijbuiters vanuit Sluis en Oostende (1585-1610). Deze ellende werd nog vergroot door tal van besmettelijke ziekten (onder andere difterie en de pest). Het gevolg was dat de bevolking meer dan gehalveerd werd (gevlucht of overleden) en vele materiële voorzieningen vernietigd waren. Ondermeer de kerk, de abdij Ter Duinen (het Munkegoed, Munkelostraat nummer 35), molens, de school en vele huizen werden in brand gestoken of totaal verwoest. In 1568 werd de kerk van Wingene in brand gestoken en op 11 januari 1583 vielen de Vrijbuiters van Oostende de parochie Wingene binnen en vernielden de kerk, samen met de omliggende huizen en schuren. In 1595 wordt Wingene als volgt beschreven: "De prochie van Wynghene is de allerarmste en de miserabelste prochie die onder de Roede van Thielt gelegen is, zulks duer dat ze tenemale gheringneert waeren door 't groot geweld van de Vrijbuites van Oostende... zulks datter niemand van al de prochianen enen stuver behouden heeft en sedert de tijd nog altijd ghetravelgiert zijn van dezelve Vrijbuiters ende ook van de soldaten van deze zijde". Na het overlijden van Louis Mestdagh, heer van Wingene moest Wingene het tot 1602 stellen zonder dorpsheer of –dame, wat zeker geen voordeel was in deze moeilijke tijden.
In 1574 wordt de dekenij Torhout gesticht en Wingene en Zwevezele worden hierbij ingedeeld. In de periode 1619-1622 begon men met het herstel van de Sint-Amanduskerk: de zogenaamde tweede kerk werd op de oude muren herbouwd en op 19 oktober 1626 kwam de bisschop van Brugge het hoofdaltaar inwijden.
De Sint-Amandusabdij mocht op de grootste delen van Wingene de tienden innen. De kaarten in het tiendenboek van Wingene geven een overzicht van Wingene in 1639. In het centrum van Wingene worden 26 woningen weergegeven. Op het platteland valt de bewoning samen met de grote wegen die Wingene doorkruisen. De voornaamste gehuchten zijn Scheewege, Beer, Hekke, Peerstalle en Boekhout. Op de kaart vinden we ook een vrij gedetailleerde weergave van de belangrijke sites die het centrum vormden van het leen. De sites Poelvoorde (Poelvoorde nummers 5-7), 't Hof van Wingene en Schouteetewalle (Peerstalstraat nummer 1) worden weergegeven. In de Flandria Illustrata van Sanderus van circa 1641 worden eveneens de belangrijkste sites op een zeer gedetailleerde wijze weergegeven met name Wildenburg (Beernemsteenweg nummer 171), het hof van Poelvoorde (Poelvoorde nummers 5-7) en 't hof van Wingene.
Tijdens de tweede helft van de 17de eeuw werden de Wingenaars opnieuw het slachtoffer van vernielingen, ziekten, hoge belastingen, opeisingen en hongersnood. Vanaf 1668 tot 1678 lag Wingene op het grensgebied van de Spaanse en de Franse gebieden omdat de Kasselrij Kortrijk ingelijfd was bij Frankrijk. Door de vele veldtochten van Lodewijk XIV werd Wingene in de periode 1665-1697 verschillende malen grondig vernield. In 1679 werd de kerk afgebrand. Onder pastoor Van Lokeren (1687-1731) werd de kerk voorlopig halverwege met een muur dichtgemetseld. Op het einde van de 17de eeuw raakten drie grote heerlijkheden in Wingene in verval, namelijk het Hof van Wingene, Wildenburg en Poelvoorde. Halfweg de 17de eeuw waren de toenmalige eigenaars nog belangrijke figuren in het maatschappelijk bestel van Vlaanderen, maar tegen het einde van de eeuw is het maatschappelijk belang van deze families teloor gegaan. Door verschillende redenen (onder andere slecht beheer, Franse bezetting) kwamen de families in financiële problemen en dienden ze hun heerlijkheden te verkopen. De nieuwe eigenaars verbleven niet meer in Wingene wat met zich meebracht dat de bestaande kastelen kwamen te vervallen. Het kasteel van Wingene zou tenslotte worden afgebroken op het einde van de 18de eeuw. Een ander gevolg was dat de culturele, religieuze en andere verenigingen hun sponsor en aanzien verloren en dat de kerk en armendis heel wat steun en schenkingen moesten missen.
De zuidwestelijke hoek van Wingene wordt van oudsher "Het Veld" genoemd, naar de onvruchtbare grond, arm aan houtgewassen. De bebouwing bestaat traditioneel uit kleine arbeiderswoningen, hoofdzakelijk bewoond door bezembinders, turfhouwers en stropers. In 1639 worden er 32 dergelijke woningen geteld en in het landboek van 1756 zijn het er al 56.
Na de Spaanse Successieoorlog (1702-1713) keert onder het Oostenrijks bewind de rust terug en kan het gebied zich herstellen en verder ontwikkelen. De periode wordt gekenmerkt door economische groei en demografisch expansie.
Onder invloed van het Oostenrijks bewind deed zich een totaal andere ontginningsaanpak voor. Uit vrees voor een nijpend houttekort in Vlaanderen werden de "velden" met speculatieve doeleinden op een systematische wijze verkaveld en omgezet tot bos. Aanvankelijk werd loofhout aangeplant en later (eerste helft 19de eeuw) werd overgeschakeld naar naaldhout omdat het door zijn snellere groei een vluggere recuperatie toeliet van het geïnvesteerde kapitaal.
Het landboek van Wingene van 1756 is een dankbare bron voor de bewoningsgeschiedenis van Wingene. De dorpskern van Wingene zelf is samengesteld uit drieënveertig huizen, twee herbergen, twee molens en nog zeven ambachtelijke woningen. Er zijn nog negen hoeves, waaronder de zogenaamde "kaplote" (Kaplotestraat nummers 1-3, 15. De woningen in de dorpskern zijn eigendom van de meest vermogende. Centraal in de dorpskern is de kerk, de "costerije" en de "pastorije". De bebouwing op het plattegrond valt in grote mate samen met de grote wegen die Wingene doorkruisen. Enerzijds is er een concentratie langs een vijftal kruispunten. De voornaamste gehuchten zijn Schewege, Beer, Hekke, Peerstalle en Boekhout. Deze concentraties aan bebouwing zijn tot op vandaag bewaard, weliswaar met een grondig gewijzigd uitzicht. Naast deze gehuchten zijn er nog een drietal rijgehuchten, met name de Loostraat, de Ratelingestraat en de Noordakkerstraat. Hier situeren zich ook een aantal belangrijke hoeves die tot op heden nog aanwezig zijn onder meer "hof Peerstalle" (Noordakkerstraat nummer 13), hoeve "'t Hooge" (Ratelingestraat nummer 1).
Een gelijkaardige weergave is terug te vinden op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden, opgesteld door graaf de Ferraris tussen 1770 en 1778. Wingene wordt weergegeven als een landelijke gemeente met hoofdzakelijk verspreide bebouwing en een duidelijke bewoningskern ten noorden van de huidige Beernemstraat. De volledige noordoosthoek van het grondgebied wordt op de kaart ingenomen door het zogenaamde "Wingens Veld" (later Sint-Pietersveld). In deze fase bestond het zogenaamde "Wingens Veld" nog als een dominerend wastina-areaal en veldvijvers. De gronden op de site blijven nagenoeg heide tot het einde van de 18de eeuw en behoren tot één van de langst bewaarde "velden" of "wastina's" in Vlaanderen.
Met de Franse Revolutie (1789) worden de feodale structuren afgeschaft en wordt een volledig nieuw bestuur geïnstalleerd. De kerkelijke instellingen worden eerst afgeschaft en later hervormd. De parochies worden omgevormd tot gemeenten. Op zaterdag 30 september 1797 wordt de kerk van Wingene samen met die van Zwevezele, Egem en Pittem gesloten en verzegeld. Op 15 februari 1798 wordt het Leiedepartement verdeeld in 40 kantons. Wingene behoort samen met Egem, Zwevezele, Koolskamp en Pittem tot het kanton Pittem. Het kasteel van Wingene werd gedurende de achttiende eeuw enkel gebruikt als zomerresidentie voor de eigenaars, de familie van Schoore, die in Brugge resideerden. In 1785 wordt het nog als volgt beschreven: "Een oud antiek kasteel, met oppermote ende nedermote, gescondeert van wallen, gedevaligeerde forteressen, mouragien, steenen walbrughe, duyvekeete (...)". Kort hierna wordt het gesloopt en worden de materialen gerecupereerd bij de bouw van verschillende gebouwen in de omgeving.
De goederen van de Sint-Pietersabdij werden door de Franse Republiek aangeslagen en verkocht voor 13000 frank aan Lambertus Malfait, eigenaar van het Bulskampveld in Beernem op 14 frimaire jaar IX (15-12-1800).
Circa 1800 verandert er met Napoleon als keizer heel wat op bestuurlijk niveau. In 1800 worden de kantons afgeschaft en wordt iedere gemeente terug afzonderlijk bestuurd. In 1801 verschijnt een pauselijke bulle waardoor alle bisdommen worden gereorganiseerd. Wingene valt nu onder de dekenij Tielt en het bisdom Gent. Met de onafhankelijkheid van België ging de parochie van Wingene over naar het nieuw opgerichte bisdom Brugge. Keizer Napoleon vaardigt een "décret impérial" uit, met als gevolg dat de gemeente verplicht werden om het kerkhof buiten de dorpskern te brengen. In 1806 werd een stuk grond, langs de Beernemstraat aangekocht aan de Commissie van Openbare Onderstand. In 1832 werden de gemeentegrenzen van Wingene definitief vastgelegd.
De jaren 1830 waren crisisjaren voor Wingene. De linnennijverheid was vooral een huisnijverheid. Door de opkomst van de mechanische spinnerijen werden talloze arbeiders werkloos. Pastoor Dugardin liet in juni 1840 op eigen kosten een kantschool oprichten in de gebouwen van het klooster. Julie Slock speelde ook een belangrijke rol bij de kantindustrie. Bij haar woning in de Oude Bruggestraat was er in de tuin een kantatelier gebouwd (Oude Bruggestraat nummer 16).
Vanaf 1845 werd Wingene geconfronteerd met de industriële revolutie. De bevolking bestaat tot dan grotendeels uit huisnijveraars. Maar zij konden niet langer concurreren met de machineproducten en geraakten aldus zonder werk en inkomen. Daarenboven werd de streek in dezelfde tijd geteisterd door de aardappelplaag, een paar slechte zomers en een aantal besmettelijke ziekten. De combinatie, die in onze streek het zwaarst toesloeg, leidde tot ontberingen en hongersnood. Vanaf dit ogenblik begon het bevolkingsaantal van onze gemeenten te dalen. Sommigen emigreerden tijdelijk (de trimards), maar velen vertrokken naar de grote industriële bekkens (Gent, Luik en het noorden van Frankrijk). Later kwam daar nog de emigratie naar Noord-Amerika bij.
Net zoals in Beernem en Oostkamp bleken de jonge ontginningslandschappen het ideale terrein voor de hoge burgerij om kasteeldomeinen aan te leggen. Het Munkegoed (Munkelostraat nummer 35) werd door de toenmalige Brusselse eigenaar Constantinus Ophoven-Suys grondig verbouwd in 1852. Toen werd de omwalling volledig gesupprimeerd, de landgebouwen worden afgebroken en de twee woonhuizen worden samengevoegd en verbouwd tot kasteel. Tegelijk worden het bos en het landbouwgebied ten noordwesten van het kasteel heraangelegd als park, door het kadaster omschreven als "grond van vermaak". In hetzelfde jaar wordt de bijhorende hoeve opgetrokken (Munkelostraat nummer 37).
Omstreeks 1850 waren in Wingene acht windmolens, de Poelvoordemolen van voor 1383 tot 1947, de Lentakkermolen uit de 15de eeuw tot 1892, de Plaatsemolen van 1551 tot 1871 en de Leenmolen van 1631 tot 1918, de Zandbergmolen van 1783 tot 1889, de Veldensmolen van 1793 tot 1912, de Pijpemolen van 1796 tot 1929 en de Denewethsmolen van 1844 tot 1905. Op 30 juli 1833 kocht pastoor Dujardin een huis in de Futselstraat om er een school op te richten.
Er werd ook een "comité voor de Vlasnijverheid" opgericht. Ze brachten kapitaal samen om aan de spinsters en wevers werk te verschaffen. Om de armoede tegen te gaan werd ook een "commissie van liefdadigheid" opgericht. Om de werkgelegenheid te bevorderen werd een "modelwerkhuis" opgericht, eerst in de Pastorijstraat en later in de Beernemstraat (Beernemstraat nummer 25). Onder pastoor Petrus Termote (1861-1891) werd in iedere wijk een school gebouwd. Bij iedere school was een klooster met een kapel. In 1829 werd een nieuwe gemeenteschool gebouwd op het kerkplein De eerste openbare verlichting in de dorpskom werden in Wingene in 1858 geplaatst. In 1853 werd het torentje van de oude kerk afgebroken, de kerk verlengd met 12 meter en een nieuwe toren en voorgevel gebouwd. De werken stonden onder de leiding van de onderpastoor Jan Clarysse en waren klaar in 1857. Er werd ook een beiaard voorzien.
De familie van der Bruggen speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van het gehucht Wildenburg. Door huwelijk komt het goed bij de familie van der Bruggen, die grotendeels verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van Wildenburg zoals we het vandaag kennen. Het voormalige kasteel "Wildenburg" (Beernemsteenweg nummer 106) wordt in 1860 door baron van der Bruggen gebouwd. Het oorspronkelijke kasteel was gebouwd in neogotische stijl met een bijhorende sierlijke wintertuin. In 1860 laat baron van der Bruggen, toenmalig eigenaar, ook een kapel optrekken ter nagedachtenis van zijn op jonge leeftijd overleden zoon George. Door een grote toeloop van de streekbewoners groeit de kapel uit tot een kapelanij en in 1884 wordt de kapel al uitgebreid. Op 20 augustus 1897 wordt Wildenburg bij koninklijk besluit als parochie erkend. In 1860 richt de baron een jongensschool op en in 1865 wordt ze al uitgebreid met een meisjesschool. Tegelijk met de jongensschool wordt ook een schoolhuis gebouwd voor de onderwijzer die ook koster is. Beide scholen worden in 1872 geschonken aan pastoor Termote, die het beheer overdraagt aan een aantal zusters. Door de aanhoudende groei van Wildenburg wordt het schoollokaal te klein en in 1874 laat pastoor Verhaeghe bij het Sint-Theresiagesticht een congregatiekapel bouwen, die ook dienst doet als klas. De dochter van baron van der Bruggen sticht in 1863 "het Sint-Theresia-gesticht", een verblijf voor 60 oudere personen tegenover de jongensschool. De benaming verwijst naar de patrones van de Karmelieten, de kloosterorde in Oudenaarde waar zij verbleef. In 1897 werd Wildenburg bij koninklijk besluit als parochie erkend. In 1860 was hier een herdenkingskapel opgericht voor de zoon van baron van der Brugghen en die werd door de lokale bewoners regelmatig bezocht voor hun zondagsplicht.
In 1829 was het Sint-Pietersveld in handen van Eulisée Bulteau-Malfait, van Rijsel, die in Beernem overleed in 1834. Behalve 16 ha was het gebied nog heide. In 1835 koopt Jan Perneel, advocaat in Brugge en secretaris van de provinciale commissie voor landbouw, het Sint-Pietersveld. Terwijl het primitief kadaster 1829 grote heidepercelen vertoont, vinden we op het kadasterplan van 1838 de dambordvormige indeling op de driehoek in de site. Volgens Verougstraete resteert er in 1840 nog amper 3 ha heide. De late stichtingen van de parochies in de omgeving van het Bulskampveld wijzen tevens op een vrij late ontginning van het gebied. Pas in 1876 wordt Doomkerke (grondgebied Ruiselede) gesticht, Wildenburg (grondgebied Wingene) in 1897, Sint-Jan (grondgebied Wingene) pas in 1913 en Kruiskerke (grondgebied Ruiselede) in 1947. Omstreeks 1859 werden op het grondgebied Wingene ruim 60 ha heide- en bosgrond door de staat aangeworven. Hier werden woningen gebouwd in functie van de nabijgelegen instelling op het grondgebied Ruiselede. Vanaf 1837 vestiging van een suikerfabriek waarvan de gebouwen vanaf 1848 ingericht als Rijksopvoedingsgesticht met bijhorende hoeve en landerijen (Ruiselede, Bruggesteenweg nummers 128-134).
Ook de wijk Sint-Jan ontwikkelt zich in de 19de eeuw. Pastoor P. J. Dhondt richt er in 1818 een armenschool op, de “veldschool” genaamd. Deze school wordt geleidelijk aan het middelpunt van de groeiende gemeenschap. Pastoor Termote sticht in 1862 het klooster Sint-Jan, een bij-afdeling van het klooster van de Dienstmaagden van Maria in Wingene. Een huisje bewoond door de onderwijzeressen, de gezusters Dewulf, kreeg een verdieping en vormde een blok met schoolgebouwen. Al in 1845 wordt door de bewoners een aanvraag voor het oprichten van een succursale of hulpparochie ingediend.
In de 20ste eeuw vinden een aantal grote bouw- en verbouwcampagnes plaats.
Toen in 1900 het gebouw van de vroegere gemeenteschool afgebroken werd, kwam een pleintje vrij. De huizen aan de Bruggestraat werden één voor één gesloopt en Wingene had voor de kerk een nieuwe open plaats. Op 12 november 1919 werd met grote plechtigheid een "vrijheidsboom" geplant op het Kerkplein. In 1904 kon de gemeente van het armenbestuur nog 40 are aankopen en later werd het kerkhof nog verschillende malen vergroot.
Tijdens de twee wereldoorlogen ontsnapte Wingene aan grote vernielingen. Toch eiste de Eerste Wereldoorlog veel soldatenlevens en verscheurde de Tweede Wereldoorlog de gemeente ten gevolge van de collaboratie. Op 17 oktober 1918 werd de kerktoren door de terugtrekkende Duitse soldaten gedynamiteerd. De toren beschadigde in zijn val het achterste gedeelte van de kerk. Ook het oksaal, het orgel en de beiaard werden vernield. In de gemeenteraadszitting van 19 mei 1920 werd beslist ook in Wingene een "gedenkteken voor de gesneuvelden" op te richten.
In 1924 werd de kerktoren heropgebouwd in neogotische stijl, onder de leiding van pastoor A. Six. Op 19 september 1926 werd een nieuwe beiaard ingewijd met 37 klokken. In 1927 werd de kerk voltooid met de plaatsing van een nieuw orgel en elektrische verlichting. In de zuidmuur werd in 1930, ter gelegenheid van de Guido Gezellefeesten, een borstbeeld ingemetseld. Het pleintje naast de kerk kreeg de naam "Guido Gezelleplein" en het korte Gloriestraatje, een verbindingsweg tussen de kerk en de pastorie, werd omgedoopt in de naam Guido Gezellestraat.
In 1913 wordt de nieuwe parochie Sint-Jan effectief gesticht. De nieuw afgebakende parochie komt ongeveer overeen met de toenmalige wijken "De Haze", "Hekke", "Platte beurze" en "Veld". De eerste kerkelijke diensten worden gehouden in de kapel van het klooster van Sint-Jan. Door de Duitse bezetting tijdens de Eerste Wereldoorlog moest de kapel worden verlaten. Er wordt tijdelijk onderdak gevonden in de Vrije Jongensschool. Uitbreidingswerken in 1919 zorgen voor een ruimere kapel die in gebruik blijft tot de wijding van de huidige kerk op 18 oktober 1937. Deze wordt ontworpen door architect Verstraete (Izegem). In januari 1921 krijgt de parochie een eigen begraafplaats. Voordien werden de overledenen naar het kerkhof van Sint-Amandus overgebracht. In 1951 wordt een nieuwe jongensschool met twee klassen gebouwd, een derde klas blijft in de oude jongensschool tot deze in 1954 bij gebrek aan leerlingen verdwijnt. Ook de meisjesschool wordt in hetzelfde jaar vernieuwd. In 1987 wordt de jongensschool geschonken aan de kerkfabriek van Sint-Jan die ze omvormt tot parochiaal centrum. In 1971 wordt een nieuwe pastorie gebouwd naar ontwerp van architecten Joost Vromman en Adelin Deryckere.
In 1921 werd besloten een dienst voor radioberichtgeving met grote actiestraal op te richten, met het doel België te verbinden met het toenmalige Belgische-Congo en Amerika. De werken begonnen in 1923. De eerste steen werd door koning Albert gelegd op 19 december. Het zendstation SCRE met zijn indrukwekkende pylonen (284 meter hoog), werd gebouwd op het grondgebied Ruiselede-Wingene. De eerste radiotelegraafverbinding, Brussel-New York, werd op 3 oktober 1927 ingehuldigd; de eerste berichten met de wegaanduiding "via BELRADIO", bereikten rechtstreeks Amerika, langs een Belgische weg. Op 1 september 1928, werd de radiotelegraafdienst met de kolonie op korte golven geopend. Vanaf 1927 verzorgde dit station de uitzendingen voor Belradio: de vaste verbindingen met Amerika, later met Belgisch-Congo en met de voornaamste Europese steden. Vanaf het prille begin werden de zenders ook aangewend voor verkeer met schepen op grote afstand. Vanaf 1928 werd in Wingene ook gestart met radiotelegrafie- en radiotelefonieverbindingen door middel van korte golven. De installaties werden tijdens de Tweede Wereldoorlog vernield en weggevoerd. Onmiddellijk na de bevrijding werd gestart met de heropbouw. In de loop der jaren werden de zendinstallaties en het antennepark geregeld aangepast aan de technische ontwikkelingen. Het steeds groeiende aandeel van de maritieme diensten in de exploitatie van het zendcentrum en de vermindering van het punt-tot-puntverkeer, leiden ertoe dat het SCRE in 1972 in de Radiomaritieme Diensten werden geïntegreerd. Voor het personeel werden in de Predikherenstraat woningen gebouwd.
In de tweede helft van de 20ste eeuw groeit Wingene verder uit. Dit is duidelijk waarneembaar in de nieuwe wijken onder meer ten zuiden van de Hillesteenweg en ten oosten van de Egemstraat. Nabij het oude centrum van Wingene ontstonden woonwijken na de afbraak van belangrijke historische hoeves zoals onder meer het neerhof van het Hof van Wingene. De omliggende gronden van historische hoeves zoals onder meer "Ter Vloet" (Kozijnhoekstraat nummer 8) en "Schoutewalle" (Peerstalstraat nummer 1) worden verkaveld en kennen tot op vandaag uitbreiding. De wijk Sint-Elooi is een van de jongere wijken van Wingene. Ze is gegroeid rond de in 1955 opgerichte school, klooster en kapel van Sint-Elooi aan de Rozendalestraat. Die kwam er na de samensmelting van twee oudere scholen en kloosters in naburige gehuchten.
In het centrum van Wingene worden een aantal oudere gebouwen afgebroken en vervangen door nieuwe. Een voorbeeld hiervan is het huidige bejaardenhome "Sint-Anna", langs de Beernemstraat. Deze gebouwen vervangen tussen 1962-1964 de 19de-eeuwse kloostergebouwen van Sint-Anna. Het vroegere gemeentehuis van Wingene werd afgebroken in 1985. Er werd een nieuw gemeentehuis naar ontwerp van architect Joost Vromman gebouwd.
Op 19 december 1969 werd beslist tot de ruilverkaveling van landeigendommen in Wingene. Dit beoogde het vormen van regelmatige kavels dichtbij de bedrijfszetel, het saneren van de gronden door verbetering van afwatering en drainering en het ontsluiten van hoeven en landerijen door de aanleg van landbouwwegen. De ruilverkaveling van Wingene was de eerste in West-Vlaanderen, uitgevoerd in een blok van 2362 ha in het noorden van Wingene. Na de aanvraag in 1957 en de oprichting van het comité in 1960 werden de werken uitgevoerd tussen 1965 en 1969. Vooral de waterbeheersing en waterhuishouding werden aangepakt. 550 ha werden voorzien van een buisdrainage. Ruim 60 ha lage gronden werden opgehoogd. 33 km wegen werden vernieuwd of aangelegd. In de omgeving van het Sint-Pietersveld is door de herinrichting van de Blauwhuisbeek, de waterhuishouding sterk gewijzigd. De Boskapeldreef en de Beukendreef kregen er hun huidige aanblik.
In 1976 ging men over tot de fusie van Zwevezele en Wingene.
Achter het gemeentehuis wordt het gemeenteplein met parkeerplaats en bibliotheek gebouwd. De bibliotheek werd gebouwd in 1995 naar ontwerp van architect Marc Lammerant. Andere grootschalige bouwprojecten en infrastructuurwerken zijn de aanleg van de voetbalvelden in 1971 samen met een zwembad (1972) langs de Beernemstraat. Hier wordt ook het cultureel centrum "De Feniks" in 1974 gebouwd. Het oude zwembad wordt in 1997 vervangen door het huidige en "De feniks" wordt gerenoveerd in 1997. De brandweerkazerne wordt gebouwd in 1963.
Het industrieterrein de Verrekijker, langs de Tieltstraat wordt aangelegd in 2000 en kent tot op vandaag nog uitbreiding.
De gemeentekern van Wingene is vrij centraal gelegen in de gemeente. Vanuit de gemeentekern vertrekken enkele hoofdstraten naar de aangrenzende gemeenten, meer bepaald de Beernemsteenweg richting Beernem, de Hillesteenweg richting Zwevezele, de Egemstraat richting Pittem, de Tieltstraat richting Tielt, de Ruiseledesteenweg richting Ruiselede en de Rozendalestraat richting Oostkamp.
De dorpskern van Wingene situeert zich rond het Kerkplein en de Markt met centraal de beeldbepalende aanwezigheid van de Sint-Amanduskerk. Het kerndorp wordt gevormd door de Markt en aansluitend het Kerkplein. De bebouwing op de Markt en het Kerkplein staat in functie van commerciële activiteiten. Met als gevolg dat vooral de begane gronden zijn verbouwd. Meestal een behouden bovenbouw. Lintvormige uitwaaieringen langs de Beernemstraat, de Tieltstraat en de Oude Bruggestraat. Hier een vrij heterogeen straatbeeld, gevormd door de grote schaalverschillen, het uitzicht en de functies van de bebouwing, in kern opklimmend tot de 18de eeuw, maar hoofdzakelijk uit de 19de en de eerste helft van de 20ste eeuw. In het begin van de Beernemstraat aanwezigheid van een brouwerswoning (Beernemstraat nummer 4), een notariswoning (Beernemstraat nummer 7) en een woning van een gemeentesecretaris (Beernemstraat nummer 8). Deze grootschalige woningen hebben rijk uitgewerkte gevels in neoclassicistische stijl. Deze stijl kan ook geïllustreerd worden met panden langs de Oude Bruggestraat. Achter de mooi uitgewerkte gevel van Oude Bruggestraat nummer 16 gaat een rijk en gaaf bewaard interieur schuil in neoclassicistische stijl. Ook vrij eenvoudige lage arbeiderswoningen, al afgebeeld op het primitief kadasterplan (circa 1829). Sobere bakstenen verankerde lijstgevels opengewerkt met rechthoekige muuropeningen. De ene is meer uitgewerkt dan de andere door de variatie in gevelbekleding. Voorbeelden hiervan zijn terug te vinden in de Futselstraat. Tijdens het interbellum worden woningen met weinig uitgesproken stijlkenmerken gebouwd. Nog steeds tal van traditionele, bakstenen woningen opgetrokken in combinatie met geglazuurde sierbakstenen. Oudere woningen worden voorzien van een nieuwe gevelbezetting zoals onder meer cementering met geometrische motieven of cimorné. Meer uitgesproken voorbeelden van grootschalige interbellumwoningen zijn onder meer Pastoor Termotestraat nummer 8 en Tieltstraat nummer 49. Achter de gevel van Pastoor Termotestraat nummer 8 gaat een oudere kern schuil en een eclectisch interieur. Bij Tieltstraat nummer 49 horen de voormalige gebouwen van een zwingelarij. Hier is de doorgedreven vormgeving in modernistische stijl opmerkelijk. Ook Tieltstraat nummer 58 is een gaaf bewaard voorbeeld van uitgesproken modernistische architectuur.
Merkwaardige aanwezigheid in het dorpscentrum van de voormalige dorpshoeve "De Kaplote" (Kaplotestraat nummers 1-3 en nummer 15). Oorspronkelijk een omwalde hoeve met oude kern vermoedelijk teruggaand tot de 17de eeuw. Ook aanwezigheid langs de Beernemstraat van een voormalige herberg-hoeve "'t Hof van Vlaanderen", daterend uit het begin van de 19de eeuw.
In het dorpscentrum of op de rand ervan zijn enkele getuigen van de textielnijverheid. Voorbeelden hiervan zijn onder meer het voormalige modelwerkhuis en weefschool (Beernemstraat nummer 25), gebouwd in 1863-1864 in opdracht van het Bureel van Weldadigheid. Aan de rand van het dorpscentrum aanwezigheid van de voormalige fabrieksvleugel van een "vlasspinderij", nu omgevormd tot een rusthuis (Hoogweg nummer 16).
Buiten de dorpskern bevinden zich enkele historisch gegroeide woonconcentraties, zoals onder meer langs de Ruiseledesteenweg ter hoogte van "Den Hekke" en langs de Peerstalstraat ter hoogte van "Peerstalle" aan de Noordakkkerstraat en de Gravestraat. Deze woonconcentraties staan al weergegeven en aangeduid in het tiendenboek van het Sint-Amandsche van 1639. Nu wordt de bebouwing hier gekenmerkt door lage woningen. Andere bewoningskernen situeren zich rondom de in de 19de en de 20ste eeuw opgerichte parochies. In het noordoosten ligt de parochie Wildenburg, een straatgehucht; met centraal de aanwezigheid van de "Sint-Joriskerk" en het landhuis "Blauwhuis" (Beernemsteenweg nummer 171). Het huidige uitzicht van het kasteeltje "Blauwhuis" komt grosso modo overeen met de weergave van het kasteel in de Flandria Illustrata van Sanderus van 1641. In het gehucht ook aanwezigheid van het voormalig kasteel "Wildenburg" (Beernemsteenweg nummer 106) en het landhuis "De Warande" (Beernemsteenweg nummer 173) die elk een eigen stijl illustreren. Het voormalige koetshuis ingeplant binnen een landschapstuin het enige restant van het vroegere neogotische kasteel. Het landhuis "De Warande" is een voorbeeld van een vrijstaande villa met cottage-invloeden gebouwd in 1901.
De parochie Sint-Jan ligt in het oosten van de gemeente Wingene. De bebouwing wordt gekenmerkt door een langgerekte lintbebouwing langsheen de hoofdstraten Keukelstraat en Balgerhoekstraat. Centraal in deze parochie ligt de kerk (Keukelstraat) gebouwd in 1937 naar ontwerp van architect Verstraete uit Izegem.
De wijk Sint-Elooi is één van de jongere wijken van Wingene. Ze is gegroeid rond de in 1955 opgerichte school, klooster en kapel van Sint-Elooi aan de Rozendalestraat.
Buiten deze kernen hoofdzakelijk landelijk gebied met verspreide bewoning en in het oosten enkele belangrijke natuurgebieden en een voormalige veldzone (*Sint-Pietersveld) aansluitend bij het Bulskampveld (Beernem). Het Sint-Pietersveld is een relict van vroegere wastine waarbij de landschappelijke structuren van de ontginning van dit veldgebied nog zeer goed herkenbaar en aanwezig zijn. Typerend zijn de grote boscomplexen met af en toe enkele open landbouwpercelen ertussen. Overal benadrukken dreven de ontginningsstructuur van het gebied. De bebouwing gelegen binnen het Sint-Pietersveld, langsheen de Vagevuurstraat, Sint-Pietersveld en Sint-Pietersveldstraat is in functie van de nabijgelegen voormalig Penitentiair landbouwcentrum (Bruggesteenweg nummers 128-134, Ruiselede). Onder meer aanwezigheid van matrozenschool (Sint-Pietersveldstraat nummers 3-7), de voormalige jongensschool (Sint-Pietersveld nummer 23), voormalige meisjes- en kleuterschool (Sint-Pietersveldstraat nummer 6B). De woningen met invloeden van de cottagearchitectuur werden gebouwd voor het personeel van de instelling op het grondgebied Ruiselede. Ook aanwezigheid van bebouwing voor het personeel van de nabijgelegen radiocentrum (Predikherenstraat nummer 27). Ook deze woningen vertonen specifieke stijlkenmerken die verwijzen naar het modernisme. Gelijkaardige vormkenmerken zijn terug te vinden bij de gebouwen van de Radio Maritieme Diensten.
Het landschap wordt getypeerd door verspreid gelegen hoeves met akker- en weilanden met open karakter. De hoeves hebben meestal een L-vormige of U-vormige opstelling rondom het erf. Enkele hoeves gaan terug op middeleeuwse structuren. Van de historische hoeves, vaak de zetel van de heerlijkheid, zijn enkele nog gedeeltelijk omwald. Voorbeelden hiervan zijn onder meer "Schouteetewalle" (Peerstalstraat nummer 1), "Poelvoorde" (Poelvoorde nummers 5-7). Deze deels omwalde sites staan ook weergegeven in het tiendenboek van het Sint-Amandsche. De hoeve "Schouteetewalle" was een voormalige verblijfplaats van de schout van de heerlijkheid. De boerenwoning, op een hoogte gelegen, is "1618" gedateerd. De site is toegankelijk via een imposant toegangsgebouw, gedateerd "1904". De site Poelvoorde (Poelvoorde nummers 5-7) bestaat uit een opper- en neerhof. De site is toegankelijk via een poortgebouw, wat zeer uitzonderlijk is.
Enkele sites zijn pas ontstaan in de 18de eeuw en staan voor het eerst weergegeven in het landboek van 1756 en op de kaart van Ferraris (1770-1778). Voorbeelden hiervan zijn onder meer Munkelostraat nummer 6. De boerenwoning heeft een geblokte deuromlijsting in blauwe gesinterde baksteen. Bij de hoeve hoort nog een gaaf bewaarde omhaagde huisweide. Peerstalstraat nummer 46, bewaart nog een 18de-eeuwse boerenwoning en bijhorende aardappelkelder. Predikherenstraat nummer 28, de hoeve "'t Wit Kasteeltje" bestaat uit gaaf bewaarde losse bestanddelen met een U-vormige opstelling rondom een deels behouden erfaanleg met restant van een boomgaard. De hoeve is toegankelijk via verschillende dreven.
Ook in de 19de eeuw worden nieuwe hoeves gebouwd, sommige ter vervanging van oudere hoevegebouwen Kapellestraat nummer 51, de hoeve "Klokhof", ingeplant op een oudere site al weergegeven op de kaart van het Sint-Amandsche (1639). De huidige hoevegebouwen dateren van 1865-1866. "Hof Peerstalle" (Noordakkerstraat nummer 13) is een voorbeeld van een hoeve uit de tweede helft van de 19de eeuw met gaaf bewaarde losse bestanddelen, ingeplant op een oudere site teruggaand tot de 16de eeuw. Andere voorbeelden zijn onder meer Ratelingestraat nummer 1 met bijhorende imposante cichorei-ast, ingeplant op een oudere site, maar met 19de-eeuwse bebouwing, met rijk uitgewerkte boerenwoning.
In het interbellum worden enerzijds hoeves grondig verbouwd en anderzijds nieuwe hoeves gebouwd. Peerstalstraat nummer 56 is een voorbeeld van een hoeve uit het interbellum, vermoedelijk gebouwd in 1936, met typische vormgeving en stijlkenmerken.
Meestal hebben de boerderijen nieuwe of vernieuwde gebouwen en is er een opvallende aanwezigheid van grootschalige runder- en varkensteelt. Soms nog behouden lindebomen bij de erftoegang, ook (restanten van) boomgaarden zijn bewaard. Heel wat hoeves zijn omhaagd met meidoorn- en/ of hulsthagen.
Verspreid over het landelijke gebied ook aanwezigheid van clusters van kleinschalige boerenarbeiderswoningen. Overwegend eenvoudige bakstenen constructies van één bouwlaag onder een pannen zadeldak met bijhorende nutsgebouwen. Sommige zijn eigendom van het nabijgelegen kasteel, bijvoorbeeld het kasteel "Munkengoed" en het kasteel "Wildenburg".
Het landelijke gebied van Wingene wordt gekenmerkt door een aantal kapellen al dan niet te situeren bij een erftoegang en dikwijls in combinatie met lindebomen. Over het hele grondgebied komen 19de- en 20ste-eeuwse kapellen voor, in diverse groottes en bouwstijlen. Voorbeelden hiervan zijn onder meer de "Boskapel" gebouwd in 1877 (Boskapeldreef).
Bron: GILTÉ S. & BAERT S. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Wingene, Deelgemeente Zwevezele, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL43, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Gilté, Stefanie; Baert, Sofie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
't Hof van Wingene
Omvat
Balgerhoekstraat
Omvat
Bedelfstraat
Omvat
Beernemsteenweg
Omvat
Beernemstraat
Omvat
Beerweg
Omvat
Beukendreef
Omvat
Blauwhuisstraat
Omvat
Boskapeldreef
Omvat
De Gruyterdreef
Omvat
Doornstraat
Omvat
Egemsestraat
Omvat
Eikendreef
Omvat
Futselstraat
Omvat
Galgenstraat
Omvat
Gemeenteplein
Omvat
Gevaertstraat
Omvat
Gravestraat
Omvat
Guido Gezelleplein
Omvat
Guido Gezellestraat
Omvat
Heilig Sacramentstraat
Omvat
Hekkestraat
Omvat
Heremeersstraat
Omvat
Hereveldstraat
Omvat
Hertsbergeveldstraat
Omvat
Hillesteenweg
Omvat
Hondsweg
Omvat
Hoogweg
Omvat
Kapellestraat
Omvat
Kaplotestraat
Omvat
Kasteeldreef
Omvat
Kerkplein
Omvat
Keukelstraat
Omvat
Kleine Veldstraat
Omvat
Kleiweg
Omvat
Kozijnhoekstraat
Omvat
Lammersdam
Omvat
Lavoordestraat
Omvat
Leendreef
Omvat
Leenmolenstraat
Omvat
Lijkstraat
Omvat
Markt
Omvat
Molenlaan
Omvat
Molenstraat
Omvat
Munkelostraat
Omvat
Munkestraat
Omvat
Nieuwstraat
Omvat
Noordakkerstraat
Omvat
Oude Bruggestraat
Omvat
Pastoor Termotestraat
Omvat
Peerstalstraat
Omvat
Persynstraat
Omvat
Piewittedreef
Omvat
Poelvoorde
Omvat
Polderdreef
Omvat
Predikherenstraat
Omvat
Rakestraat
Omvat
Ratelingestraat
Omvat
Rijsbergestraat
Omvat
Rozendalestraat
Omvat
Ruiseledesteenweg
Omvat
Scheidingsstraat
Omvat
Schewegestraat
Omvat
Schuiferskapelstraat
Omvat
Sint Pietersveld
Omvat
Sint-Pietersveldstraat
Omvat
Speibeekweg
Omvat
Tieltsteenweg
Omvat
Tieltstraat
Omvat
Uitkantstraat
Omvat
Vagevuurstraat
Omvat
Vinkestraat
Omvat
Vriesestraat
Omvat
Vromanstraat
Omvat
Vusakkerstraat
Omvat
Wulfhoekstraat
Omvat
Zandbergstraat
Is deel van
Wingene
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Wingene [online], https://id.erfgoed.net/themas/14922 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.